SS-— 504 VAN ZATERDAG 19 SEPT. 1931. ONDANKS DE MISLUKKING DER WILKINS EXPEDITIE TOCH ONDERZEEBOOTEN. Mits speciaal voor Poolonderzoek gebouwd. Dr. Leonid Breitfuss, een bekend deskundige, aan het woord. Varia. Grootmoeder vertelt. tIlitt (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Het mislukken van de Wil- kins-Pool-expeditie heeft op nieuw een levendige discussie doen ontstaan over de vraag of het doelmatig is, den Pool met een onderzeeër te onder zoeken. Wij geven hier een gesprek weer, dat onze cor respondent met den bekenden poolonderzoeker, dr. Leonid Breitfuss, had en waarin deze zijn meening over de actueele kwestie geeft. In de Bibliotheek van het Zoölogisch museum in de Invalidenstraat te Ber lijn vindt men, na een langen tocht door naar vocht ruikende donkere gan gen, eindelijk den man, die naast pro fessor Baschin tegenwoordig de eenige bekende poolonderzoeker in Duitsch- land genoemd kan worden: dr. Leonid Breitfuss, leider van de „Krassin"- expeditie, in het jaar 1920 tochtgenoot van talrijke andere poolexpedities, w.o. twee die in de jaren 1898 en 1908 de belangstelling van de geheele wereld hadden. Deze uitstekende kenner van de Noordelijke IJszee, bevriend met bijna alle moderne poolonderzoekers en ook tegenwoordig vol belangstelling voor de verschillende gebeurtenissen op het gebied van het poolonderzoek, is wel de aangewezen man om een oor deel te vellen over de door het ongeluk vervolgde Wilkins-expeditie en een antwoord te geven op de vraag: Zijn duikbooten geschikt voor het poolon derzoek? Groot en slank, met een scherpbe- sneden gelaat en een smalende trek om den mortd, begint hij te vertellen in een zeer vreemd klinkend Duitsch, dat aan het accent der Russische emigranten herinnert. „Men moet niet zoo schimpen op Wil- kins, zooals men tegenwoordig doet. Het is schijnbaar in de mode. Wilkins is een brave poolonderzoeker, die reeds vele resultaten heeft gehad met zijn werk en ook de aangewezen man scheen deze moderne expeditie te lei den. Hij heeft slechts één fout: hij is onderzoeker en geen technicus. Was hij dat wel, dan zou hij vanzelf hebben ingezien wat niet alleen ik, maar ook alle andere poolkenners hebben ge zegd en geschreven: met deze boot kunt u slechts ongelukken maken. U zult pech krijgen die uw werk ten zeerste in den weg zal staan". Zooals gezegd: Wilkins is geen tech nicus. Als hij dat wel was had hij zich in geen geval met de oude, in 19i8 ge bouwde en korten tijd daarna reeds weer buiten dienst gestelde onderzee boot „Nautilus" ingelaten. Dezc boot is een ondeugdelijk instrument. Tn Brid- geport vervaardigd, bezit de „Nautilus" twee Bosch-Sulzer Dieselmotoren voor het varen boven water die tezamen 1000 P.K. bezitten en 7000 zeemijlen achter elkaar kunnen afleggen met een snel heid van 10.9 knoopen. Dit aantal ach ter elkaar af te leggen mijlen is op zich zelf klein, maar voor een tocht van Spitsbergen naar Alaska (ongeveer 2100 zeemijlen) genoeg. Hgt totaal aan tal mijlen, dat onder water kan wor den afgelegd, is echter niet voldoende. Bij een totaal-prestatie van 200 P.K. staan de beide electro-motoren hoog stens 40 uren achtereen duiken toe met een snelheid van slechts 8 knoopen. De boot kan dus in het gunstigste geval 125 mijlen onder water afleggen, een afstand, die volgens mij veel te kort is. Een andere groote constructiefout j van de boot is, dat de beide scheeps schroeven niet recht naar achter staan, doch zijdelings. Zoodra de „Nautilus" dus in het pakijs komt, loopt ze gevaar dat de schroefbladen afgeslagen wor den. Wat dat voor een expeditie bet ee kent, behoef ik niet eens te vertellen. J En dan is de wand van de boot veel te dun. Iedere Spree-boot lijkt mij voor de Poolexpeditie geschikter dan de „Nau tilus" die zoo onsterk is, dat de minste druk van het ijs een lek tengevolge moet hebben. Ik heb dit alles reeds langen tijd ge leden aan bevriende wetenschappelijke organisaties in de Vereenigde Staten geschreven. Hoezeer ik hier gelijk heb gehad, bewijst Wilkins radiobericht van 4 September, waarin hij „twee l.ek- ken en nog enkele zorgbarende manke menten aan zijn boot" meldt. Dat er op de waarschuwingen van mij en ook van andere zijden zoo weinig acht is gesla gen, komt, omdat Wilkins, Svordrup en Villinger te weinig van de techni sche dingen begrijpen om het gevaar, waarin ze zich wagen, te zien. Had men mij gevraagd of ik mede wilde gaan, dan had ik in ieder geval geweigerd, hoewel ik toch in het geheel niet den naam heb, bang te zijn. Tot zoover dus over de boot van deze ongelukkige expeditie. Over het idee om met een onderzeeër naar de Noord pool te gaan op zichzelf kan ik slechts enthousiast zijn. Het is werkelijk grootsch. De verwerkelijking van dit plan echter is een zaak, die niet door poolonderzoekers, maar door technici moet worden opgelost. Wanneer men gaat met een speciaal voor dit doel ge bouwde onderzeeboot, zijn de gevaren vrij miniem. Want de grootste gevaren kan men onder water letterlijk en fi guurlijk „ontduiken". Ijsbergen zijn er in deze regionen niet, maar wel verder zuidelijk. Buitendien heeft de ijskorst in het Poolgebied slechts een dikte van hoogstens drie meter. Men kan er dus gemakkelijk doorheenkomen. Ook de temperatuur is voor onderzeebooten niet ongunstig, daar het met ijs bedekte water niet veel kouder dan 0 graden zal zijn. Gevaarlijk is voor een duikbootexpe ditie slechts het opduiken en het boven water varen. In de voor de expeditie aangewezen zomermaanden (Juli, Au gustus en September) zijn namelijk slechts vijftig procent van de nog niet onderzochte gebieden met ijs bedekt, de andere vijftig procent is echter open. Het is nu nog slechts een geld kwestie, een onderzeeboot zoo sterk te bouwen, dat de wanden ook den druk van grootere ronddrijvende ijsschollen zonder schade kunnen doorstaan. Even eens is het een geldkwestie, een ijs- boorapapraat te construeeren, dat wer kelijk zuiver werkt zonder voortdu rend storingen te hebben. Ik wil er verder bij deze gelegenheid den nadruk op leggen, dat het idee om onder den Noordpool door te varen niet van Wilkins is, doch het eerst werd geopperd door den Oostenrijkschen in- genieur Anschutz. In het vier en veer tigste deel der „Mededeelingen van de Oostenrijksche geografische vereeni- ging" deed Anschutz in het jaar 1901 reeds het voorstel een duikbootexpe ditie uit te rusten, die, onder het ijs van den Noordpool door zou varen. Na tuurlijk heeft men hem toen uitge lachen; zijn idee was te grootsch, zóó grootsch zelfs dat het. eerst dertig jaren later door Wilkins weer werd opgevat en voor een deel althans werd uitgevoerd. Ik ben er dan ook sterk voor, dat Wilkins' experiment later nog eens herhaald wordt en dan niet met de on deugdelijke „Nautilus", maar met een speciaal voor het doel gemaakte boot. De kosten daaraan verbonden zullen niet zoo buitengewoon hoog zijn. De „Nautilus" heeft b.v. in het jaar 1918 precies 1 millioen dollar gekost. Moeilijkheden, voortspruitende uit de aardformaties in de verschillende gebieden, zullen aan zulk een tocht nauwelijks verbonden zijn. De Poolzee is een drieduizend meter diepe mid denzee tusschen het Amerikaansche en het Europeesche vasteland. Ondieper is zij slechts in de buurt van Alaska, maar ook daar zullen genoeg vaargeu len te vinden zijn. Om al deze redenen houd ik het voor zeer waarschijnlijk dat naast het luchtverkeer natuurlijk in afzien- baren tijd reeds 'n regelmatige vracht- dienst van Europa op Alaska met on derzeebooten zal worden onderhouden. We staan nu aan het begin van een ont wikkeling, die door haar belangidjkste voorvechter Wilkins zelf, wellicht nog niet kan worden overzien. Maar over enkele jaren zal men mij gelijk geven. Het zou zeer verstandig van de scheeps bouwers zijn om nu rees met de con structie van onderzeeërs met grootere passagiers- en vrachtruimte te begin nen. (Nadruk verboden). ALLEMAAL VERBEELDING. „Niets bestaat werkelijk, alles is verbeelding!" Deze wijsheid verkon digde Isadora Duncan in een boek, dat vele wijze woorden bevat van de be roemde danseres en dat kort na den dood van de kunstenares werd gepubli ceerd. „Ik heb jaren van strijd en hard wer ken noodig gehad", aldus Duncan, „om een enkel gebaar aan te leeren en ik ben ervan overtuigd, dat ik even vele jaren noodig zou hebben om te leeren, een zin onberispelijk in elkaar te zet ten. Schrijven is een aparte gave en slechts weinigen zijn uitverkoren. Ik voor mij ben ervan overtuigd, dat een ontdekkingsreiziger de heele wereld doorkruist kan hebben, namelooze el lende aanschouwd, schrikwekkende avonturen meegemaakt, zonder in staat te zijn, een leesbaar reisverhaal in elkaar te zetten. Terwijl een ander, die nooit den voet op vreemden bodem heeft gezet, allerlei jachtavonturen in de jungle zóó levendig weet te beschrij ven, dat zijn lezers, worden meege sleept en volkomen den indruk krijgen, dat de knappe auteur al dat wonder lijks zelf heeft meegemaakt. Ze voelen den angst mee van den koenen jager, ze ruiken de lucht van het wild, ze hoo- ren het schuifelend geluid van de na derende ratel-slang „Er bestaat niets dan de verbeelding en de mooiste oogenblikken van mijn leven hebben maar al te spoedig hun charme verloren, omdat ik helaas niet beschik over de pen van een Cervan- tes, een Casanova Zoo zucht de vrouw, die wereldbe roemdheid verwierf. „Zul je me niet vergeten, jongen?" „Nooit van mijn leven, ik heb een knoop in mijn zakdoek gelegd." („Pages gales"). door Louise Kalhé. In t voortuintje aan den singel zaten de oude vrouw en 't jonge meisje. Ze werkten beiden aan een handwerkje, t Was een prachtige morgen in Juli- de planten stonden in bloei en overal tjilpten de vogels.. Paardengetrappel deed 't meisje od kijken, 'n Rijtuig met twee schimmels reed voorbij. „Kijk eens, oma, wat daar aankomt!" „Gunst, ja", zei de oude vrouw: ook toevalligl" Ze keken 't rijtuig na. 'n Bruid en bruidegom, met twee getiugen, reden er mee naar 't stadhuis. Toen 't rijtuig om den hoek verdwenen was, werkten beiden zwijgend door. Na 'n poosje keek 't meisje op. ,,'k Had 't niet moeten zeggen, wel Oma?" vroeg zij. Glimlachend keek de oude vrouw haar aan. „Dat zou jammer geweest zijn, Mimi", zei ze. „Waarom zou je me niet mogen herinneren aan den mooisten dag van m'n leven?" „Maar 't is vandaag immers juist uw trouwdag?" „Zeker, en 't was toen ook 'n rijtuig met twee schimmels. Dat brengt geluk aan". „Dat wist ik, Oma, en daarom was 'k bang „Dat de herinnering aan 't geJuk me Pijn zou doen? Nee, kind; 't geluk duurt piet eeuwig. Dat zal je ook eens moe- leeren". De oude vrouw had haar werkje neer gelegd en keek 'n poosje peinzend voor zich uit. „Zal 'k je eens iets meer vertellen over Grootvader?" vroeg ze. „Graag, Oma". Toen vertelde de grootmoeder van haar trouwdag. Zoo'n heerlijke zonnige dag. Geen bruiloft; alleen 'n dineetje met de beste vrienden. De wederzijd- sche familieleden waren voor 't groot ste deel niet tegenwoordig. Boos, dat zü 'n ouderen man getrouwd had. Dat kon niet goed gaan. Hij zat er wel goed bij; maar zij was te levenslustig voor zoo'n man, die altijd met zijn gedachten bij zijn zaken was. 't Eerste jaar ging heel gauw voorbij. Dat was 'n heerlijke tijd voor haar. En toen Willy, Mimi's moeder geboren werd, waren beiden den hemel te rijk. Maar al gauw daarna kwamen de zorgen. Grootvader ging achteruit in z'n zaken; de gevolgen van den oorlog '70-'71. Ze sprak hem moed in; begreep zelfs niet. hoe hh zoozwart- gallig kon zijn. Alles moest immers te recht komen. Maar 't kwam niet te recht. De eene slag volgde op den andere, 't Duurde wel heel lang, maar onverbid- dellijk brak 't noodlot alles af, wat hij in den loop van jaren had opgebouwd. Tot eindelijk wat hij zoo lang gevreesd had, kwam; hij ging failliet en ze wa ren straatarm. De familie triomfeerde. Nu hau ze, wat ze verdiend had. Zorg en 'n ouden man. Ook de vrienden van vroeger oordeelden op de gebruikelijke manier over den man, die 't afgelegd had in den bitteren strijd om 't bestaan. Was hij vroeger 'n flinke, knappe za kenman geweest, nu haalde men mede lijdend de schouders over hem op. De hulp, die hii kreeg, was onvoldoende om hem er bovenop te helpen en hii was te eerlijk om 't geld van anderen op 't spel te zetten. Jaren van armoe en tobben volgden nu. Maar ze bleven ge zond en vochten door, al was meerma len eeen enkele lichtstraal te zien. Ze

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 9