KANNEWASSER's ST. NICOLAASFEEST
Van Willigen
GE DOLENDE MELEN
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
overzicht
BEZOEKT
OP 9 DECEMBER A.S.
Nr. 7046.
EERSTE BLAD
DONDERDAG 26 NOVEMBER 1931.
59ste JAARGANG;
ADVERTENTIËN:
De wapeningsvacantie en het antwoord der regeerin
gen. - De Britsch-Indische conferentie een mislukking. -
Ook de besprekingen in den Volkenbond over hef
Chmeesch-Japansche geschil mislukt.
Het Britsche invoertarief.
China en Japan.
OOST-IN DIE.
Aanvaring van de „Ophelia"
op de kust van Djambi (0. S.).
BINNENLAND.
Geelt hem!!!
LEPELS EN VORKEN
68 ct. 80 ct.
100 ct.
Weststraat.
FEUILLETON
heldersche couran
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.60; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65binnen
land f 2.—, Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0. (0, f 0.(0,
11.—. Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, f 1.25,11.35. Losse nos. 4 ct.; fr.p.p.6ct.
Verschijnt Dinsdag-, Dondeldag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h O. DE BOER Jb.
BureauKoningstraat 78 Telefoon50 en 4-1-2
Post-Girorekening No. 16066.
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct.
De wapeningsvacantie. Wij hebben
eenigen tijd geleden in een overzicht ver
meld dat 43 regeeringen geantwoord had
den op de circulaire van Sir Eric Drum
mond, van 2 October, waarbij deze de
regeeringen verzocht had vóór 1 Novem
ber hem te willen meedeelen of zij be
reid waren de wapeningsvacantie, door de
twaalfde volkenbondsvergadering ge-
wenscht te aanvaarden.
De correspondent van de „Nw. Kott.
Crt." te Genève heetf deze antwoorden
wat nader onder de loupe genomen en
schrijft daarover in zijn blad. Wij ontlee-
nen daaraan het volgende:
„Van deze 43 regeeringen heeft slechts
een minderheid, waartoe ook de Neder-
landsche regeering behoort, een bevesti
gend antwoord op de circulaire van den
secretaris-generaal van den Volkenbond
van 2 October geheel zonder eenig voor
behoud gegeven. Met het antwoord van de
Nederlandsche regeering behooren tot
deze rubriek van ontvangen verklaringen
die uit Albanië, Bulgarije, Canada, Chili
Denemarken, Egypte Ierland. Luxem
burg, horwegen, Oostenrijk, Peru, Siam
en Zweden. De Noorsche regeering is
hierbij zelfs zoo ver gegaan uitdrukkelijk
en ongevraagd te verklaren, dat Noorwe
gen de wapeningsvacantie aanvaardt zon
der hieraan eenig voorbehoud van de aan
neming dezer verplichting ook door ande
re staten te verbinden.
Verschillende voorbehouden der bijna
30 andere regeeringsantwoorden hebben
juist op de noodzakelijkheid van een
wederkeerigheid der te aanvaarden ver
plichting betrekking. Wij hebben hier in
de eerste plaats een groep van acht staten,
die een universeele aanvaarding der wa
peningsvacantie verlangen, willen zij zich
zelf in deze richting verbinden. De regee
ringen van Australië, Duitschland, Enge
land, Britsch-Indië, Italië, Nieuw-Zee-
land, Sowjet-Rusland en Zuid-Afrika heb
ben het voorbehoud gemaakt, dat de wa
peningsvacantie eveneens door „de" ande
re tot de ontwapeningsconferentie uitge-
noodigde staten zal aanvaard worden. De
Sowjetregeering spreekt zelfs uitdrukke
lijk van „al de andere staten". Naast deze
Troep van 8 staten, die een universeele
lanvaarding der verplichting voor nood-
lakelijk verklaren, staat een andere groep
van 7 staten, die met betrekking tot den
wederkeerigheidseisch een voorbehoud
gemaakt hebben van iets minder verre
strekking: het voorbehoud, dat althans de
na-buurstaten eveneens tot de wapenings
vacantie zullen toetreden. In dezen zin
hebben de regeeringen van Estland,
Frankrijk, Japan, Letland, Litauen, Polen
en Zwitserland zich uitgesproken, waarbij
de Japansche nog heel in het bijzonder de
noodzakelijkheid betoogd heeft, dat vooral
de niet-leden van den Volkenbond onder
Japan's naburen dezelfde verplichting, als
waartoe Japan zich in dezen bereid ver
klaart, moeten op zich nemen. Eindelijk
behooren tot deze categorie van voorbe
houden nog die, welke door de regeerin
gen der Vereenigde Staten van Amerika
en van Spanje gemaakt zijn. De Ameri-
kaansche regeering verbindt aan haar
bereidverklaring de voorwaarde, dat ook
„de andere voornaamste militaire en mari
tieme mogendheden" bereid zijn de wape
ningsvacantie te aanvaarden. De Spaan-
sche regeering harerzijds heeft het voor
behoud gemaakt van de aanvaarding der
wapeningsvacantie door „alle staten met
een permanenten raadszetel en alle Eu-
ropeesche staten met een niet-permanen-
ten zetel in den volkenbondsraad".
Eenige regeeringen hebben ook het
voorbehoud gemaakt, dat in geval van on
voorziene omstandigheden de wapenings
vacantie zal kunnen worden opgezegd.
De laatste zitting van de Britsch-Indi
sche conferentie zal aan het einde van deze
week beginnen en dan dagelijks voortdu
ren, totdat men met het werk gereed is.
De conferentie is tot op heden zonder re
sultaat gebleven en kan een mislukking
genomd worden.
Het persbureau N.T.A. schrijf:
Het feit, dat de Britsch-Indische confe
rentie mislukt is. zal zijn eerste uitdruk
king vinden in een wetsontwerp, dat de
Engelsche regeering begin volgende week
van plan is in te dienen. Dit ontwerp zal,
naar men zegt, een zekere mate van auto
nomie voor de Indische provincies bevat
ten, doch het land geen eigen verant
woordelijke centrale regeering verschaf
fen. Slechts wordt de belofte van zoo'n
regeering zoodra de tijden daarvoor rijp
zullen zijn herhaald.
Dit regeeringsbesluit zou volgens den
diplomatieken correspondent van de Daily
Herald onder den druk der Tories geno
men zijn. Men volgt daarmede de voor
stellen, gedaan in het rapport der com-
missie-Simon en zal het bereiken van een
eigen centrale regeering in Britsch-Indië
voor onbepaalden tijd uitstellen.
De centrale regeering zal daarmede,
evenals tot dusver, volkomen in Banden
van den onderkoning en van den Engel-
schen minister voor Indië blijven.
De Volkenbondsconferentie over het
Chineesch-Japansche geschil wordt even
eens een mislukking. Wij hebben van het
begin af niet veel vertrouwen gehad in
de pogingen tot oplossing en de bespre
kingen van de laatste dagen en de be
richten daarover uit Parijs zijn al heel
weinig bemoedigend voor een oplossing.
Het bedriegeliik optimisme, dat eenme
dagen lanf van Parijs uit over de wereld
verspreid werd schrijft de „Nw. Rott.
Crt." is vervlogen. Men kan niet langer
vermijden rekening te houden met de
realiteit.
Het blad schrijft verder:
Het was een naïeve voorstelling van za
ken,- dat de Chineezen toeschietelijker
zouden zijn geworden, meer bereid om met
de netelige positie der groote mogendhe
den rekening te houden, terwijl Japansche
generaals in Mantsjoerije naar hartelust
veldtochten op touw zetten. Ver buiten
het gebied waar zij nog rechtmatige be
langen te beschermen heebben.
Waarcchiinlijk ook ten gevolge van de
toenemende overmacht der nationalisten
te Tokio, is de houding van Japan zelfs
bepaald uitdagend geworden. Men heeft
gezien, dat het de zitting van den Raad
vergezeld heeft laten gaan van een op-
marsch in Noord-Mantsjoerije. De positie
van dén Raad werd des te zwakker naar
mate de houding van bepaalde mogend
heden onzekerder werd. Te Parijs begon
men blijkbaar te overwegen dat een mili
taire actie „ter verzekering van de uit
voering van verdragen" ook wel eens op
den weg van Frankrijk kon komen te
liggen.
Men heeft toen den uitweg gezocht van
een commissie van onderzoek naar China
te zenden, die zou uitmaken in hoever de
Chineezen te kort schoten in de eerbiedi
ging of bescherming van de belanden,
welke Japan nu bezig is te verdedigen.
Alfred Sze heeft het antwoord gegeven,
dat onfeilbaar van hem te verwachten
was; hij heeft gezegd: „Een commissie,
best, wanneer ze dan tegelijkertijd hun
troepen weer brengen naar de plaatsen
waar zij behooren de staan, en waar de
Raad ze reeds te Genève heen terug ver
wezen heeft."
De positie der Franschen tegenover deze
dingen is wat tweeslachtig, overeenkom
stig het tegenstrijdig karakter van hun
belangen. Wij wezen er reeds op, dat zij
reden hebben om het optreden der Japan
ners niet onvoorwaardelijk te veroordee-
len, daar zij zich bewust zijn in omstan
digheden te kunnen komen, die hun
dwingen op het Japansche voorbeeld een
beroep te doen. Tegelijk echter maakt
ieder wijken van den Raad voor de Japan
ners de verzekering van nationale veilig
heid door Volkenbondsverdragen denk-
beeldiger. En het is juist beveiliging door
verdragen waarom Frankrijk voortdurend
roept, en die het tot hoofdvoorwaarde voor
iedere beperking van bewapening heeft
gemaakt.
Men schijnt nu te Parijs naar redenee
ringen te zoeken, op grond waarvan men
kan aantoonen, dat de Raad, tegenover
Japan zwichtende, toch geen precedent
schept voor Europa.
Uit Londen wordt gemeld: Bij beschik
king van het ministerie van handel zal op
alle goederen van klasse III van de in-
en uitvoerljjst, o.a. brandstoffen, ijzer- en
staalproducten, electrische goederen en
apparaten, machines, textielgoederen,
chemicaliën, kleurstoffen, leer, leerwa-
ren etc. van 25 November af belast wor
den met een recht van 50 pet.
Een recht van 50 pet. zal, naar Reuter
nog seint, van 25 November af voorts
worden geheven van de volgende klasse
artikelen, met enkele uitzondering; aar
dewerk voor huishoudelijk gebruik, sa
nitaire artikelen van aardewerk, vuur
vaste steen, geglazuurde muur- en haard-
steenen, meubelen, die geheel of grooten-
deels van metaal zijn gemaakt, messen,
gereedschappen, sommige electrische
apparaten, draadlooze toestellen, schrijf
machines, fabrikaten, die geheel of ge
deeltelijk van wol zijn vervaardigd, kou
sen geheel of gedeeltelijk van zijde of
kunstzijde, zakdoeken, weefsels geheel
of gedeeltelijk van linnen, overjassen en
mantels, mannen- en jongenscostuums,
handschoenen en materieel voor hand
schoenen, binnen- en buitenbanden voor
rijwielen, (geen motorrijwielen), rubber-
hakken en zolen, linoleum, wasdoek, toi
letbehoeften, parfumerieën, cosmetica.
de Duitsche regeering gevraagd werd, op
7 December bijeen komen.
Bazel, 21 Nov. (V.D.). België zal in de bij
zondere commissie van de Bank voor In
ternationale Betalingen vertegenwoor
digd worden dóór Francqui.
Trein met Japansche troepen
ontspoord. Dood en en gewon
den.
Bij Moekden is een trein, die een Ja-
pansch troepentransport vervoerde, ont
spoord, tengevolge van vernieling van de
spoorbaan. Volgens Japansche mededee-
lingen zou de spoorbaan door Chineesche
bandieten zijn beschadigd. Een groot
aantal Japansche soldaten werd gewond;
eenigen werden gedood.
Japansche luchtaanval op Kintsjau.
Uit Peking wordt gemeld dat Japan
sche vliegers Kintsjau, aan de spoorlijn
TientsinMoekden, hebben gebombar
deerd. De Japanners zouden verscheidene
bommen hebben geworpen op den trein
van maarschalk Tsjang Haoe-liang, zon
der dat de maarschalk gewond werd. De
Japansche vliegers werden hevig bestookt
door het Chineesche afweergeschut.
LEEST ONS RECLAMEBOEKJE
VOORTDURENDE AFNEMING
DE WERKLOOSHEID
IN ENGELAND.
VAN
De cijfers, die door het departement
van arbeid gepubliceerd zijn van den
stand van de werkloosheid op 16 Novem
ber toonen aan, dat deze in één week
weer met 35.000 verminderd is. In het
geheel waren er 2.648.000 werkloozen.
ONRUST IN SPANJE.
Uit Navarrevista wordt gemeld, dat de
burgemeester en een wethouder van het
dorp ernstig zijn gekwetst door geweer
schoten, die ook nog andere slachtoffers,
hoeveel weet men niet, hebben gemaakt.
De president van het Volkshuis is om
het leven gekomen.
DE CONSULTATIEVE COMMISSIE
DER B. I. B.
7 December bijeen.
Bazel, 21 Nov. (Wolff). Naar het Zwit-
sersch tel.-agentschap mededeelt, zal de
consultatieve commissie der B. I. B., wel
ker bijeenroeping op 19 November door
24 personen verdronken.
De resident van Djambi seinde Dins
dagmorgen 7 uur 30, dat het gewestelijk
vaartuig „Ophelia" na een aanvaring met
een kabelveerpont omgeslagen en gezon
ken is. Vermoedelijk zijn zestien personen
waaronder passagiers en drie gestraften
omgekomen.
Een nader telegram meldt, dat ook vijf
leden van de bemanning verdronken zijn.
Het aantal dooden is daardoor gestegen
tot 24 personen, terwijl slechts drie op
varenden zijn gered.
De Gouverneur-Generaal droeg den
Hoofdinspecteur voor Scheepvaart op een
inspecteur van Scheepvaart naar Djambi
te zenden om een onderzoek in te stellen
en de mogelijkheid na te gaan of de
„Ophelia" te bergen is.
De „Ophelia" is een hekwieler (rivier-
Sv iio met geringen diepgang) van 25
meter lengte en 4.85 meter breedte. Het
schip werd gebouwd in 1918.
Onder de-omgekomenen bevin
den zich de landbouwkundig
ambtenaar Stuut, de echtgenoote
van ass.-resident Blok en de Eu-
ropeesche sergeant Van Bochem.
Aangaande de ramp wordt nader
gemeld:
Bij het vertrek Dinsdagmorgen om ze
ven uur, van den hekwieler Ophelia van
Sarolangoen voer dit schip tegen den
kabel van de veerpont, welke boven de
rivier hing. Door den sterken bandjir
sloeg het schip om. Aan boord bevonden
zich de assistent-resident ter beschik
king Blok met zijne echtgenoote en twee
zoons benevens een gast en verder de
landbouwkundig ambtenaar der eerste
klasse E. H. Stuut, benevens een mili
taire patrouille onder bevel van den ka
pitein der infanterie T. P. Fikenscher.
Bij de ramp kwamen om mevrouw Blok,
de heer Stuut, de Europeesche sergeant
der infanterie Van Bochem, dertien
fuseliers, drie gestraften en vijf opvaren
den. De andere aan boord aanwezigen
werden gered, doch deze zijn min of mqer
gewond. Nadere bijzonderheden ontbre
ken nog.
Bij het legerbestuur is bericht ingeko
men, dat de brigadekapitein gered is.
Behalve een Europeesch sergeant zijn ook
omgekomen een Javaansche sergeant,
een Soendaneesch korporaal en elf Ja
vaansche fuseliers.
DE EUROPEESCHE PERS OVER HET
BELEID VAN GOUVERNEUR
RUTGERS.
Batavia. De Europeesche pers uit una
niem haar verontwaardiging over de ge
beurtenissen te Paramaribo en wijst op
de slapheid van gouverneur Rutgers. Bat.
Nbl„ N. v. d. D. en Soer. Hbl. achten het
een geluk dat thans definitief de candi-
datuur-Rutgers voor het Gouverneur-
Generaalschap van de baan is.
Voor zijn St. Nicolaas een paar Voetbal
kousen, eigen gebreid, van
Maar., .bestelt ze heden. JAAP SNOR.
DE HERHALINGSOEFENINGEN.
Wie in 1932 en volgende jaren
moeten opkomen.
In 1932 zouden bij de landmacht voor
herhalingsoefeningen aan de beurt zijn
de lichting 1929 nagenoeg in haar geheel
en verder in hoofdzaak de lichting 1927.
Alleen voor zooveel de infanterie en de
ziekendragers betreft en de lichting 1926
met uitzondering van de infanterie en de
ziekendragers.
De Regeering heeft in de Memorie
van Antwoord nopens de Defensiebegroo-
ting de Tweede Kamer mededeeling ge
daan van haar voornemen om de her
halingsoefeningen, welke in 1932.zouden
worden gehouden, voor het meerendeel
der dienstplichtigen te verschuiven tot
1933. In 1932 komen dan voornamelijk
diegenen voor herhalingsoefeningen in
werkelijken dienst, voor wie de verschui
ving om wettelijke redenen bezwaar op
levert, alsmede de dienstplichtigen, die in
1931 hadden moeten opkomen, doch uit
stel verkregen tot 1932. Dientengevolge
zullen in 1932 voor herhalingsoefeningen
uitsluitend behoeven op te komen de
dienstplichtigen van de landmacht van de
lichting 1926, behoorende tot de wiel
rijders, den motordienst, de artillerie,
waaronder begrepen de treinafdeeling,
de pontonniers en torpedisten, de hu
zaren, en de intendancetroepen, en verder
zij, aan wie uitstel tot 1932 werd ver
leend.
Bij de infanterie zijn het derhalve al
leen een aantal uitstel-genietenden die in
1932 voor herhalingsoefeningen moeten
opkomen.
Het ligt in de bedoeling om ook voor de
zeemacht een dergelijken maatregel te
treffen. In 1932 zouden voor herhalings
oefeningen moeten opkomen de dienst
plichtigen der Zeemacht van de lichting
1929, of voor zooveel de kustwachters be
treft, van de lichting 1928. Hun opkomst
wordt in haar geheel verschoven tot 1933.
Wel echter zullen bij de zeemacht, evenals
bij de landmacht, moeten opkomen de in
1931 voor herhalingsoefeningen opgeroe-1
pen dienstplichtigen, die uitstel tot 1932
hebben gekregen.
De Regeering stelt zich voor, in 1933
en volgende jaren de herhalingsoefenin-<
gen weer regelmatig te doen plaats heb-(
ben, met dien verstande, dat bij de meeste
onderdeden van leger en vloot de dienst-<
plichtigen elke herhalingsoefening of een
der herhalingsoefeningen een jaar later
vervullen dan tot dusver.
ONTGROENING VAN CADETTEN.
Geen voorvallen In strijd met
de moraliteit.
In verband met voorvallen, welke zich
zouden hebben voorgedaan bij de ontgroe
ning aan de Kon. Militaire Academie te
Breda van eerstejaarscadetten, had het
Tweede Kamerlid, de heer Van der Heide
vragen gesteld. Hierop heeft de minister
van Defensie thans o.m. geantwoord, dat
noch bij den gouverneur, die met elk der
nieuwaangekomen cadetten een persoon
lijk onderhoud had, noch bh een der com
pagniescommandanten of klasseleiders
eenigerlei klacht naar voren gebracht is
nopens voorvallen, die in flagranten strijd
zouden zijn met de moraliteit.
Evenmin is een dergelijke klacht ont
vangen van de zijde van de geestelijke
verzorgers, noch van die van de ouders
of voogden. Aangenomen mag worden,
dat, indien werkelijk iets ernstigs op dit
gebied was voorgevallen, een dergelijke
klacht zeker niet zou zijn uitgebleven.
DE BOETE- EN BEDEDAG.
Het Tweede Kamerlid de heer Duymaer
van Twist heeft aan den minister van
binnenlandsche zaken en landbouw de
volgende vragen gesteld:
le. Heeft de minister kennis genomen
van den oproep der Kerken om in de
week van 29 November een boete- en
bededag te houden met het oog op den
ernst der tijden,
dat is gevraagd geworden om de
samenkomsten daartoe te houden op Zon
dag 29 November,
en dat door de Kerken aan dien op*
roep zal worden gevolg gegeven?
2e. Zoo ja, acht de minister in verband
met dezen boete- en bededag het niet
door
K. R. Q. SHOW-NE.
6)
„Nee, dank u". zei George beslist. „Ik
^erk voor geld omdat ik 't noodig heb en
accepteer 't omdat ik 't verdiend heb,
dus nadat ik 't verdiend heb, niet bij voor
uitbetaling. En geen vijftig dollar per
■tyeekdat is te bespottelijk. En stop
die miniatuur-munt asjeblieft niet weer
in dien heupzakzoo bent u hem den
eersten den besten keer, dat u in een bus
stapt, kwijt."
Mr. Todd keek hem wel een halve mi
nuut schaapachtig-onnoozel aan. Dan
grinnikte hij bewonderend, liet de porte
feuille in zijn binnenzak verdwijnen.
„Je bent aardig bij, hè jong! Zoo mag
lk het zien. Wat dat salaris aangaat....
maak voor jezelf uit wat je hebben moet
en zeg 't me danDat spaart 'n hoop
woorden uit.Zeg", ging hy opeens ver-
i ouwelijk door, „ik „mijnheer" je niet
anger. Ik ga je George noemen, als je der
rennnnste niets 0p tegen hebt. Dat klinkt
veel gezelliger
G«lk„ VOel ,me ten zeerste gestreeld", zei
Wat eÜn kleine buiging. „En nu!
M„ t?11 .we het eerst doen?"
.Kan n! "mis dacht diepzinnig na.
•l met een auto omgaan, George?"
„Ik denk van wel. In m'n goeien tijd
tenminste heb ik heel wat variëteiten ge
hanteerd."
„Zie je," zei Mr. Todd, met een gezicht
of hij zich schaamde. „Ik heb er een. Bij
ongeluk een dag of drie geleden gekocht."
„Wat is 't voor een wagen?"
„Een zes-cylinder Weston-Winchester,"
gaf Mr. Todd verlegen ten antwoord, „en
je kan 't er aan zien, hoor! Een paar da
gen geleden zag ik een rijtje van drie
voor een étalageraam en toen kreeg ik
ineens zin om naar binnen te gaan en ze
te bekijken. Binnen was er een jong-
«mensch, net een zoon van een hertog,
zoo'n air! en voordat ik wist wattie van
zins was, had hij me der een verkocht.
Zoo iemand als makelaar in vaste goede
ren! Binnen de vijf jaar was die schat
rijk. Ik wed dat 't hem zou lukken om
iemand, die naar een geschikte plaats
voor een kerk zocht, een paar duizend
meter moeras te verkoopen en dattie dan
naderhand nog vrij zou zwaaien ook.
Eergisteren kreeg ik 't ding thuis en nu
staat-ie in de garage. Ik ben gisteren
gaan kijken, maar jee'tje!ik wist niet
wat ik zag! Zoo'n rammelkast op wielen
durf ik wel aan, maar een heel huis
Zullen we 'es gaan kijken, jong?"
George weifelde even. De eenige
wensch, waarvan hij zich op dat oogenblik
bewust was,-was, om ergens naast den
hoofdingang te gaan zitten en daar te
blijven zitten tot het meisje met de don
kere oogen terugkwam. Maar even na
denken deed hem begrijpen dat. dat niet
ging. Ten eerste had hy geen enkel ex
cuus om voor-zeker-aan-te-nenien, dat ze
in het Regal logeerde of om een andere
reden er zou terugkeeren en ten tweede
was hy sinds vijf minuten in betrekking
bij Mr. Todd en had hij te doen wat zijn
joviale werkgever hem beval te doen.
Dus knikte hij bereidwillig en stond op.
„Graag. Ik heb nog nooit een Weston
onder m'n handen gehad, maar ik ben
nogal goed van aannemen.. Na u, Mr.
Todd."
De garage van het „Regal" bevindt
zich onder het hotel zelf, wat een buiten
gewoon practische oplossing is. Het is
een reusachtige, wit-gestucte ruimte,
waar elke voetstap en elk woord een do
zijn echo's wakker roept en te allen tijde
kan men er een collectie van het aller
mooiste en allermodernste op het gebied
jvan auto's bewonderen. Toen George en
Mr. Todd met de onhandigheid van een
paar opgeschoten jongens, die voor het
eerst een kerk binnengaan, over de rails
van de groote, vierkante schuifdeuren
heengestapt waren doken ze onmiddellijk
onder in wat je een zee van motorvoer
tuigen zou kunnen noemen. Auto's van elk
model elke kleur, elke grootte: open wa
gens, gesloten wagens, coupée's en lan-
daulettes, race-wagens, toer-wagens,
chars-a-bancs, dozijnen, tientallen, hon
derden auto's.
„Daar heb je 'em!" zei Mr. Todd op
een toon, die het midden hield tusschen
trots en ontzag. „Hoe vin je 'em?"
George gaf niet dadelijk antwoord, om
dat hij er, eerlijk gezegd, te verbaasd
voor was. In den goeden, ouden tijd, voor
de financieele catastrophe, had hij suc
cessievelijk met zoo ongeveer elk soort
wagen kennis .gemaakt. Maar een auto
zooals daar voor hem, had hij nog nooit
gezien. De zes-cylinder Weston was een
auto van het „saion"-type, vanbuiten don
kerbruin en van binnen teergrijs. Zij was
groot, zij zag er duur uit, zy imponeerde,
zy overblufte. Het electrische licht werd
overal door flitsend zilver weerkaatst, de
lange, blanke motorkap waarin de
kracht van veertig paarden op de lichte
aanraking, die ze aan het werk zou zet
ten, lag te wachten glom aanmatigend;
de matten op de treeplanken zagen eruit,
alsof ze zich te goed voor een aanraking
met gewone, plebeïsche schoenen voelden.
„Nou?" vroeg Mr. Todd op een toon,
die het bewijs was dat zijn trots het van
zijn ontzag gewonnen had. „Een aardig
bakkie, wat?"
George haalde diep adem en nam met
een eerbiedig gebaar zijn hoed af.
„Buitengewoon," zei hij. „Er ontbreken
maar twee dingen aan."
„En die zijn?" vroeg Mr. Todd scherp.
„Een recreatie-zaal voor de dienst
boden en een badkamer."
Mr. Todd grinnikte.
„Je bent me toch een grappenmaker,
George!" Hy haalde een massief gouden
horloge voor den dag en bestudeerde de
wijzerplaat. „Tien over vieren. Wat vin-je
ervan? Zouën we nog een eindje gaan
rijden? Om 's te probeeren hoe-ie loopt?"
„Graag," gaf d grappenmaker ten ant
woord. „Maar dan ga 'k 'm toch eerst even
van binnen inspecteeren. Wat ik zeggen
wou. ik heb geen rijbewijs!"
„Ik wel," zei Mr. Todd! „Dat heeft die
zoon van den een of anderen graaf voor
me in orde gemaakt. Ik zal 't even gaan
halen. Ondertusschen kan jij de machine
kamer nakijken.
1 oen onze adspirant-roué na verloop
van een kwartier met de officieele goed
keuring om op eiken openbaren weg in
het Vereenigd Koninklijk zooveel te moor
den als hij maar wilde, in zy'n hand. de
garage weer kwam binnen stappen, zag
hij daar zijn employé in zijn hemdsmou
wen, met verwarde haren en lichtelijk
besmeurd gezicht in devote houding naar
het fluisteren van den Weston-Winches
ter motor staan luisteren. By het binnen
komen van Mr. Todd keek hy op en
glimlachte verrukt.
„Alles schiterend in orde!" kondigde
hij aan. „De boel loopt als een klok. Ik
heb den chef-monteur erbij gehaald en
nu ben ik achter de versnellingen en zoo.
Als u even wil wachten? Dan bik ik de
laag modder op myn gezicht en handen
er af."
Een minuut of tien later gleed de Wes
ton Winchester uit de garage te voor
schijn, draaide soepel om en reed voort i
naar het Embankment. Achter het stuur
zat Mr. Merriweather Ashbujmham Carr
met een gezicht, alsof hij -zijn heele leven
niets anders gedaan had dan Weston-
vVmchesters besturen, een opzet, waarin
hij tamelijk wel slaagde. En naast hem
zat Mr. Decimus Todd met een gezicht,
alsof dit niets nieuws voor hem was, een
opzet, waarin hy duidelijk zichtbaar
faalde.
„En waar gaan we naar toe?" vroeg
George. „De wereld ligt aan onze voeten,
de avond is nog jong en we hebben ge
noeg benzine in het reservoir om °ns
naar het andere einde van de wereld te
brengen."
„Dat iaat ik aan jou over, jong," gaf
Mr Todd ten antwoord. „Ik ben alles
vergeten wat ik ooit van dit land gewe
ten heb."
George knikte. Even daarna draaide
hij de zilverig-glanzende motorkap naar
het Westen om.
„Dan wordt 't Surrey, Surrey, de tuin
van Engeland en de speelplaats van onze
gepensionneerde militairen. Een prach
tige streek, zoolang je op veiligen afstand
van de hoofdwegen blijft."
De Weston-Winchester gleed geruisch-
loos voort. George begon tot de ontdek
king te komen, dat zijn vaardigheid in
het chauffeeren in die drie jaren niet in
het minst geleden had en genoot dien
tengevolge dubbel. Het scheen wel of de
auto zy'n intenties aanvoelde; zij stuurde
zich om zoo te zeggen zelf. Langs White-
hall en Pall Mali, door St. James Street
en Piccadilly kwamen ze in Knightsbo-
rough en zoo in Kensington. En daar
moest George, inwendig mopperend,
vaart minderen tot hij voortkroop
voortkroop door de opeenhooping van
bussen, vrachtouto's, kinderwagens, stra
tenmakers en voetgangers, die High Ken
sington Street tot zoo'n dorado voor auto
mobilisten maakt.
Er bestaan drie soorten van ezels,
zei'George opeens. „Gewone ezels, stom
me ezels en menschen die de straat over
steken met hun rug naar het verkeer
toe." De claxon g.msde een waarschu
wenden drieklank. Een slaapwandelaar
op leeftijd schrok wakker en stelde zich,
met een sprong die een gems eer aange
daan zou hebben, in veiligheid.
(Wordt vervolgd).