kapitein klakkebos op de leeuwenjacht
Een nieuwe dwaaltuin.
Een aardig stukje speelgoed.
RAADSELS.
n.
n
gezegd, lachte l\ü even kort en grim-
mig^DadeUik daarop kwam er een uit
drukking van angst op zijn gezicht en
sprak hij: „Ik r-!oof dat ze 'm willen
hebben."
is „ze"?" vroeg ik en hij ant
woordde fluisterend: „De zwarten. Ze
willen de heilige Karaba in de hut van
luin opperhoofd plaatsen. Maar ik geef
'm nooitnooit.
Jullie begrypt, dat ik eenigszins
verwonderd was den man zoo te hooren
spreken over dien opgezetten vogel.
Dat hij bet beest mooi vond kon ik be-
griipen Ik zelf was er een groot be
wonderaar van en had voor het exem
plaar dat Joe Barke zoo goed had op
gezet gaarne vijf-en-twintig gulden
overgehad. Maar om er nu zoo overdre
ven over te spreken als de eigenaar
deed enfin, alle menschen zijn niet
eender. Ik bleef nog wat met Joe Barke
praten en ging toen naar mijn tent,
die ik in de buurt van zijn woning
als men het zoo noemen mag had
opgeslagen. Juist toen ik in mijn eer
sten slaap was, werd ik opgeschrikt
door een geschreeuw, dat wel uit de
hut van mijn nieuwen vriend scheen
te komen. Ik stond dadelijk op en ging
naar buiten om te zien wat daar go-
beurde. Maar even voordat ik binnen
kon treden sprong een groote zwarte
gestalte naar buiten en verdween in de
duisternis. In de hut lag Joe Barke op
den grond. Zijn handen hielden de
Karaba omklemd. De steen, die dienst
had gedaan als voetstuk, lag in het
zand. Ik trad op hem toe en spoedig
bemerke ik, dat Joe Barke door een
speerpunt doodelijk was getroffen. Hij
kon nog slechts fluisteen:
„Mijn vriend.... mijn vriend
sprak hij zacht, de Karaba, mijn
vogel.... was in gevaar.... Jij moot
hem brengen bij. schrijf het op,
mfln vriendbij Hendrik Gouwen-
ma in Amsterdam....". Hij noemde
mij een adres en toen ik het had opge
schreven in mjjn zakboekje, zakte zijn
hoofd achterover en sprak hjj, bijna
onverstaanbaar nu: „Het moet, het
moetwantZijn hoofd zakte
dieper weg. Hij was dood.
Naar den moordenaar hebben wij
den volqrenden dag niet eens gezocht
Dat is toch onmogelijk in een kaffer-
dorp. Trouwenswe waren ook niet
met velen en de zwarten wèl. We hiel
den ons dus maar koest en trokken, na
Joe Barke te hebben begraven, weg. De
vogel nam ik mee. Drie maanden later
hebben wij de overblijfselen van Pro
fessor Van Gelders expeditie gevon
den. Ook het lijk van den professor
was er bij
„Hij was zeker van dorst gestor
ven?" vroeg Henk vol spanning.
„Neen", sprak oom, „dat was nu
juist het vreemde van het geval. De
dokter, die bij ons was, kon nog con-
stateeren, alhoewel de professor reeds
lang dood moest ziin, dat hij door moor
denaars handen, of in een gevecht
moest zijn gevallen. Het eerste lijkt mij
het meest waarschijnlijke. In den sche
del werd namelijk een revolverkogel
gevonden. En dan.... de instrumen
ten van den professor, die vrij kost
baar waren, waren verdwenen."
„Misschien hebben de wilden hem
beroofd!" sto'George voor.
Dat flikt mü niet zoo waarschijn
lijk. De professor had zeer veel zwarte
bedienden bü zich en danin de
binnenlanden hebben de zwarten geen
revolvers. Of het moet een zwarte zijn
geweest, die het Noorden al eens heeft
bezo ht."
„Geheimzinnig!" griezelde Henk.
„Een raadsel", zei oom, „dat tot he
den tc g niet is opgelost."
„En oom, heeft u de vogel nog ge
bracht bij dien Hendrik Gouwenma in
Amst >rda a?"
„Ja, dat was een rare geschiedenis",
sprak oom. „Toen ik ongeveer zes jaar
later in Amsterdam aankwam ik
was eerst nog in Australië geweest
ben ik dadelijk naar het huis van dien
meneer Gouwenma gestapt. Den vogel
had ik bij me. In een klein, vies uit
ziend achterbuurtje bleek hij te wonen.
Ik belde aan bij het desbetreffende huis
en na een langen tijd te hebben ge
wacht werd de deur geopend door een
oude, vies uitziende vrouw, naar ik ver
onderstelde de gade van meneer Gou-
wema, die zeer vriendelijk vroeg: „Nou,
wat mot je?"
„Ik kom den vogel brengen, me
vrouw", sprak ik beleefd. „De vogel
voor uw man". Bij het uitspreken van
dien term „uw man" werd het gelaat
van de dame nog nijdiger.
„Meneer me man", schreeuwde ze
bijna, „zwerft al jaren op zee. Ik heb
al zoolang niets van hem gehoord, dat
ik nou ook geen boodschapjes van hem
aanneem". En patsde deur sloeg
voor mijn neus dicht.
Nu was het uit met mijn geduld. Ik
belde nogeens hard en toen de deur
weer werd geopend sprak ik kort en
bondig:
„Kijkt u eens even aan, u denkt toch
zeker niet, dat ik nogeens terugkom
met dat beest. Neem hem nu aan of.."
„Neen", riep het rnensch uit, „ik wil
het smerice ding niet in huis hebben".
„Goed", sprak ik, „dan wil ik hem
koopen. Ik geef er tien gulden voor."
Wonderlijk zooals menschen plotse
ling kunnen veranderen. De dame werd
opeens de beminnelijkheid in eigen
persoon. Ze vroeg me zelfs of ik mis
schien trek had in een kopje koffie,
maar ik bedankte voor de eer, betaalde
mijn tien gulden en ging er met de
Karaba vandoor. Dit alles is nu onge
veer zes jaar geleden. De vogel, die
nu mijn eigendom is, is mijn mooiste
souvenir. Misschien wel, omdat er zoo'n
rare geschiedenis aan vastzit!"
De jongens vonden het verhaal
prachtig. Ze hekeken den vogel nu nog
met veel meer eerbied dan te voren.
Maar voor lang kijken was geen tijd.
Want Sien riep aan de trap, dat het
eten op tafel stond.
(Wordt vervolgd).
Met behulp van een paar notendop
pen en eenige lucifers is het mogelijk
een aardig stukje speelgoed te maken.
Je neemt een groote walnoot, die het
lichaam van het dier, dat we gaan ma
ken, moet voorstellen. Als kop neem
je een hazelnoot, waarin je twee kleine
gaatjes boort. Daarin worden de ooren
(halve lucifers) gestoken. In het mid
den eveneens een gaatje. Daarin komt
de hals (zie het plaatje). De onderste
Onderaan op ons plaatje zien jullie
twee lettertjes en twee pijltjes staan.
De letter G beteekent ingang, de let
ter A: uitgang.
Nu moeten jullie even goed opletten.
Van G (ingang) moet je nu den weg
zoeken naar A (uitgang). Je moet je
echter voorstellen dat de lijnen die je
hier allemaal ziet hooge stevige muren
zijn waar je niet overheen kunt klim
men. Neen, al zijn jullie nog zulke
„klimaapjes" ditmaal gaat het niet
want dan is de aardigheid er zoo af.
Het beste is dat jullie eerst den
weg probeert te vinden met een pot
lood. Later overhalen met inkt. Je
zult dan zien dat de weg op zichzelf
nog een aardig figuurtje vormt.
dop van de noot wordt van voren en
van achteren twee maal doorboord.
Daarin steken we half doorgeknaplo
lucifers. Het beestje schaapje zullen
we maar zeggen, want daar lijkt het
nog het meest op ligt dus op z'n
knieën. Van achteren in de bovenste
dop ook een gaatje voor het staartje.
Hoe de kop verder wordt bevestigd
zien jullie wel op het plaatje.
Het aardigste van alles komt echter
nog. Als je het schaapje klaar hebt.
doe je als volgt: gooi on de „knieën"
van het pas vervaardigde beestje een
paar dru" "eitjes water. Wat er dan ge
beurt? Wel het is haast niet te ge-
looven, maar het is toch een feit!
het beestje maakt eenige zonderlinge
bewegingen en heft zich, geheel uit
eigen kracht op tot het op z'n beenen
staat. Probeer het en je zult het zienl
Oplossingen der vorige raadsels.
Mot - Tom.
Tondeldoos
Tong - Delft - Doos.
Nieuwe raadsels.
Mijn geheel is de naam van een be
drijf dat men de laatste jaren in Koe
gras en Breezand vindt en bestaat uit
19 letters:
18, 19, 12 is iedereen graag.
13, 14, 15, 16 is een deel van een jaar.
6, 8, 3, 17, 5, 10, 11 ziet men in den
tuin.
1, 7, 6 is een jongensnaam.
9, 10, 12 is de waterleiding wel eens.
4,6 is het tegenovergestelde van vloed
2 is een medeklinker.
(Ingez. door H.V)
Ik ben steeds thuis te vinden ei
toch ga ik dikwijls uit. Wie ben ik:
III.
Ik ben een ontplofbare stof van f
letters. Verwijder mijn 4de letter ei
draai mij om. Dan ben ik iemand uil
een verafgelegen land.
Goede oplossingen van beide raad
sels ontvangen van:
H. A.; M. B.; A. B.; M. B.; B. B.;
A. de B. te IJmuiden; J. B.; I. B.:
C. D.; G. D.; M. G.; N. v. d. H.; L. H.:
A. J.; A. K. te IJmuiden; A. K.; J. K.:
N. K.; H. K.; K. en J. K. te Texel; A.
v. L.; S. L.; H. L.; D. L.; A. M.; G. M.;
J. S.; C. v. S.; L. v. S.; A. v. S.; M. T.;
A. T.; S. T.; W. V.; C. V.; H. V.;
T. W.; A. W.; B. Z.; J. d. M.
door G. Th, ROTMAN.
W\\v»«
NWWV.
12. Wel de schroef van het vliegtuig
was in het touw verward geraakt.
Door de draaiende beweging werd het
touw tot een kluwen opgewonden, en
juist toen meneer Kommenijs boven
was, stond de schroef stil. Bij wijze
van valscherm zette de arme man z'n
paraplu maar op.
.13. Pang! Daar brak het touw en
meneer Kommen ijs schoot met z'n telg
weer naar beneden. De paraplu deed
als valscherm uitstekend zijn dienst
en het tweetal kwam ongedeerd in het
gras terecht. Erger was het vliegtuig
er aan toe: de schroef draaide niet
meer en het vloog bijna loodrecht om
laag.
14. Met een vreeseljjken slag kwa
men ze terecht op het dak van een
groot gebouw. Het dak stortte in, en
kapitein Klakkebos viel hals over kop
in een netjes opgemaakt bed.. Het
was namelijk en ziekenhuis, en alles
kwam dus zuu mooi uit als 't inaar
wezen kon.
opeens van rt Werd de arme man
dere SDruit w? grond Seiicht. Z'n tec-
bij zün iaai t -1uist den tjid> hem
Ze allebei m en toen Sin£en
heid de t duizelingwekkende snel-
een schok- k? ln' tot ze plotseling met
er gebeurd? 60 hailgen' Wat was