POPUI^JR COURAWT POPULAIRE RUBRIEK De triomf van een systeem. 510 TWEEDE BLAD. VAN ZATERDAG 31 OCT. 1931. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) De eenzame vuurtorenwachters op het land. Jan komt terug. Waarom de Amerikanen enthousiast waren De nuttige kant van kunstvliegen. door ERNST UDET. De bekende Duitsche kunst vliegenier, Ernst Dudet, is pas uit Amerika teruggekeerd, in onderstanad artikel geéit hij zijn ervaringen in het land dei- Yankees weer. De herinneringen, die ik van de groote, nationale, Amerikaansche lucht- spelen in Cleveland meebreng, behoo- ren tot de mooiste uit mijn geheele loopbaan. Ik heb hier beleefd, hoe de vliegsport in een land er uitziet, dat op geen enkele wijze, idieel noch mate rieel, de ontwikkeling van de lucht vaart wil remmen, doch integendeel alles doet, om deze waardevolle sport te vervolmaken! Alleen reeds het weten, dat men door geen regels en paragraphen gebonden is, afgezien van die, waaraan men zich als vliege nier, terwille van het verkeer, houdt is een ongeloofelijk prettig gevoel. Geen politie, die een register verlangt, waarop men de uren van vertrek en aankomst zorgvuldig moet aanteeke- nen, geen andere lastige formaliteiten kortom, voor een vliegenier een ideale toestand. Daarbij een land, waar men overal bemerkt, dat rijke mate- rieele hulpmiddelen van velerlei soort ten dienste staan. Men beschikt er over machines, die wij in Europa nauwelijks van „hooren zeggen" kennen. Als wij in Europa van deze ideale toestanden op dit gebied nog ver zijn verwijderd, is dat echter niet zoo'n groote achterstand als men wel zou den ken. Immers, wij hebben onze beroem de Duitsche grondigheid, terwijl de Amerikaan véél oppervlakkiger is. Toen ik van New-York in Cleveland aankwam en de machines te zien kreeg, waartegen ik zou moeten concurreeren, werd het mij en dat beken ik gaar ne een beetje bang om het hart. Want mijn trouwe machine van 100 P.K., waarmee ik nu reeds 6 jaar lang vlieg, scheen mij plotseling een erg klein en onbelangrijk toestelletje toe, vergeleken bij de andere vliegmonsters. Daar was een Engelschman met een 500 P.K. Blackburn, een Pool, met een 450 P.K. jachtvliegtuig, een Italiaan met een 600 P.K. Curtis-machine en de Amerikaansche deelnemers deden daar voor niet onder. Van de 320 deelnemen de toestellen, waarvan er rond 200 pri- vé-vliegtuigen waren een bewijs I welk een groote kring van aanh. ïgers j de particuliere luchtvaart in Amerika i reeds heeft waren de meeste naar alle eischen der moderne vliegtech niek gebouwd. Toen ik echter de eerste manipula ties van de deelnemers had gezien, her kreeg ik weer eenigszins mijn zelfver trouwen. Ik merkte namelijk dat niet de qualiteit van de machine, doch de qua- liteit van den piloot doorslaggevend is. En als het zóó stond was ik er zeker van mijn mannetje te kunnen staan. Men heeft de Duitsche kunstvliegerij en mij in het bijzonder zoo dikwijls ver weten dat ons werk zoo spoedig ont aardt in een „artistieke" en acrobati sche „Spielerei". Niets is minder waar, dan dat hoewel ik moet toegeven, dat de schijn tegen ons spreekt. Want aan deze artistieke „Spielerei" ligt een nauwkeurig berekend systeem ten gronde, een systeem, dat iederen vlieg tuigbestuurder, als hjj het beheerscht, een feillooze zekerheid bij de bedie ning van zijn toestel verleent. Er wordt een bijna nimmer falende zelfbeheer- sching mee bereikt, die mogelijk maakt, dat de piloot in alle situaties hoe ge vaarlijk ook de macht heeft over zijn machine. Voorts kweekt het een zeer fijn gevoel aan, bijna zou ik zeg gen: een instinct om bij onverwachte gebeurtenissen dadelijk te kunnen handelen, dadelijk de eenig juiste be weging aan het toestel te geven. Slechts door zulk een systeem zijn wij in staat met onze (in vergelijking met het buitenland niet al te moderne) machines en met onze piloten records te behalen. De hoogten, die b.v. door onze „zwakkere" machines werden be haald, zijn veel grooter, dan die der buitenlanders, die „het systeem" niet zoo onder de knie hebben, als wij. Als ik bij deze internationale meeting een goed figuur heb geslagen, dan kan ik slechts zeggen: „Het was een triomf van het systeem". Ik wam al zeer spoe dig, nadat ik bemerkt had, dat mijn kleinere toestel boven de groote bak beesten uit andere landen talrijke voordeelen had, goed „in vorm". Ieder een zal trouwens zijn uiterste krachten inspanmen, als hij weet, dat ongeveer 100.000 menschen hem enthousiast toe juichen. Het geestdriftigst was men over mijn „neerstorten met stilstaande motor". Vele keeren wist ik dit door te voeren tot 4 M. boven den grond. Dat kon geen van de anderen met hun groote, zware machine's mij natuurlijk nadoen. Het is een triomf van absolute zekerheid en piloten-intuitie geweest. En als men mij de „beste kunstvlieger van de wereld" heeft genoemd, moet ik daarbij opmerken, dat wij hier in Duitschland ook nog talrijke piloten hebben, die als aanhangers van „het systeem" tot dergelijke prestatie's evengoed in staat zouden zijn. Dat de Amerikanen en de vliegeniers van an dere nationaliteiten een minder goed figuur hebben geslagen dan ik, schrijf ik dan ook alleen toe aan het feit, dat ze het bestaan van het systeem, het nauwkeurig berekende systeem, niet kennen. Ik wil natuurlijk in het geheel niet de prestatie's van mijn buiten- landsohe collega's onderschatten! Ik heb integendeel kunnen vaststel len, dat Amerikanen en ook de andere vertegenwoordigde landen over uitne mende piloten beschikken, wat niets te verwonderen is, indien men be denkt, hoeveel vrijer zich het militaire en het civiele luchtvaartwezen elders heeft kunnen ontwikkelen. Reeds het voordeel, dat de meer ontwikkelde ma chine met zich meebrengt, vraagt ook van de piloten een groote kennis, een bewonderenswaardig vakmanschap. Dan eerst kan men alle mogelijkheden in de lucht uitbuiten en ten volle uit buiten. Wat mij in Amerika geestdriftig heeft gemaakt, waren de prachtig ge construeerde vliegtuigen, waarmede een veel grooter snelheid te bereiken was, dan met onze machine's mogelijk is. Het zal dan ook voor onze luchtvaart van groote betekenis zijn, de wegen in te slaan, die de Amerikanen ons wij zen, om zoodoende ook die grootere snelheid (natuurlijk verbonden met ab solute zekerheid) te bereiken. Als men tenslotte bedenkt, dat bij die heele gigantische vliegtuigmee- ting, die dagelijks door ongeveer 100.000 menschen werd bezocht, de or de door slechts 5 bereden politie-agen- ten werd gehandhaafd, terwijl één man genoeg bleek, om alles aan den start (waar ongeveer 300 vliegtuigen klaar stonden) te regelen, heeft men zoo on geveer een indruk van Amerika en Amerikanen. Ondanks de weinige „or ganisatoren" liep alles gesmeerd „als op rolletjes"; ongeregeldheden kwamen er niet voor. De dagen, die ik in Amerika doorbracht zijn voor mij on vergetelijke en ook in vele opzichten zeer leerrijke geweest. Hetgeen ik daar leerde in Duitschland toe te passen, zal voor zoover het in mijn macht ligt mijn toekomstige taak zijn. door L. D. LYMAN. De zon gaat onder. De grijsblauwe schijf, die de aarde is, wordt donker der van kleur. De rand wordt grijzig rose en dan diep robijnrood. Eindelijk is de zon geheel onder en heerscht er volkomen duisternis rondom het voort snellende vliegtuig. Slechts kleine lichtpuntjes geven een gevoel van vei ligheid: boven ons de sterren en on der ons de lichtbakens. In de cabine hebben de passagiers hun leeslampen aangedraaid en de twee piloten vlie gen nu op verlichte inustrumenten. Op de vleugels branden een rood en een groen licht en op de staart een wit licht. Nu zijn de lichtbakens van groot belang. De een na de ander rijst op boven den horizon, komt in de duister nis daar beneden naar ons toe en glijdt onder ons weer weg. Zij verzekeren ons een veilige reis. EnkeD bakens flikkeren met korte tusschenpoozen, andere met lange. Enkele wisselen wit licht af met groen, om den piloot to beduiden, dat daar een noodlandings terrein aanwezig is; de andere geven een rood licht en hebben slechts tot taak, aan te geven waar men zich be vindt. Dit alles zou niet mogelijk zijn, als hier niet een legertje van mannen voortdurend op zijn post stond. Zij zijn slechts met hun beiden op zoo'n lichtbaken en hebben dus een twaalf- urigen werkdag. Zij leven afgezon derd van de wereld op de plek, waar de lichtbaken noodig is, in de ijzige koude van een hoog geberkte of in een brandend heete woestijn, in een een zaam bergdal of op een kale steppe. Zij zien niemand, behalve als er een vliegtuig moet dalen om een storm te •- cCL" De oppasser: „Wacht maar, jij zult me niet meer met water bespuiten!" („Berlingske Tidende"). door V. CONTENT. Al jaren woonden ze in het huisje tegenover het sportveld. Prachtig uit zicht; geen last van overburen. Alleen jammer, dat de kinderen bij het spelen altijd zoo joelden. Op dat inconvenient na, waren de dames Oiiwerkerk, „de tortelduifjes" werden ze in de wande ling genoemd tevreden met haar lot. Ze leefden in een eigen sfeer. Geen kennissen of vriendinnen. Daar had je, op z'n best maar last van als ze in de penarie kwamen, 't Leergeld, dat de dames Ouwerkerk in dit opzicht betaald hadden, maakte wel geen kapitaal uit; maar 't was toch jammer. Als iedereen orde op z'n zaken wist te stellen, was al dat geleen niet noodig. Zij, de dames Ouwerkerk, waren solide. Niet rijk, maar ze konden er komen. Bovendien leefden ze uiterst zuinig. Op een Maandagochtend, tegen tien uur, werd er gebeld. Heel eventjes maar. ,,'n Vreemde tijd", meende Mientje, de oudste. „Er komen nu geen leveran ciers". ,,'k Zal wel even aan 't raam kijken", zei Anna. Ze gluurde achter 't gordijn tje. Er stond 'n man voor de straatdeur, maar zoo ver opzij, dat ze 'm niet goed kon verkennen. ,,'t Kan alleen de bode van 't begra fenisfonds zijn", dacht Anna. Ze ging naar de gang en deed open. Maar nauwelijks had ze 'n blik geworpen op den haveloozen kerel, die aan z'n pet tikte en 'n bundeltje schoenveters on der haar aandacht bracht, of ze wierp de deur voor z'n neus dicht, 'n Gilletje deed Mientje toesnellen. „Wat is er aan de hand?" riep deze, toen zij haar zuster, bleek, met de hand tegen 't hart gedrukt, tegen een muur zag leunen, 't Antwoord liet even op zich wachten. Anna haalde 'n zakdoekje uit den zak van haar huisjapon en veegde 'n paar tranen uit de oogen, terwijl ze naar de huiskamer ging. ,,'t Was Jan van Dongenmet vetersbracht ze er met moeite uit. Toen Lientje van haar verbazing be komen was, gaf ze kort en bondig haar meening over de situatie te kennen: „Die komt terug, hoor; maar we laten 'm staan. Met veters'.dat heb ik altijd wel gedacht!" Anna was dien dag erg stil. Ze pie kerde over 't verleden. Jan was 'n knappe k^rel geweest en ze was echt verliefd op hem geworden; maar nog even voor hun verloving kwam 't uit, dat hij niet deugde en had ze hem den bons gegeven. Haar moeder en zuster hadden niet veel moeite gehad, haar er van te overtuigen, dat 't gewoonweg niet ging. Trouwen met 'n man, die 'n paar jaar in Leeuwarden had gezeten wegens verduistering! Geen kwestie van. Anna was er ziek van geweest, maandenlang. Ziek van de gedachte aan de schande en de toekomst, die haar gedreigd hadden, als ze niet op 't nippertje aan dat wreede lot ontsnapt was. Dat begrepen moeder en Mientje heel goed en ze waren erg lief voor haar geweest. Nooit was t bij een van beiden opgekomen, dat Anna ook schuld had aan 't verstoren van haar droomen van geluk. En ze liet haar omgeving in den waan, dat ze alleen ziek was uit schaamte voor den keer, die in haar leven was gekomen. Den volgenden morgen kwam hij terug. De zusters waren overeengeko men, dat ze hem zouden binnenlaten, om schandaal aan de deur te voor komen. Op de mat in de vestibule werd hij ontvangen. Mientje interviewde hem. Hij sprak vlotweg over de misère, waarin hij langzaamaan was geraakt. Z'n ééne misstap, uit jeugdige onbe zonnenheid, had z'n leven verwoest. En z'n eenige kans op 'n beter leven. Hier bij keek hij Anna aan. Als z'n beter ik enfin, liet hij daarover zwijgen, gedane zaken nemen geen keer, merkte hij filosophisch op. Maar nu stond hij er leelijk voor, wist geen uitkomst meer, tenzij Hij ging weg met 'n briefje vau tien in den zak. Waarborgsom voor een broodbezorgerswijk, verstrekt op voor waarde, dat hij nooit terug zou komen. Denzelfden avond nog was hij volko men berooid en logeerde hij, in zeer kennelijken staat, in 'n politiepost.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 9