r
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
xxxxxxxxx
x
Voor onze teekenaars.
Een wipmaken.
RAADSELS.
;jAls U me nou niet inslikt," zei
Pietwiet. „Dan zal ik maken dat er een
dik, vet aapje zoo in Uw mond stapt.
Heusch, dat zweer ik."
De krokodil wilde het eerst niet ge-
looven maar het vogeltje piepte zoo
eerlijk en zoo overtuigend dat Hanna
eindelijk zijn muil maar weer open
deed en Pietwiet liet vliegen.
Deze vloog dadelijk weg en Hanna
dacht: zie je wel, hij heeft me voor den
gek gehouden
Maar dat was niet zoo.
Want toen Hanna den volgenden dag
in het zonnetje lag kwamen behalve de
aapjes, ook het vogeltje Pietwiet. De
aapjes begonnen natuurlijk dadelijk te
treiteren. Toen de krokodil gaapte en
zijn bek dus heel wijd open had riep
een van de aapjes:
„Hé Hannatje, je hebt een vlek ach
ter in je maag weet je dat?"
En alle aapjes aan het lachen na
tuurlijk.
Toen nam Pietwiet plotseling het
woord.
„Zegeris behaarde kaffertjes," riep
hij uit. „Jullie kunt nu wel héél aardig
plagen maar in werkelijkheid zijn jul-
tie toch maar laffe knapen hoor."
„Hoor hem eens," riepen de aapjes
uit. „Zou jij dan meer durven dan wjj?"
„Ja, waarom niet, „sprak Pietwiet
rustig. „Nu op dit oogenblik bijvoor
beeld. De bek van Hanna staat wijd
open. Wie van jullie durft er in te
kruipen?"
De aapjes zwegen. Toen riep er een:
„Wij durven het niet, maar jij hebt er
evenmin het lef voor."
„Dat zal je zien," zei Pietwiet.
En hij vloog tot groote verbazing
van de apenvergadering in de muil
van den krokodil. Deze sloot zijn bek
en even later, toen Hanna's bek weer
open ging fladderde het vogeltje er on
gedeerd uit.
De aapjes stonden paf.
„Dat is lef," zeiden ze en ze waren
eigenlijk een beetje beschaamd dat
dat kleine vogeltje Pietwiet meer durf
de dan zij.
Maarer waren ook aapjes bij
die dachten: „Die krokodil kan zeker
niet eens bijten. Wat dat beestje, dat
nietige vogeltje kan, kunnen wij ook."
En zoo stapte een klein mager aapje
naar voren en verdween in de bek van
Hanna.
Hanna voelde dat het een mager
beestje was en hij dacht: ,Laat ik nu
even link zijn en hem niet dadelijk op
eten. Ik kan beter wachten tot er een
vet aapje binnenstapt. Daar heb ik
veel meer aan."
Zoo kwam het dan ook dat het ma
gere beestje even later weer ongedeerd
uit Hanna's muil te voorschijn kwam.
En nu werd er gewoon door de aapjes
gevochten wie in de krokodillen bek
mocht stappen. Een dik vet aapje dat
Hanna altijd vreeselijk had geplaagd
kwam als nummer een.... en werd
door den krokodil fijntjes opgepeuzeld.
De andere aapjes waren vreeselijk
geschrokken. Plotseling begrepen ze
dat er met Hanna niet te spotten viel
en het gevolg daarvan was dat ze hem
in het vervolg niet meer plaagden.
En Pietwiet?
Wel, hij mocht altijd in de bek van
den krokodil gaan zitten om de voed-
selrestjes op te eten.
Hij heeft er dus wel voordeel van dat
hij indertijd woord hield.
Teekeningen, gemaakt van...
cijfers.
Teekenennu ja, er zijn er onder
ons die daar al een aardige handigheid
in hebben. Drie vier lijntjes, een paar
kringetjes en een paar kleurtjes en een
oolijk ofwel een droevig gezicht staat
op het papier.
Maar nu iets anders.
Jullie moet nu ook eens probeeren
om teekeningen te maken, niet van ge
wone lijntjes maar.... van cijfers.
Ik geef jullie hierbij een tweetal
voorbeelden van hetgeen ik bedoel. Je
ziet een meneer met een neus die is
gemaakt van een zes, een mond van een
vijf en een kin eveneens van een vijf.
Enfin, bekijk het plaatje maar eens en
je zal zien dat het geheele gezicht van
dien meneer en zijn vrouw die naast
hem staat is samengesteld uit cijfers.
Die vanzelf gaat.
Als zich iets schijnbaar uit zichzelf
beweegt maakt het een geheimzinnigen
indruk op de menschen en geheimzin
nigheden hebben voor vele lieden een
groote bekoring.
Wat is nu de bedoeling?
Wel, dat jullie eens moet gaan pro
beeren om ook zulke cijferportretten te
maken. Je neemt een paar velletjes pa
pier en je gaat maar zitten passen en
meten. Het lukt vast wel.
Je kunt het ook wel eens met letters
probeeren. Daarvan heb ik geen voor
beeld maar ik weet toch heel zeker dat
het ook goed gaat. Ik heb het namelijk
zelf dikwijls genoeg gedaan.
Weet je wat bijvoorbeeld aardig is?
Om met de letters van je voor- of ach
ternaam een gezicht of een poppetje te
maken.
Dat kan je dan als handteekening
gebruiken.
Een aardige handteekening, niet
waar?
(Nadruk verboden).
In de rechtzaal staat een slecht ge
kleed man terecht.
„Uw beroep?" vraagt de rechter.
„Houthandelaar", luidt het antwoord.
„Houthandelaar?"
„Ja", ik verkoop lucifers".
Laten wij daarom samen eens een
wip gaan samenstellen die uit zich zelf
beweegt. Hoe dat gaat? Luister maar
goed.
Je neemt ten eerste een flesch, zoo
als die midden op het plaatje staat. Na
tuurlijk behoeft het nu niet bepaald
zoo'n buikflesch te zijn. Een andere is
ook goed.
Het tweede noodige artikel bij dit
kunstje is een doodgewoon limonade
rietje. Prik nu een naald in de kurk en
ga dan het zwaartepunt van het rietje
zoeken. Heb je dat gevonden, dan wordt
het rietje op de naald gelegd. Rechts
van de flesch zetten we nu een ledig
glas. Aan den rechterkant van het
rietje wordt een zijden draadje beves
tigd met aan het einde daarvan een
rozijn.
Aan den anderen kant van het rietje
waar op het plaatje dat zonderlinge
beest staat bevestig je het een of
andere aardige papieren figuurtje.
Let nu op. De eigenlijke proef gaat
beginnen. De rozijn ligt op den bodem
van het glas zoodat de wip het meest
overhelt naar rechts. Nu schenken we
in het glas een hoeveelheid spuitwater.
Wat gebeurt er nu? Wel, dat zal je
zelf zien: de wip zal gestadig op en neer
gaan, zoolang er „borreltjes" in het
glas aanwezig zijn.
Dat is nu wel heel goed, maar mis
schien willen jullie ook „het waarom"
van deze truc wel weten, nietwaar?
Wel, let maar eens goed op.
De rozijn hangt in het spuitwater.
Aan „het lichaam" van die rozijn hech
ten zich talrijke blaasjes vast. Het ge
volg hiervan is dat de rozijn gaat stij
gen. Komt de rozijn echter aan de op
pervlakte, dan springen de blaasjes
weer zoodat een zakkende beweging
het gevolg is. Dit stijgen en dalen gaat
zooals gezegd net zoo lang door
tot er geen werking meer in het
water is.
Een aardige proef nietwaar? Pro
beer het maar eens, maarwees voor
zichtig hoor, en knoei niet met het
water.
Anders wordt moeder kwaad en
geven jullie mij de schuld omdat 'k het
kunstje nu eenmaal uitgedacht heb.;*
(Nadruk verboden).
Oplossingen dor vorige raadsels.
I.
Hebben is hebben, krijgen de kunst.
II
Zooals het klokje thuis tikt, tikt het
nergens.
Hl.
Argentinië - Annie - Gent - riet.
IV
Urk - Jurk.
Nieuwe raadsels.
Met K ben ik een gebruiksvoorwerp.
Met M ben ik een persoon.
Met P ben ik een attribuut dat in
de keuken thuishoort.
Met H ben ik een afgekorte jon
gensnaam. Wat ben ik?
II.
X
x
x
X
X
X
II
Op de staande en liggende kruis-
jeslijn komt de naam van een bekend
gebouw in Utrecht
Op de eerste regel een medeklinker.
Op de tweede regel een huisdier.
Op de derde regel een meisjes naam.
Op de vierde regel het teg. gestelde
van netjes.
Op de vijfde regel het gevraagde
woord.
Op de zesde regel een heel leelijke
eigenschap.
Op de zevende regel een plaats in
Zuid-Holland.
Op de achtste regel een verkorte
meisjes naam.
Op de negende regel een medeklinker.
(Ingez. door A.B.)
Goede oplossingen van beide raad
sels ontvangen van:
H. A.; A. d. B., IJmuiden; I. B.; A.
en M. B.; M. B.; A. v. d. B.; B. B.;
J. B.; G. D.; C. D.; O. C. D.; J. D.;
B. v. d. E.; M. G.; J. en N. G.; T. v. d.
K.; N. H.; N. K.; A. en J. K.; J. en
K. K., Texel; A. K., IJmuiden; H. K„
J. K.; C. L.; B. L.; H. L.; D. en G. L.;
G. M.; T. en M. M.; J. d. M.; C. P.;
J. O.; L. S.; T. S.; M. T.; D. T.; S. T.;
A.T.; W.V.; H.V.; T.W.; J.W.; A.W.
67. „Dat was 'n benauwd uurtje!"
zei de kapitein. „Maar hoe krijgen we
dien aap mee?" - Op datzelfde oogen
blik werden de struiken opzij geduwd
en twee negers kwamen te voorschijn,
e waren aan 't kruiden zoeken voor
un opperhoofd; deze stakker verging
3n kiespijn, en de nekers dachten:
U' rïi® lui zoo knap zijn, om
zoo maar hokus-pokus zoo'n grooten
v?*?gen, zullen ze ook wel raad
°°r de kiespijn weten!"
68. Ze wenkten den kapitein en de
twee jongens dus, om mee te gaan.
Spoedig waren ze in de negerkraal,
waar het brave opperhoofd Kookme-
ictje bezig was, zijn geteisterde wang
met een brandendenfakkel te blakeren,
om dan vervolgens zijn hoofd onder
water te dompelen. Naar het hevige ge
brul van Zijne Doorluchtigheid te oor-
deelen, scheen de kunstbewerking ech
ter niet veel te helpen.
69. „Ik zal hem er af helpen, je
kan nooit weten waar het goed voor
is!" fluisterde de kapitein, en na deze
uiting van onbaatzuchtige naastenlief
de haalde hij een buisje met kiespijn
watjes uit z'n zak, werkte met z'n zak
mes een der watjes in de pijnlijke
kies van Kookmebotje, liet hem een
paar aspirientjes slikken, en weg wa
de kiespijn.
70. De menschlievende daad van
kapitein Klakkebos had het gewensch-
te resultaat: ze werden als vorsten ont
haald en de geheele negerstam maakte
van bamboe een stevig hok op wielen
voor den gevangen aap, die er, nog
steeds aan handen en voeten gebon
den, netjes in opgeborgen werd. „Nu
valt me meteen een prachtig idee in!"
zei de kapitein.