3 2 5 4 6 HET DOOLHOF. EEN AARDIG GEDULDSPELLETJE. T EEN AARDIG SPEL. DE GEBROKEN RUIT. „Zoo, ben je weer terug uit het Zui den, mevrouw Roodborstje", zei de oude appelboom. „Ja, daar ben ik weer", antwoordde zij, na een heerlijk bad genomen te hebben aan de oevers van het meertje. „Mijn man en ik kwa men een paar dagen geleden al hier terug, maar wij zijn nog steeds op zoek naar een plekje, om ons nestje te kun nen bouwen. Want", vervolgde ze met een knipoogje naar links, „de spreeu wen hebben ons nest ingenomen, dat wij verleden jaar gebouwd hebben. Maar, je moet niet denken, dat wij het erg vinden, want het nest was al ou en het dak lekte, maar zoodoende neD- ben we nog steeds geen nieuwe woning ontdekt. Nu" antwoordde de appelboom, „als je wilt kun je gerust je nest in niijn takken maken, de andere vogels doen dat ook". „Dat is wel heel vriendelijk van 3e, hoor", antwoordde mevr. Roodborstje, „maar ons nestje is lang niet zoo sterk, als dat van de meeste andere vogels en wij moeten eigenlijk een vogelhuisje hebben, om ons nestje in te kunnen maken". „Dan weet ik een plekje, dat voor jullie geknipt is, zei een heel zacht stemmetje. Het bruine huis, dat vlak bij de uitgespreide takken van den appelboom stond, had het gesprek tusschen den boom en mevrouw Rood borstje afgeluisterd en vervolgde nu: „De kinderen hebben een tijdje ge leden bij mij op den zolder gespeeld en Bobby, die aan het ballen was, gooide precies zijn bal door het raam heen, zoodat de ruit natuurlijk brak. Ik ben er zeker van, dat het gat in de ruit groot genoeg is voor jou om in en uit te vliegen, en vlak tegenover de ruit is een balk, waarop je prachtig je nestje zou kunnen bouwen." „Wel bedankt," zei mevrouw Rood borstje vriendelijk en weg vloog ze. Eenige weken later op een Zaterdag middag kwam de eigenaar van het bruine huis uit de stad naar huis toe en had onder zijn arm een heel dun pak. Zijn vrouw en de kinderen kwamen lachend hem tegemoet, waarop me vrouw zei: „Zoo man, heb je eindelijk een ruit meegebracht om in het zolder raam te zetten?" Meneer maakt.e het pak open en haalde er een ruit uit, 1 welke hij met een doek afwreef, tot ze blonk als een spiegel, waarna hij voor zichtig de zoldertrap opliep. Moeder had nog slechts eeD knoop aan de blouse van Bob gezet en de oud ste dochter had nog slechts ten bloem op een kleedje geborduurd en Bob en zijn zusje hadden nog maar (5 maal de bal naar elkaar toegegooid toen va der weer beneden kwam met de ruit weer in zijn handen. Hij wendde zich tot moeder en zei: „Ik kan de ruit er niet inzetten." „Waarom niet?" vroeg moeder, haar naaiwerk neerleggend. De oudste dpchter liet haar borduur werk even rusten en Bob en zijn zusje vergaten te ballen van belangstelling. „Ja," zei vader, „ik geloof, dat het beste is, als wij met ons allen maar eens even naar den zolder gaan, dan kunnen jullie zelf zien waarom niet." Zoo gingen zij nu allen achter elkaar de zoldertrap op en stonden weldra vlak voor het raam met de gebroken ruit. Vader wees op den balk recht tegenover het raam en daar ontdekten zij nu een heel klein en teer vogel nestje, waarin vier kleine kale rood borstjes lagen, die waarschijnlijk pas een dag of twee oud waren. Ze deden hun snaveltjes wijd open, want ze dachten natuurlijk, dat zij eten kregen Juist kwTam er een gefladder door he raam en even later kwam moeder Roodborstje naar binnen, haar bekje vol voedsel voor haar kindertjes. Z13 schrok erg toen zij al die vreemde menschen daar bij haar kinderen zag en vloog angstig piepend heen en weer. „Kom," zei moeder nu, „laten w13 naar beneden gaan, want het vogeltje is zoo geschrokken van ons allemaal." „Wel," zei vader, toen zij allemaal weer beneden waren in de huiskamer, „vindt je het zelf ook niet beter, dat wij maar wachten met de ruit in het zolderraam te maken, tot de vogeltjes groot zijn, of zal ik het raam maar wel maken?" „O neen," riep moeder en groote zus, zoo wel als Bob en kleine zus riepen in koor: „O neen." Zien iullie dien dwaaltuin op het plaatje? Nu, een boerenzoon kreeg de opdracht om in het middelpunt van dien tuin wat te gaan halen. Er stond stond namelijk een boom met drie gou den appels. Als de boerenzoon de ap pels zou bereiken mocht hij ze be houden. Omdat de appels natuurlijk erg veel waard waren, ging de boerenzoon dade lijk vol goeden moed op weg. Hij heeft na héél lang zoeken het middelpunt en beeren of je het middelpunt vinden kunt. Vooruit, laat eens zien, dat je minstens net zoo snugger bent als de boerenzoon. Alleen.... de gouden ap- pers zijn weg, hoor. Jullie hebt misschien nog wel van die oude legkaart-h'okken. Je weet wel: een aardig spelletje, waarbij je zes van die oude blokken kunt gebruiken. Ik <0 -^\ 1 JibHC11 J van die vierkante blokken, waarmee je verschillende platen kunt vormen. Mis heb er drie plaatjes bij laten teekenen, waarop je kunt zien hoe alles precies schien zijn de blokken al oud en speel je er toch niet meer mee. rfu weet ik in zijn werk gaat. Op het eerste plaatje zie je de blokken zooals ze worden moe- den boom met gouden appels gevonden. De drie appels heeft hij verkocht voor honderdduizend gulden en toen is hij gaan trouwen met Trien, de dikke keu kenmeid van den bakker! Nu moesten jullie toch ook eens pro ten. Je moet ze namelijk beplakken met wit papier. Op de zes witte kanten, die aldus ontstaan, moet je de cijfers zet ten. Je ziet op afbeelding twee welke cijfers dat moeten worden. Het is hiei voorgesteld als was het papier er nog niet opgeplakt. Je kunt dus eerst deze vormen knippen, de cijfers erop zetten en ze later op de blokken plakken. Wanneer je al die blokken met die cijfers erop klaar hebt, komt het eigen lijke geduldspelletje pas. Je moet de blokken zoo naast elkaar zetten, dat in de vier getallen van zes cijfers, die wor den gevormd, aldoor de getallen van één tot zes voorkomen. De volgorde doet er niets toe. Jullie moet er maar eens op piekeren; zoo gemakkelijk als het schijnt is het niet, hoor! Doe maar goed je best. Op derde afbeelding zie je een voor beeld van de blokken, die zoo naast el kaar gelegd zijn, dat zich de gevraagde zes getallen vormen. Wie kan de kaarten in het doosje werpen? Als het buiten regent zoek je wel eens naar een aardig spelletje om den tijd te verdrijven. Ik weet er een dat op het eerste gezicht een beetje flauw lijkt, doch dit toch in het geheel niet is. Je gaat aldus te werk: Neem een klein kistje (waar sigaren in gezeten hebben b.v.) en zet dat op tafel. Je stelt je nu met je vriendjes die meedoen, ongeveer l1/2 M. van de tafel op. Van vader leen je een spel kaarten. Je probeert nu de kaarten in het kistje te werpen. Oho. dat is niet zoo makkelijk. Je zult nog heel wat keer tjes misgooien, reken daar maar op. Het beste doe je door te gooien, zoo als op ons plaatje wordt voorgedaan. Maar lastig blijft het hoor! De schipbreuk. „Zoo ben jij de eenige overleven de van de schipbreuk. Hoe werd je ge red?" „Gered?Ik kwam te laat voor de boot. door G. Th. ROTMAN, 75. De arme stakker gaf een gil Van den schrik en sprong achteruit Door de beweging, die ze daarbij met de koekepan maakte, kwam het bakkende ei precies op haar hoofd terecht. Ge lukkig was het in dien tijd al wat afge koeld, maar erg plezierig zal het toch wel niet geweest zijn! 76. Rrt! Wij op de tafel. Daar stond een heele stapel borden, pas schoon- gewasschen en met de sauskom er bo ven op. Bibberend van angst verbor gen we ons tusschen de randen van de Maar ach, Sientje, of hoe in h maS, had ons al heel gauw m de gaten. 77. Zelf nog banger dan wij, zwaaide ze de koekepan boven haar hoofd. Eén, twee pats! Met een mokerslag kwam de pan boven op den stapel borden neer; een regen van scherven vloog naar alle kanten het was een lawaai, of het heele huis in de lucht vloog! Ze kon echter zoo vlug niet zijn, of wij waren nog vlugger. 78. Want we namen, juist op het laatste oogenblik, een geweldigen sprong door de lucht, om een toevlucht te zoeken op het eierrek, dat op de aanrecht stond. En 't volgend oogen blik.... pats! daar mepte Kaatje met een welgemikten slag het h-v'e eier rek op den grond! Alle eieren kaporest

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 15