p? LM Plepneus en Bibbersnoet 4~- (T ff 1 n 12 4» 0 ONSKlNDÊ^Ï^Ë Beste Jongens en Meisjes! Ik moet jelui wat vertellen, en ik weet eigenlijk niet goed hoe ik dat doen zal. Want 't is een beetje gek. Moet je hooren: jelui denken, dat ik de kindervriend ben, de meneer, die elke week met jelui babbelt. Maar dat is niet zoo, die meneer zwerft op het oogenblik ergens op zee (misschien lit-ie in een duikboot en dan zou het „onder zee" moeten zijn, niet?) bij de manoeuvres van de marine, en nu heeft hij mij gevraagd om jelui dat te ver tellen. Dus het gekke van het geval is, dat de „ik* die vandaag met jelui praat, een sassiere „ik* is als die van vorige weken. „Ik" hen dus niet ,ik", maar iemand anders. Snap je? Dat is nou het moeilijke van het geval. En nu gaf hij me de brieven, die zijn vriend jes en vriendinnetjes hem hadden ge schreven over de vacantie, en hij vroeg me of ik nu in zijn plaats een babbeltje met jelui wilde houden. Nou, dat wil ik wel, want ik ben ook wel een beetje kindervriend. De volgende week komt hij zelf weer en dan zullen de raadsels ook wel weer beginnen. Allereerst wilde ik jelui zeggen, dat ik (dat ben ik zelf dus) teleurgesteld was over het kleine aantal briefjes, dat is gekomen. Nu is het waar, de vacan tie is al weer een heele poos achter den rug en jelui hebt alweer allerlei dingen op school beleefd met de vriendjes en vriendinnetjes. Ik zal er dus maar niet over treuren, want het is eigenlijk door de groote vacantie ge komen, dat ons wekelijksche praatje is verwaarloosd. Nu de dagen weer wat korter beginnen te worden is er weer meer tijd en liefhebberij voor een briefje. Niet? Het eerste briefje cat ik in handen kreeg, was met potlood geschreven. Het was van een 9-jarig meisje en die is, ach arme! ziek. Al een he'elen tijd. Nannie Grande heet ze en ze woont in de Middenstraat 149. Ze schrijft: „Lieve kindervriend, het speet me heel erg, dat we met September geen raadsels gekregen hebben, want ik had er zoo naar verlangd, omdat ik al twee maanden ziek ben. Ik ben net anderhalve week voor de vacantie ziek geworden en ik vond het wel jammer, want ik had met de vacantie op reis gegaan, dus nu kan ik geen briefje op maken, omdat ik al maar te bed gelegen heb. Ik ben vandaag voor het eerst uit bed, een paar uurtjes, ik heb me wel eens een beetjte verveeld. W ett u wat ik pret tig rr et de vacantie vond? Als de kindeten van den speeltuin naar de duinen gingen, want dan gingen ze langs tijijn huis ei dan kon ik ze zien gaan en dan vond ik het wel eens jammer, dat ik niet mee kon. Maar dan zei mijn moeder tegen me: „ander jaar ga iij ook mee", dus dan was ik weer tevreden.', Arme Nannie, he? Wat na^r, om zoo lang ziek te moeten zijn en dan nog wel vlak voor de eerlijke vacantie naar bed te moeten gaan! Wil ik haar namens jelui al len maar de hartelijke groeten brengen en haar nu spoedige beterschap toewenschen? Hoor je 't, Nannie? Van alle kinderen krijg je een groet, misschien is er wel een vrien dinnetje dat je wat bloemen brengt. Dat zou fijn zijn, niet? Annie Walboom heeft, ouder ge woonte, weer haar verhaal op rijm gebracht. Ze is in de vacantie in Amersfoort geweest en per fiets naar het Uddeler meer. Ook in Zandvoort, luister maar: Eerst met den trein, toen met de bus, Kwam ik in Zandvoort met mijn zus. Eerst ging ik liggen aan het strand En werd er door de zon verbrand, Toen ging ik zwemmen in den zee, Deed later nog met zandhappertje mee. Ik holde de duinen op in draf, En rolde dan van boven af. Maar dat Annie van de zee een jongetje heeft gemaakt, vind ik niet aardig, want het is heusch een meisje. Nou, en dan moet het een meisje blijven ook, nietwaar? Dan krijgen we Ina Boels van den Ruyghweg. Ina houdt zich maar bij het proza, ze is geweest in Amsterdam en later in Arnhem, in het groote park Sonsbeek. Daar heeft ze herten gezien en eendjes, en die heeft ze daar gevoerd. En zelfs heeft ze daar in een beekje bootje gevaren. Zeg nu maar, dat dat geen fijne vacantie was! Een heele dikke brief is er van Annie Koningstein. Ze stuurt haar portret er bij; ze heeft in haar arm een hondje, maar het is niet echt (net als ik, ik ben niet als hondje, maar als kindervriend niet echt, hè?). Ze krijgt van vader een levend hondje en zal daarover dan een verhaal schrijven. Ik zal het portretje met het ver haal van de vacantie aan den echten raad selmijnheer geven, want voor hem is dat toch bestemd, hè? Nog een dikke brief is er, keurig nétjes geschreven, van Henk Verheul. Jonge, jonge, die heeft zich uitgesloofd om alles op papier te zetten. Wat zal de raadsel mijnheer daar blij mee zijn! Misschien neemt hij er de volgende week wat uit over. Nu, beste kinderen, ik moet eindigen. De volgende week krijgen jelui weer je gewone praatje. Dag! OM VERDER TE TEEKENEN. Dat is ook wat! Onze teekenaar, die het plaatje hierboven heeft geteekend, was te lui om het verder af te maken. heeft hij nu hier ook gedaan. Je behoeft echter nog niet te hopen. Als je wilt zien hoe de t^n' Hij zei: ik ga naar bed en zien jullie maar, dat je het klaar krijgt. Profes sor Hekkie heeft het nu verder afge maakt, maarhij kan niet teekenen. Alleen maar cijfertjes zetten. En dat ning eigenlijk is, dan moet je de cijfers van 1 tot 42 met elkaar verbinden. Dan zal je zien, hoe de tatkoiaj eigenlijk zou zijn geweest, als de kenaar niet zoo lui was HIER KLOPT IETS NIET... Hier boven op het plaatje zien jullie twee figuren geteekend. De bovenste figuur toont ons een vierkant waarin zien. Je krijgt dan een rechthoek, waar van echter het wonderlijke is, dat deze bij natellen in65 vierkantjes blijk KLEIN MEISJE. Klein meisje speelt in 't zonnegoud haar lijfje zwak gebogen, en alles om haar lacht en juicht weerspiegelt in haar oogen. Haar blanke kopje is van goud dat ragde wonderfijn en krulde woelig als de zee met glans van zonneschijn. Zij is het kindje van de zon die haar te wiegen schijnt en met zijn mooie stralenpracht blinkend-goud omlijnt. ONELT. (Nadruk verboden). I ■ff i. 1 64 tel maar na kleine vierkant jes zijn geteekend. Knip het vierkant uit en deel het in vier stukken, A, B, C en D. Deze stukken moet je echter knippen langs de vette lijnen, die de teekening aangeeft. Heb je nu die vier stukken voor je liggen, dan pas je ze weer in elkaar zooals de onderste teekening dat laat te zijn verdeeld in plaats van fA. Maar dat moet natuurlijk gissing zijn! Als er 64 vierkant)» jSe' teekend zijn, zijn er nu geen 651 Daarom moet er iets niet kloppen. Nu mogen jullie eens uitzoeken wat dan wel niet klopt. De oplossing geef ik volgende week niet! Als je mat goed nadenkt vind je het vanzelf v - door G. Th. ROTMAN, 91. Even later moest Theodora Sleep- staart voor de klas komen. Vol span ning zat ik af te wachten, wat er gebeu ren zou,, want ik dacht, dat de juffrouw dat nu wel een éénige mop zou vinden. Maar 'k had alwéér misgerekend. „Wie heeft dat gedaan?" piepte zo streng. 4. 92. „Hij, juffrouw!" piepte de jon gen, die naast me zat. De juffrouw stormde op me af, en 't volgend oogen blik stond ik met gloeiende ooren in de gang. Maar het staan verveelde me gauw, en ik wandelde naar het hok ach ter in de gang, om aan de kraan mijn dorst te lesschen.Maar wat was dat? 93. Er werd tegen de ruit getikt. Ik keek om en zag tot mijn grooten schrik, dat meester Muizenvreugd buiten alles af had staan loeren, ik er vandoor, dat vat je; maar in mijn verbouwereerd heid vergat ik heelemaal de kraan te sluiten, en wat dat voor gevolgen had. zul je straks hoorenl 94. In de gang riep ik Prfcl^ »r MuizenvreiiPd tegen 't MS ter Muizenvreugd tegen 't 1|L pakte me bij m'n ooren en '>rJ t in de klas. Toen hij hoorde, va beurd was, moest ik netjes exc Ie juffrouw vragen. „En", zei Muizenvreugd er bij, „als er w zooiets gebeurt, ga je 't hok grepen?" 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 14