Eigenaardige wijze van geldverdienen. TOB NOOIT HOEKjè kleeren deden we in de rivier en dan was het vlaggendag! Ik werkte nog een tijd op een fabriek, maar op den duur ging dat niet, want het stormde soms geweldig en dan kon ik Mien niet al leen achterlaten. Na werktijd kwam Mien me met een sloep halen. Dat was wel eens een heel karweitje als er een halve orkaan blies. Maar Mien „sings a wicked oar", zooals ze dat hier noemen (waarschijnlijk wordt bedoeld, dat Mien een uitstekende roeister was. Redactie). Helaas werd ze ziek en gin gen we terug naar de ranch om dich ter in de buurt van een dokter te zijn. Ook ik ging weer sukkelen en tot over maat van ramp werd de kleine Piet eveneens ziek. Hij kon heelemaal niet tegen de hitte. Volgens den dokter had hij een vergiftiging van zijn bloed ten gevolge van de hitte. We trekken naar de kust. We besloten de ranch maar te ver- koopen en naar de kust te gaan, waar het tenminste altijd frisch is. Het was wel jammer, want er waren zulke ge zellige herinneringen aan die ranch verbonden, maar met den zieken Piet viel er niet aan te denken en moesten we zoowel boot als ranch opgeven. Het ging me zeer aan mijn hart om de boot vaarwel te zeggen. We waren eigenlijk van plan geweest om, als we een paar goede jaren hadden gemaakt, er mede naar Holland te varen. We wonen nu in San Francisco, vlak bij het strand. Van het balkon kun nen we de zee zien. Ik probeer zaken man te wezen en ben importeur van wollen dekens. Maar onze harten gaan nog steeds naar het vrije leven op de ranch. Het is wel veel zwaarder werk, maar er gaat toch niets boven. Ook turen we af en toe over den Stillen Oceaan en hopen nog eens met eigen boot het zeegat uit te varenrich ting Holland. Misschien ben jij dan ook weer terug en kunnen we nog eens op strooptocht uitgaan met „allehens aan dek".... CalJlornië, het „paradijs". Californië valt erg tegen. Vooral San Francisco. Het zijn hier allemaal Ieren en Italianen en het staat, wat be schaving betreft, ver met het Oosten ten achter. Het is hier altijd koud en mistig, terwijl je 70 km. verder sterft van de hitte. Met boeren is niet veel te verdienen. Een stukje land in Holland is goedkooper en brengt vier- a vijf maal zooveel op per Ha. Het is een eigenaardig land en heel anders dan je ervan hoort. Er zijn prachtige stukken, waar je heerlijk kunt kampeeren als het er tenminste niet bedorven is door duizenden kannetjes en papieren. Iedereen, tot den bedelaar toe, heeft een auto. Voor 25 rijdt je al mee weg, dus nergens ben je veilig. De Ameri kanen hebben ook de eigenaardigheid om allemaal bij elkaar te kruipen wan neer ze gaan kampeeren. Dus als je denkt een gezellig plaatsje te hebben gevonden, komen de toeristen van alle kanten toeschieten en maken de buurt onbewoonbaar met hun radio's en grammofonen, die liefst door elkaar schreeuwen, geweldige kampvuren, black bottoms en luidruchtig ge schreeuw. Iedereen maakt dan uien met spek klaar tot overmaat van ramp en voor ons Hollandsche gevoel zit er niets anders op dan te verhuizen naar een ander kampeerplekje, waar je de kans loopt eveneens weggejaagd te worden. Het einde. Hier eindigt de brief van Maarten P., even plotseling als hij is begonnen. Over de verdere avonturen in de U.S.A. valt niet veel meer te vertellen. Het importeeren van wollen dekens bleek niet bijster succesvol te zijn ge worden en evenmin bevielen hem an dere betrekkingen, die hem ver van de vrije natuur en het water brachten. Tenslotte werd het land van belofte vaarwel gezegd en thans genieten zij tusschen hun Leghorns en Bernadot- tes in het Zuiden van Frankrijk. Doch niets is veranderlijker dan., mijn vriend Maarten, die een zwer- versnatuur heeft en het zal mij niet verwonderen als ik over een jaar of tien weer een brief krijg uit een ander werelddeel. Niet, dat ik met hem zou willen ruilen, maar ons leventje in een groote stad kan toch ook bij tijden wel eens tè rustig lijken. T. Stenograaf voor huwelijksinzegeningSE. Parapluie - studenten, door G. W. VAN HUNNEKEN. Onze medewerker G, W. van Hunneken, die een reis heeft gemaakt door verschillende groo te steden van het Europeesche vasteland, beschrijft in dit merk waardige artikel op welke wijze men hier en daar tracht geld te verdienen Een Stenograaf voor huwelijksplechtigheden. Een trouwpartij in de groote stad. Een paar voor de kerk wachtende aapjeskoetsiers met hun wagens, een serie versierde trouwrijtuigen, een paar dozijn nieuwsgierigenen zie daar de rudimentaire overblijfselen wonderen had verricht, met oud mate riaal zooveel bekoorlijk nieuws tot stand had gebracht? Langzaam ontdeed hij zich van zijn pantalon. Hij voelde zich of hij de vlag streek voor ae tegen partij. En even nog waagde hij de op merking: „Een mannebroek is heel wat anders..." Maar ze had het klee- dingstuk al te pakken, draaide hem den rug toe en begon te tornen. „Laat dat maar aan mij over, Piet", zei ze. Haar toon leek hem „snibbig". Dienzelfden avond kwam het werk tot stand. Piet paste de broek, maar hij bekende het alleen zichzelf, in het diepst van zijn ziel de broek paste hem niet. Tenminste niet zooals een normale confectiebroek een paar man- nenbeenen past. „Vin-je 'ra niet een beetje ruim?" vroeg hij, aarzelend. „Wat je ruim noemt", zei Toosje, „Niet te „Hij kon best een beetje strakker", waagde Piet nog op te merken. „Trek 'm nou maar weer uit'*', zei Toosje, beslist „'t Is vanavond te laat van wat eens in vroegere tijden een ge weldig feest vol pracht en praal was. In het plechtige, gedempte licht van de groote kerk vloeien mooie woorden vol veelzeggende beloften over de hoofden van de aanwezigen: de pastoor spreekt het jonge paar toe, met woor den, die hem direct uit het hart moeten komen. Diep ontroerd leest de bruid de woorden van zijn lippen, terwijl ook de ouderen aandachtig luisteren; misschien worden bij hen wel herinne ringen opgewekt aan hun eerste huwe lijksdagen, aan hun jongen tijd. Doch binnenkort zal alles weer vergeten zijn, de Heilige Schrift en enkele bij zonder mooie zinnen zijn misschien blijven hangen. Maar daar het meer of minder sterk ontwikkelde gevoel voor romantiek, dat in ieder vrouwen- oin m nog in te nemen. Dat doe ik mor genavond wel even. Van één dag zal ,13 niet bederven". Toen Piet den volgenden middag nns kwam, was Toosje getuige van een haar tot dusver onbekend natuur verschijnsel. Piet was brieschend. Zoo dra de deur achter hem dicht was, ont- Z1C}} zwijgend van zijn nieuwe pantalon, slingerde deze door de huis kamer en nog eer Toosje den mond had kunnen opendoen om hem tot zijn vo- rigen staat van lijdzaamheid terug te brengen, brulde hij: „Harembroek! Verander dat ding. whthnn' 'k m-t een bestuurbaren luchtballon naar mijn werk kan gaan!" vuËt opntaw'e ,0e<'e SloeK h« me' „Harembroek, harembroek! Hoor je broek!"' Q00men me de Harem- (Nadruk verboden). hart leeft, op stormachtige huwelijks dagen dikwijls verlangt naar een reli gieus-geestelijke stoet, die het beste tot uiting komt in de huwelijkspreek, ont staat er hier een leegte, die moeilijk is aan te vullen. En dat heeft een jonge man heel goed begrepen: Bij den koster, of in groote kerken op het bureau, hoort hij wanneer en waar een huwelijk zal plaats hebben, alsmede de namen van de aanstaande echtgenooten. Als de eerste accoorden van het orgel zachtkens door de kerk ruischen, neemt hij zonder dat iemand hem bemerkt schuin tegen- over de kansel achter een pilaar en stenografeert de woorden van den priester. Dadelijk na het eindigen van de preek ijlt hij naar huis, haalt zijn schrijfmachine voor den dag, een ma chine met een elegant lettertype, typt het stenogram op fijn, versierd papier over en bindt het manuscript smaak vol in een reeds klaarliggende pracht band. Twee uur na de huwelijksplech tigheid verschijnt hij reeds bij het jonge paar aan huis en biedt de „jonge vrouw" tot haar groote verrassing en vreugde de huwelijkspreek aan, waar naar zij enkele uren geleden nog zoo aandachtig en geroerd luisterde. Vijftien gulden, soms nog wel eens meer, doch nooit minder zooals deze sympathieke jongeling mij mededeelt kost een dergelijk huwelijkssteno gram; maar men betaalt dit gaarne er voor. En ik wensch hem geluk met de aardige wijze, waarop hij zijn geld weet te verdienen en tevens nog tal van menschen gelukkig maakt ook.... H. De Parapluie-Student. Eiken keer als hij van zijn schrijf machine opziet, waarop hij moeizaam zijn dictaten uitwerkt, valt het hem op hoe donker-dreigend de lucht weer wordt, hoe dicht of de regen weer neer- gutst en hoeveel jonge, elegantgeklee- de dames gejaagd onder het bescher mende afdak van het „Ondergrondsta tion" heen en weer loopen, besluiteloos of zij het zullen wagen of niet, daar voorloopig nog geen enkel lichtstraal tje doorbreekt en de regen geen nel- ging vertoont binnen de eerste twee uren te pauseeren. Gewoonlijk wendt onze vriend Sjoerd zich dan met een ruk om en denkt: „Wat gaat het mij ook aan; een druppeltje water zal ze geen kwaad doen!" En hij werkt weer door Maar toen hij enkele dagen later wéér hetzelfde tooneeltje zag, viel het hem eensklaps in, dat zijn „ploert", zooals de huisheeren der studenten ge noemd worden, een enorme parapluie bezat, waarmede hij steeds heel statig de directeur eener groote onderne ming, die op de eerste verdieping woonde, vanaf zijn auto naar de huis deur geleidde. Korten tijd later is Sjoerd op weg, gekleed in een water dichten mantel en gewapend met een inderhaast opgescharrelde parapluie. Bij de Ondergrondsche gaat hij dade lijk naar de meest gehaaste jongedame toe. „Mag ik U mijn geleide aanbie den.. Geen antwoord, maar haar blik zegt zoo ongeveer alles: verontwaardiging, woede, teleurstelling, haast, geprik keldheid, enz. „Pardon, ik wilde U alleen mijn parapluie aanbieden!".... Plotselinge verandering, verbaasd gezichtje, vragende blikken, nauw keurig onderzoek, dat schijnbaar in zijn voordeel uitvalt. Dan: „Inderdaad heel aardig van u. Ik moet naar de X-straat. Niet ver, maar zonder parapluie ben ik volkomen nat, voordat ik drie stappen heb gedaan". Zij gaan op weg. Hij draagt de para pluie, zij moet vanzelfsprekend „in haken". Eerst stilte tusschen hen bei den, ieder wacht af, wat de ander zal doen. Tenslotte roffelt Sjoerd zijn ge- heele dansles-wetenschap af en breekt daardoor het ijs. Zij amuseert zich en stelt hem verschillende vragen, spe ciaal omtrent zijn nieuwe beroep. Intus- schen zijn zij in de X-straat aange komen. „Wat ben ik u schuldig?" „Twintig cent, alstublieft!" Het zal u verbazen, beste lezer, maar zoo is inderdaad Sjoerd, zijn eerste proef, om geld te verdienen met eene parapluie, verloopen. Want Sjoerd is van nature vrij schuchter. In ieder geval doet hij thans al zaken met een eigen parapluie. De jonge dames kennen hem allen en zijn blli als zij onder geleide van den „student" droog door den stroomenden reg»n kunnen komen. Men heeft al spoedig HET GELUK IS OOK VOOR u? Er is slechts één din«, dat ge zonder moeite bereiken kunt: mis lukking. Anders niets. „Hebben is hebben, maai. kriwn ig de kunst", luidt een oud s zegde. Het wordt dikwijl op afsuti stigen toon geuit - Zij, die „hebb-m" j zijn maar gemakkely^ af, zjj r i hoeven niet te zwoegen en ie Slaven maar wij, wij moeten n0g „krnsen"' En dat is de kunst. ygei1 Laten we even voorop stellen, dat een mensch nooit tevreden is mèt wat hij heeft. Als hij „heeft" wü hij nug meer hebben, onverschillig of het stof felijke of gesetelijke goederen betreft. Wij kunnen hem dus nooit voorstellen in een passieven toestand van genie tend in zijn bezit. Hij zal altijd meer willen hebben en er voor moeten wer. ken, zooals hij voor zijn vorig bezi; gewerkt heeft. Want dat verliezen we maar al te dikwijls uit het oog: ook de anderen hebben om hun bezit moeten strijden. Als krijgen de kunst is, hoe wilt ge dan, dat anderen gekregen hebben? Het is hen ook maar niet zoo in den schoot geworpen. Hebben zij meer ge luk gehad dan gij? Hebben zij hun geld verdwijnt zoo gauw! En wat wisselvallig, en onberaden beheerd heerd geld verdwijnt zoo gauw! En ge „geluk" noemt, zou dat niet eerder „volharding" heeten? 't Geluk is met de stoutmoedigen, omdat zti den moed er in houden altijd weer opnieuw probeeren. Wat wee gjj ten slotte van de moeilijkheden van dien ander af? Hebben zij het „geluk" mis schien niet meer verdiend dan gij? En zoudt gij uw geluk even goed weten te gebruiken als zij 't doen? Overal moet ge moeite voor doen, om het geluk te krijgen, om het te behouden, om het te vergrooten. Zonder moeite bereikt ge niets, erger dan niets: mislukking, achteruitgang. Krijgen is de kunst. Maar niets schenkt ons zooveel voldoening als juist die kunst. Werken, streven om het hoogste te bereiken. Verlang niet naar het „passieve" „hebben is heb ben". Ge zoudt er niet tevreden mee zijn. Verlangen naar wat we niet hebben, ligt nu eenmaal in onzen aard. Moppe ren omdat we het niet hebben schijnt daarbij te hooren. Maar zich aan de kunst wijden van het „krijgen", daar kunnen weinigen toe komen. Zii denken bij voorbaat al aan mislukking. Ja, als ge u geen moeite geeft, dan komt de mislukking ook. Maar als ge doorzet, volhardt, slagen wilt, dan zult ge eens slagen, zoo goed als de anderen. Het geluk is niet tegen U. zelf z;jt ge misschien tegen uw geluk. Omdat ge er niet voor strijden wilt. Dr. JOS. DE OOCK. ontdekt, dat hij in tamelijk behoeftige omstandigheden verkeert en tracut hem daarom op allerlei wijzen te bel- pen, zonder hem te kwetsen. En Sjoerd heeft het druk Hjj verdient op goede dagen (d.w.z. op de mee3' regenachtige dagen) soms ruim tien gulden en bovendien heeft hij onder zijn „klanten" nog een aardig meisje gevonden, dat ni^t ongenegen was, zich met hem te verloven. (Wordt vervolgd). HIJ schaamde zich. Dame: Hoe kom je erbij te komen bedelen terwijl je dronken bent? Bedelaar: Ach mevrouwtje, wat zal ik u zeggen. Als ik nuchter ben zou ik me schamen om te bedelen. HJJ begreep het dadelijk. A. Hoe laat is het? B. Eh mijn horloge is kaP° 0 A. Hoeveel heb je er nu nog gekregen? Het broertje. Vader: „Je nieuwe broertje te komen Jan". Jan: „Waar komt hij vandaan vader Vader: „Uit een land heel ver weg- Jan: „Dus weer zoo'n lastige buiten lander".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 16