kapitein klakkebos op de leeuwenjacht
x.
x
Ons kinderverhaal.
Hoe koning Wreed genezen
werd.
RAADSELS.
X
«V
(een sprookje)
door
ESSAY.
In een groot rijk héél ver weg
leefde een volk onder de wreede heer
schappij van koning Wreed. In wer
kelijkheid heette hij koning Alben;,
maar niemand noemde hem zoo. Min
wijze van regeeren had hem den bij
naam „Koning Wreed" gegeven en
niemand van zijn onderdanen
er dan ook aan, hem anders te noemen.
De armen en de rijken in het groote
rijk hadden het lang niet prettig. De
koning hield groote feesten, die erg
veel geld kostten en de onderdanen
moesten het betalen. Er werden hooge
belastingen geheven en soms kwamen
de soldaten des Konings bij de boeren
en dreven het vee met zich mee naar
de koninklijke slachterijen.
En als de boeren dan kwamen kla
gen bij den rechter, kregen ze nog
straf op den koop toe.
Het volk leefde dus in armoede en
ellende en de koning hield zijn feesten
en dronk zijn wijn. Hij lachte, hij was
vroolijk en vroeg niet hoe zijn bras
partijen moesten worden betaald.
Op een goeden dag ging de koning
op jacht met een aantal leden van zijn
hofhouding. Het was een prachtige,
zonnige dag en de koning voelde zich
recht plezierig. Hij reed voort op zijn
paard en praatte opgewekt met zijn
hovelingen.
Plotseling werd er geroepen: „Een
wild zwy'n, een wild zwijn."
Nu begon het jagersbloed van den
koning te koken! Hij boog zich over
den nek van zijn paard, gaf het de
sporen en rende vooruit, het zwijn
achterna.
Het werd een dolle rit.
Het opgejaagde beest rende door
het kreupelhout of de duivel zelf hem
op de hielen zat en koning Wreed
galoppeerde steeds snelller en sneller.
Hij wilde het zwijn nu eenmaal heb
ben. 't kostte wat het wou! Toen hi1
vlak achter het wild voortrennende
beest was gekomen, gebeurde er plot
seling iets wonderlijks.
De koning wilde net ziin zwaard
trekken, toen hij een vreeselijken klap
kreeg, die hem van zijn paard deed
storten. Even zat hij versuft te kijken.
Flauwtjes begreep hij het: hij was
te^en een dikke boomtak aangereden.
Teen was het plotseling of zijn ge
heugen afknapte. Alles werd zwart
voor zijn oogen.... de wereld ging
oneens sneller draaien.... koning
Wreed verloor zijn bewustzijn.
Toen hij bijkwam lag hij in een oud.
wrak bed. dat in een kleine hut stond.
Een beetje zonlicht speelde door de
gebarsten ruitjes en wierp lichtplek-
jes op den verschoten opgelapten
deken.
„Waar ben ikfluisterde de
koning zachtjes.
„Hij is bijgekomen," hoorde hij een
hooge stem zeggen en een klein blond
meisje trad op het bed toe en zei:
„U bent hier bij Klaas, den hout
hakker. Dat is mijn vader, ziet u. Hu
heeft u gisteren in het bosch gevon
den. Wie is u eigenlijk? Is u ook
houthakker? Of neen, dat zal wel niet
zoo zijn. U hebt zulke mooie kleeren
aam x
Het was raar, maar of het rm aoor
dien slag op het hoofd kwam of waar
door dan ook: de koning kon zich
niets meer herinneren. Hu wist niet
eens meer dat hij een koning was.
Daarom zei hij maar:
i Neen, neen, kleine me:d. Ik ben
I ook een houthakker. Ja, ik geloof ze
ker dat ik een houthakker ben.
Het meisje lachte.
„Ik heet Annie", zei ze zachtjes.
„Wat leuk dat u zegt: ik gelóóf dat ik
ook oen houthakker ben. Weet u dat
dan niet zeker?"
De koning staarde even glimlachend
i voor zich uit.
„Luister eens Annie," zei hij, „ik
heb een heelen tijd geluierd, weet je.
Maar dat is nu afgeloopen. Zou ik sa
men mogen werken met je vader?"
„Misschien wel," sprak Annie, „er
is vrij veel werk. Er moet wel hard
gewerkt worden, want vader moet zoo
j vreeselijk veel belasting betalen."
„Waarom moet hij dat?" vroeg de
koning verwonderd.
„U is zeker een vreemdeling?" sprak
Annie. „Anders zoudt u toch zeker
wel weten dat koning Wreed zoo
vreeselijk veel geld noodig heeft voor
zijn feesten aan het hof, dat hij telkens
en telkens weer extra belastingen laat
innen."
De koning zweeg. „Koning Wreed....
Koning Wreed...." soesde het door
zijn hoofd. Waar had hij dien naam
meer gehoord....?
„Ik vind dien koning Wreed erg
onrechtvaardig," sprak hij. „Als hii
feesten wil houden, mag hij dat niet
gaan doen ten koste van zijn onder
danen. Dat is een schandaal!"
Annie knikte.
„Dat zegt iedereen", verklaarde zij.
„Maar het geeft niet. De koning is nu
eenmaal de baas en niemand mag
hem iets doen.
En zoo gebeurde het dat koning
Wreed, die zijn geheugen kwijt was
geraakt, met Klaas, den vader van
Annie, het bosch inging om het zware
houthakkerswerk te doen.
En hjj leerde het zware houthak
kersleven door en door kennen. Hij
leerde begrijpen wat werken, hard
werken en zwoegen was, en hij leerde
ook de ellende kénnen, die in de wo
ningen der armen heerschte.
En toen, op een zoningen dag, kwam
plotseling het geheugen van koning
Wreed terug. Hfj had namelijk een
boom omgekapt en bij het vallen van
dien boom raakte een der takken hem
tegen de slaap. Even duizelde hij....
even wankelde hij op zijn beenen en
toen werd plotseling alles weer duide
lijk voor hem.
Hij herinnerde zich weer dat hij de
koning van het groote rijk was en hij
rende terug naar de houthakkerswo
ning.
„Kleeden jullie je aan", sprak hij
tot den houthakker en diens vrouw en
dochter, „we gaan op bezoek bij den
koning."
Eerst wilden ze niet mede gaan,
omdat ze dachten dat ze toch niet toe
gelaten zouden worden, maar de ko
ning drong zóó aan, dat ze eindelijk
meegingen.
Toen zij in het paleis kwamen, liep
de koning dadelijk door naar de groote
feestzaal, waar een groot bal aan den
gang was. De koning duwde de la
keien, die hem eerst nog niet herken
den in zijn eenvoudige houthakkers
plunje, opzij, en stapte de zaal binnen.
Daar was men natuurlijk geweldig
verbaasd hem terug te zien in zulk
een kleeding. De koning gaf echter
geen antwoord op de vragen, die hem
aan alle kanten werden gesteld. Hij
liep regelrecht naar het podium, be
trad het en sprak:
„Van nu af zijn er in mijn Paleis
géén feesten meer. W;j zullen in
plaats daarvan eens wat meer aandacht
gaan besteden aan een rechtvaardig
en menschelijk bestuur van het land.
Bergt uw mooie kleeren weg, sluit de
wijnkelders, stuurt de muzikanten weg.
Men noemt my „Koning Wreed" en
met recht: ik heb de gevolgen van
mijn wijze van regeeren gezien. Dat
is nu voorbij. Het zal beter worden en
alle menschen, die hier in de zaal aan
wezig zijn, moeten me daarbij helpen."
En uit de zaal klonk één „Hoerahü!"
op. Ieder wilde helpen! En. ieder
een deed het ook.
Het rijk van „Koning Wreed" werd
een land vol gelukkige, tevreden men
schen. en de koning kreeg een ande
ren bijnaam. Men noemde hem nu
„Koning Recht".
En die naam kwam hem toe!
Zoo zie je dat het héél gemakkelijk
is met behulp van een paar lucifers de
aardigste kunstjes uit te halen. En.
dit zijn nog maar een paar voorbeel
den. Als je een beetje handig bent kan
je zelf van deze vraagstukjes maken.
Probeer het maar eens, er zijn er nog
genoeg.
(Nadruk verboden.)
Oplossingen der vorige raadsels.
H
Wezel
eeuw
zo n
e 1
I
laster - aster - ster
KUNSTJES MET LUCIFERS.
De bekende „koude winteravonden"
komen nu weer aan. Dan ben je niet
op straat, want het is te koud om bui
ten te splen. Trouwens.... het is
onmogelijk om goed diefje te spelen
met een dikke winterjas aan. Voor dat
spel moet je je goed kunnen bewe
gen, nietwaar?!
Goed, wanneer, je dan bij de „hui
selijke haard" zit met je broers of met
een paar vriendjes, dan weet ik een
paar aardige kunstjes om je gezellig
i bezig te houden.
Nu is het wel eens een bezwaar, aan
goocheltoeren verbonden, dat de in
strumenten die je erbij noodig hebt,
j nu niet bepaald voor het grijpen zijn.
De voorbereiding van een kunstje kost
dan ook zooveel moeite dat de lust om
de toer uit te voeren je eigenlijk al is
vergaan. Voor dit kunstje heb je ech
ter alleen een doosje lucifers noodig.
Er daar zal je toch niet lang naar be
hoeven te zoeken, is het wel?
Daar gaat dan de eerste toer:
Men legt drie luficers naast elkaar
ap de tafel. Nu zeg je: ik behoef er
slechts twee bij te doen om het aantal
8 te krijgen. Hoe dat gaat? Heel een
voudig. Hier is de oplossing.
En nu het tweede kunstje. Je zegt
gewoon: de helft van 12 is niet 6 doch
7. Dat wil natuurlijk niemand van je
aannemen. Maak nu eerst met behuip
van 8 lucifers het Romeinsche cijfer
12, neem de helft weg en.het Ro
meinsche 7 blijft over. Kijk maar.
Hl.
Beter een half ei dan een leege dop
Nieuwe raadsels.
Mijn geheel is een plaatsin Noord
Holland.
I, 2,3, 4 vindt men op het strand.
-6,7,8 is een lichaamsdeel.
2,3,9,7,6,3 is een jongensnaam.
(Ingez. door A. B.l
II.
W.. .i.. -.e.. .s, .o.t .1.. .n
III
XXXXXX
X - -
X
Horizontaal en verticaal komt dë
naam van een klein diertje.
Op de le rij de naam het dier.
Op de 2e rij de naam van een vogel.
Op de 3e rij iets wat van een som
overblijft.
Op de 4e rij een ding dat gevaarlijk
is.
Op de 5e rij een dier.
Op de 6e rij een medeklinker.
(Ingez. door H. L.)
Goede oplossingen van beide raad
sels ontvangen van:
H. A.; J. B.; A. d. B., IJmuiden; I
B.; A. B.; M. B.; M. B.; A. v. d. B.
B. B.; G. B.; J. B.; G. D.; C. D.; D. D.
J. D.; B. v. d. E.; J. G.; N. G.; L. H.
N. v. d. H.; A. J.; N. K.; A. K.; J. K.
K. en J. K., Texel; A. K„ IJmuiden
H. K.; T. K.; J. v. d. K.; C. L.; B. v. d.
L.; A. v. L.; H. L.; R. L.; D. en S. L.
A. M.; G. M.; F. M.; M. M.; C. M.
C. P.; J. R.; A. R.; L. v. S.; J. S.
A. S.; J. en P. S.; A. v. S.; C. v. S.
M. T.; D. T.; S. T.; A. T.; W. V.; H. V.
A. W.; T. W.; G. W.;' B. Z.; M. G.
C. V. en twee zonder naam.
door G. Th. ROTMAN.
- rwiiiiiittiii
35. De reis naar Marseille is ver
veel verder aan van Holland naar
Parijs. Onderweg landden ze dan ook
aan de oevers van de Loire, om een'
.vT te i?emen ,en hun kleeren te was-
1)6 kapitein maakte netjes van
vliegtuiffnpn°UW sGn drooSH]'n °P het
Derfect droogde het waschje
later bij M^sSe nee^ 6enig6
36. Hier moeten we de noodige
inkoopen doen," zei de kapitein, „want
'n de binnenlanden van Afrika is niets
te krijgen." Na een middagje winkelen
l<wamen ze terug met een wagen vol
pakken: vet, boter, suiker, koffie,
tralen, spiegeltjes, en nog eenige
geweren en munitie. Het kostte heel
geba?g°entewier vüegtuig
37. De reis liep nu verder vlot van
stapel, en enkele dagen later landden
ze in het hartje van Afrika. Vlug
werd bovenin een palmboom een plat
form gemaakt, en, verschalen achter
de bladeren, werd de komst van leeu
wen afgewacht. In plaats van leeuwen
verscheen er echter een olifant. „Die
heeft veel grooter ooren dan die bij
ons in de diergaarde!" zei neefje
Koos.
38. „Ja, maar bij ons in de dier
gaarde is 't ook een Aziatische olifant"
zeide de kapitein, „en dit is een Afri-
kaansche. Maar wacht, je zult eens
zien, hoe fijn ik 'm vang!" Meteen
wierp hij niet een vluggen zwaai zijn
lasso om den nek van het beest en
bond het touw stevig aan den palm
vast. „Ziezoo", zei de kapitein, „heb ik
'm dat handig gelapt, of niet?"