POPULAIR ÜOURAMÜ'
BEDELKINDEREN.
517
VAN ZATERDAG 19 DEC. 1931. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
TWEEDE BLAD.
De weerstand van dieren
tegen koude.
HERFSTASTERS.
Aan een bedelaar verkocht!
Onthullingen uit de wereld van den kinderhandel.
Onder de verschillende tak-
van den misdaad neemt de
kinderhandel wel een zeer
treurige plaats in. Hoewel alle
particuliere en staatsinrichtin
gen reeds sinds jaren onver
moeid maatregelen nemen deze
internationale onmenschelijk-
heid tegen te gaan, heeft men
geen noemenswaardige resul
taten weten te bereiken. Hoe
uitgebreid de kinderhandel
tegenwoordig nog is, blijkt wel
uit de navolgende cijfers, ver
zameld door een expert op dit
gebied.
Nog steeds groeit en bloeit in alle
deelen der wereld de schandelijkste
misdaad, die wij ons kunnen voorstel
len: de exploitatie van kinderen en de
sjacherhandel met hen. Ondanks alle
waakzaamheid der betreffende politio-
neele afdeelingen en der kinderbe
schermingsorganisaties, schijnt men dit
kankergezwel der maatschappij niet te
kunnen treffen. De kinderhandel wordt
in het uiterste geheim gedreven en
wordt slechts door vreemden aange
bracht, daar de ouders meestal in het
spel zijn en in het complot betrokken
blijken te wezen. Ontdekt men echter
een dergelijke zaak, dan wordt het mes
er echter ook hardhandig ingezet en
wee hem, die dan voor het gerecht ver
schijnt!
Het meest verbreid is de kinderhan
del in de groote stad Londen, de stad,
waar, zooals men zegt, de bedelarij in
al haar ondeugden het sterkst ontwik
keld is. Bedelaars, die weten waar zij
moeten zijn, huren daar soms een
groot aantal jongens en meisjes om
voor hen te bedelen; ja zelfs komen
er gevallen voor van kinderkoop!" In
het centrum van de stad Wordt dit kin
derpersoneel" dan opgesteld om door
hun uiterlijk het zijn meestal bol-
wangige, bleeke, in lompen gehulde
schepseltjes het medelijden der
voorbijgangers op te wekken en een
aalmoes te ontvangen. Dikwijls ook
ziet men in de voorsteden van Londen
in vodden gekleede, smerige mannen
en vrouwen, die een heele sleep kinde
ren meevoeren en met huilerige stem
een lied zingen, terwijl de vrouw dan
nog meestal een zuigeling in de armen
houdt. Welke moeders, welke vaders
grijpen dan niet naar de portemon-
naie? Maar weten zij, dat deze ongeluk
kige schepseltjes, tot zelfs de zuige
ling toe, voor een belachelijk klein be
drag aan de bedelaars verhuurd zijn?
De kindermarkt heeft haar vaste ta
rieven. Voor twintig cents kan men een
jongen van circa vijf jaar voor den ge-
heelen dag te huur krijgen. Een meisje
met aardige krullen brengt de ouders
gemiddeld zes tot zeven gulden per
week op. Zoo'n „bruikbaar" kind wordt
goed verzorgd en schoongehouden. In
tegenstelling tot de andere arme kin
deren, die expres slecht gevoed wor
den om er verhongerd uit te zien.
De kinderbedelaar, beter gezegd de
bedelaar met kinderen als lokvogels,
heeft in Parijs nog ergerlijke metho
den. Daar worden zieke, mismaakte,
ongelukkige, blinde en doofstomme
kinderen aan weer en wind blootge
steld, om het medelijden op te wekken.
Vooral in de Rue de 1'Esplanade ziet
men veel van die mismaakte kinderen,
die zich over den weg sleepen, en te
zwak zijn om te blijven staan; maar op
een signaal van een vrouw, die op eeni-
gen afstand van hen staat uit te kijken,
belegeren zij een voorbijganger en
laten hem niet los, voordat hij hen
een geldstuk heeft geschonken.
Het „verhuren" van dergelijke arme
kinderen heeft meestal plaats in de een
of andere herberg, een soort „kinder-
beurs" dus, waarheen de kinderen dooi
de ouders worden gebracht en waar zij
voor een dag of langer „verzilverd"
worden. Is de koop gesloten, dan be
kommeren deze onmenschelijke moe
ders zich niet meer om het angstig
schreiende kind. Met het verkregen
geld in de hand, verdwijnen zij uit de
herberg en laten hun kinderen over
aan de willekeur van de bedelaars, die
meestal niet van de zachthandigsten
zijn en door slaan en schoppen hun
„personeel" tot kalmte dwingen.
Een uitwas van dezen kinderhandel
is het bedrijf der zoogenaamde „ratten
vangers" in Hongarije. Van de bewo
ners van het platte land worden kinde
ren van 8 tot en met 10 jaar opgekocht,
die dan meestal naar het buitenland
worden gebracht om daar te venten met
verschillende metaalwaren, als ketels,
muizenvallen, schuimspanen, enz. Ieder
kind moet per dag een bepaalde som
gelds binnenbrengen. Halen zij dit mi
nimum niet, dan worden zij meestal
mishandeld. Voor hun levensonderhoud
moeten deze kinderen meestal zelf zor
gen, d.w.z. het noódige bij elkaar bede
len; alleen een slaapplaats krijgen zij
verstrekt, zonder dekens, op een hand
vol stroo allen tezamen in één kamer.
Eenige jaren geleden ontdekte men,
dat de instrumentmaker Wagner in
zijn goed-ingerichte woning te Boeda
pest een aantal van zulke bedelkinde
ren hield. Hij gaf de kinderen kost en
inwoning, en zij gaven hem de op
brengst van hun bedelpartij. Wie min
der dan twee gulden naar huis bracht,
kreeg een stevig pak slaag. Bij de ar
restatie van Wagner vond men bij hem
een spaarbankboekje met circa vier-
duizen gulden, een bewijs ervoor, dat
zijn bedelbedrijf uitstekende winsten
opleverde.
In Berlijn heeft men het kinderbede-
len vrij goed weten te beperken, hoewel
men nog niet kan zeggen, dat het er
niet meer voorkomt. In den strengen
winter van 19271928 stond er op de
Weidendammer Brücke een bedelaar,
die een meisje bij zich had. Dit half be
vroren, bleeke kindje bracht hem da
gelijks bijna 20 Mark 12.binnen.
Ook dit kind was door de ouders aan
den ouden bedelaar verhuurd".
Het is in-treurig, dat temidden van
een beschaafde wereld een dergelijke
kinderhandel nog bestaat. De maat
schappij toont goeden wil genoeg om
een eind aan deze wantoestendan te
maken, maar deze tak van misdaad,
voortspruitende uit de alle perken^te
buiten gaande zucht naar geld, schijnt
hier sterker te zijn.
Omtrent de weerstand van dieren
tegen zeer lage temperatuur zijn reeds
vele onderzoekingen gedaan.
Over het algemeen verdroegen de
dieren dit beter naarmate hun orga
nismen van lager orde was. Visschen
als zeelten en goudvisschen konden
als zij in het water ingevroren waren
tot 15 graden koude afgekoeld wor
den en zwommen weer vroolijk in het
rond als zij ontdooid waren.
Kikvorschen verdroegen een tempe
ratuur van 28, slangen van 25, een dui
zendpoot zelfs van 50 graden. Ook de
eieren van de zijde-rups bewezen zeer
veel uithoudingsvermogen tegen koude
te bezitten. Bij 40 graden bleef haar
ontwikkelingsgeschiktheid juist dezelf
de als eerst.
Deze laatste proef heeft tevens een
practisch gevolg gehad. Zooals bekend
is, hebben de zijderupsen van parasie
ten te lijden, zoodat daardoor aan de
zijde-industrie en de zijde-teelt groote
schade werd aangebracht, Er is nu be
wezen dat rupsen, uit afgekoelde
eieren ontstaan, tegen hun vijanden
zoo gehard zijn, dat» zij niet door de
door hen ontstane ziekten worden aan
getast. Men is dan ook reeds begonnen
de kunstmatige afkoeling der eieren
als beschutmiddel tegen ziekten te ge
bruiken.
Om het gevoel te leeren kennen, dat
door lage temperatuur wordt teweeg
gebracht, nam de onderzoeker proeven
op zichzelf. Hij stak bij 15 graden
koude den naakten onderarm in de
schacht en kreeg onmiddellijk een
eigenaardig prikkelend gevoel, dat in
het begin niet onaangenaam was. Wel
dra, werd het echter in hooge mate
hinderlijk, zoodat hij blij was zijn arm
weer terug te kunnen trekken.
EEN MIDDEL TEGEN INBRAAK.
Mark Twaln had geen last
meer van inbrekers.
Het vroegere huis van Mark Twain
in Hartfold is verbouwd tot een kin
derbibliotheek.
Eens, toen Mark Twain het huis
nog bewoonde, werd ingebroken. Er
viel niets meer aan te doen, maar
er werden maatregelen genomen voor
't geval, dat de heeren inbrekers de
poging zouden willen herhalen. De
schrijver liet in den biljardzaal boven
den schoorsteenmantel een bord aan
brengen, waarop hij geschreven had:
„Inbrekers leest dit!"
En dan volgt de mededeeling, dat
er in zijn huis alleen namaak-zilver
was te vinden en dat die couverts wa
ren geborgen in die en die lade van
het buffet; dat die lade heel gemak
kelijk openging zonder dat het noodig
was, ze daarvoor open te breken.
Verder verzocht hij hun, vooral niet
in zijn slaap gestoord te worden en
deelde hun mee, dat hij daarom in de
vestibule vilten pantoffels voor hen
had neergezet, zoodat zij hun werk zou
den kunnen verrichten, zonder daar
bij lawaai te maken.
Maar.... de inbrekers zijn nooit
terug geweest.
Egyptische koning (tot zijn bouw
meester): „Denk erom, mijn vrouw wil
de pyramiden een klein beetje meer
naar links hebben!"
(„Everybody's Weekly.")
door
CARRY DUFOUR.
Als architect Charles Laroche over
Milly sprak, dan bedoelde hij daarmee
„thuis". Met dat „thuis" verbond hij
heelemhal geen gevoelens van gezellig
heid en huiselijkheid. De gedachte
daaraan kwam zelfs niet bij hem op.
ihuis beteekende voor hem de plaats,
da^taaknJlij,Z'ch be8even kon als zijn
vrouw w? u- Pen was en waar een
hVn 7 voor hem zorgde.
huis in orde't *i!ep taak hct was het
te houden, eten te koken,
zijn kleeren te herstellen en duizend
dingen meer.
Er was misschien een tijd geweest,
waarin die vrouw méér voor hem be
teekende, maar dat was al lang voor
bij. Met de jaren was Milly voor haar
echtgenoot de zorgende huishoudster
geworden.
Hij was niet slecht voor haar, in het
geheel niet. Hij was het type van een
gemoedelijken man, en hij vond de ma
nier. waarop hij zijn leven had inge
richt, volkomen in orde. Hij had nim
mer de bedoeling gehad Milly te grie
ven door zjjn koelheid. Hij was een
van die menschen, die zonder liefde
leven kunnen, maar niet zonder een
vrouwelijk wezen, dat de nuchtere da-
gelijksche dingen verzorgt. Dat dit
wezen wellicht smachtte naar een tee-
ken van liefde, een paar woorden, een
teeder gebaar, het kwam niet bij hem
op. Hij kon het immers zelf ontberen...
Toen Milly ontdekte, dat haar huwe
lijk, een groote, smartelijke vergissing
was geweest, had ze een avond hart
stochtelijk gehuild.
Na dien avond was ze van een klein
liefhebbend meisje, een teleurgestelde
vrouw geworden. Maar een vrouw, die
een besluit genomen had. Haar huwe
lijk had haar een taak opgelegd en ze
besloot, die te volbrengen zoo goed zij
kon. Toen begon voor haar het leege
leven, het leven waarin de dagen zich
aaneen rijgen, troosteloos, en lang....
Het kon haar niet meer schelen hoe
ze er uitzag. Charles lette er immers
niet op en voor zichzelf was het niet
noodig. Langzamerhand begon ze zich
steeds meer te verwaarloozen.
Ook in haar kleeren werd ze de huis
houdster. Ergens in een kast hing een
avondjapon eens haar trots en glorie....
Bij de bezoeken, die Charles kreeg,
hield ze zich steeds op den achter
grond. wetend, dat hij dat graag had.
Opdat hij rustig kon praten ging ze in
een andere kamer zitten met een boek
of een handwerk; Ze kwam alleen even
binnen om thee te brengen. Het was
bij een van die gelegenheden, dat er
iets, dat voorgoed in slaap scheen ge
wiegd, ruw werd wakker geschud.
„Wat moet jij een gelukkig mensch
zijn met zoo'n vrouwtje," had Buisson,
een grijze collega van Laroche opge
merkt. Ze hoorde het hem zeggen toen
ze de deur achter zich dicht wilde
doen.
„Ach ja," had Charles geantwoord.
De woorden van den ouden beeld
houwer lieten Milly niet meer los. Met
hernieuwde kracht, heftiger dan ooit
stormden de gedachten, de vragen en
wenschen op haar af.
Ze ging voor de spiegel staan en zag
daar een vermoeide, slordige, jonge
vrouw, in slecht zittende kleeren. Dat
was haar portret: Milly Laroche op
haar 28ste .jaar.
Toen, met een woest gebaar, greep
ze naar haar schouder en rukte tot de
leelijke bruine stof scheurde.
,.Ik laat het beeldhouwwerk uitvoe
ren door Paul Granville," zei Laroche,
„een jonge kerel nog, maar hij kan wel
wat. Bovendien men moet den jongeren
een kans geven. Vanavond komt hij
hier eten. „Knap je wat op."
Milly knikte.