De oude zeekapitein.
Ons kinderverhaal.
QMS KlNDERHOmiE^
Beste jongens en meisjes!
Vanmiddag zag ik de eerste lading
kerstboomen op het Koningsplein
brengen, mooie groene dennen, en in
mijn verbeelding zag ik ze al nut tal
van brandende kaarsjes in de huis
kamers staan. Wat zal dat een feeste
lijk gezicht zijn, zoo'n versierde
kerstboom met al die dansende vlam
metjes. Tegenwoordig hebben veel
menschen electrische kaarsjes, maar
dat vind ik niet zoo mooi. Jullie ook
niet? En dan ga je natuurlijk mooie
kerstversjes zingen, want een bran
dende kerstboom, waar niet bij
gezongen wordt, of waar niet bij ver
teld wordt, dat is geen kerststemming.
Wat een fijne dagen ziilen dat worden.
Ik hoop dat jullie volgende week alle
maal een heerlijke kerstweek hebben.
Ik wensch jullie dat nu al vast maar,
omdat ik volgende week misschien
geen tijd heb om jullie te schrijven,
't Is zoo'n korte week en er is dan zoo
veel te doen. Maar ik zal 't natuurlijk
probeeren en laten we daarom afspre
ken dat de raadsels inplaats van
Woensdagavond vóór zes uur, Maan
dagavond vóór acht uur op kantoor
worden gebracht, voor de vriendjes en
vriendinnetjes van buiten is Dinsdag
morgen vóór 12 uur vroeg genoeg.
Jullie zorgen daar dus voor? Dan zal
ik probeeren jullie te schrijven. Afge
sproken, hé?
Fransje M o o r m an. Ja, dat vindt
een jongetje als jij natuurlijk heel oud, 67
jaar. En je grootmoeder is dan ook niet
jong meer, maar ik heb een grootvader van
91 en ik denk als die je grootmoeder tegen
kwam, dat ie misschien zou zeggen: „Nou,
nou, dat ook nog een jonge vrouw! Dat
raadsel van je grootvader is toch te oud,
geloof me, dat vinden de kinderen nooit.
Marietje Moorman. Dat zijn vast
raadsels van je grootmoeder, Marietje. Een
houten koffiemolen en een haardtang ge
bruiken maar weinig menschen meer en
dus zullen de kinderen die oplossing oo*k
moeilijk kunnen vinden. Misschien weet je
grootmoeder ook nog nieuwe raadsels en
dan zal ik ze graag ontvangen hoor.
Aafje v. Leeuwen. Ik weet niet
welke boosdoener er aan den gang is ge
weest, Aafje, maar ik heb van verschil
lende kinderen een klacht gehad, dat ze
niet bij de goede oplossers stonden en op
de lijst komen ze allemaal voor, jij ook.
De anderen waren Nellie v. d. Hoop, Ati
en Corrie v. Strijen, Joh. v. d. Kuyl en
Louise v. Schaik. Ik heb jullie dus daar
voor niet opart te schrijven.
Annie Jansen. Dat had je me eer
der moeten schrijven, Annie, dan was ik
ook op het verlovingsfeest van je zuster
gekomen. Wat een pret hebben jullie ge
had en wat een bloemen, het heele huis
vol. Dat was net wat voor me geweest,
want ik houd veel van bloemen. Jij hebt
me even een fijne week gehad met al die
verjaardagen erbij en nu weer een feest-
week. 't Kan niet op. Als jij vorige week
het eerste ramfsel niet ingezonden hebt,
dan sta je natuurlijk niet bij de goede op
lossers en als je vriendinnetje er wel bij
staat, terwijl ze het ook niet had ingezon
den, dan is dat een vergissing. Of jij moet
je vergissen.
A n t j e T ij d e m a n. Dat zijn aardige
eigengemaakte raadsels, Antje. Die worden
vast eens geplaatst.
Annie Walboom. Dat versje van
de vorige week is al weg, Annie, ik kan dat
alles niet bewaren, dat wat je deze week
hebt gestuurd heb ik vandaag opgenomen.
Leuk dat je net over die kaarsenverlichting
4enkt als ik. Ik schreef er juist hierboven
over en toen las ik later jouw versje en
dacht: „Annie denkt er dus ook zoo over",
en ik denk ook wel een massa kinderen
meer.
Jan en Ali Roeper, Texel. Dat is
riet zoo leuk, hé, zoo n heelen dag van
huis? 't Zou wel prettiger zijn om tusschen
'en middag even naar huis te wippen en
dacht ook niet dat jullie zoover van
tol woonden. Maar 's zomers is het
'k zoo'n wandeling voor schooltijd
e -el op Texel, dat zoo mooi is. Ik
vindt het er tenminste
heel mooi.
Dieuwertje Tim
merman. Dat zal ik
doen, Dieuwertje, als ik
bij jullie in den winkel
kom, en jij helpt me, dan
zal ik je bij je voornaam
noemen. Van dat detec
tive-verhaal, dat je zoo
graag geplaatst zou wil
len hebben, kan ik je niet beloven. Lang
niet alle kinderen houden van zulke ver
halen, maar als ik er weer eens een heb,
dan beloof ik je het op te zullen nemen,
hoor. Je eigengemaakte raadsels bevatte
een fout. Je noemde als ander woord voor
j hiernaast „geneven", dat is een woord, dat
niet bestaat. Ik zal je raadsel tot volgende
week bewaren, misschien dat je er nog een
ander woord voor kunt vinden, dan moet
je me dat volgende week even schrijven.
Mon Bonte. Jouw vraag heb ik hier
boven al beantwoord, Mon. Je wensch, dat
we weer sneeuw met de kerstdagen heb-
ben, onderschrijf ik niet, omdat er zooveel
J arme menschen zijn, die dan erge kou zou
den lijden en dat zou heel akelig zijn.
Bertus Broekhuizen.' Jij moet
me eens schrijven, Bertus, or je je raadsels
zelf maakt, of dat je moeder het voor je
doet. Ik zie aan het schrift dat het geen
kinderhand is. Hoor ik het dus volgende
week van je? Het ingezonden raadsel is niet
goed, het spreekwoord is niet geheel juist!
Addie Veenstra. Dat versje is niet
van jezelf, Addie, en je vergat den naam
van den dichter er onder te zetten, 'k Vind
het goed, wanneer jullie een versje heel
mooi vindt, dat je het inzendt, maar je
moet dan altijd den naam vermelden van
hem die het gemaakt heeft, 't Is trouwens
wat laat voor zoo'n herfstliedje.
Corrie v. Poelje. Daar behoef je
heusch niet zoo erg knap voor te zijn, hoor,
Corrie, om raadsels op te lossen. Je hebt
ze de eerste de beste keer al goed en zoo
zal het wel blijven, als je een beetje je best
doet.
Ina Boels. Dus wanneer ik het goed
begrijp, Ina, dan gebruik jij, met je vier
vriendinnetjes, de kaplaarzen die jullie ge
had hebben, voor baggerlaarzen, 't Is
mooi, dat moet ik zeggen. Misschien had ik
het niet in de krant mogen zetten, want nu
leest je moeder het ook en dan kon er
misschien nog wel eens wat voor je op
zitten. En nu je vragen. Met den prijs, die
je gewonnen hebt, mag je wel eens op
kantoor komen, dan zal ik je naam in het
boek schrijven. Met Rita gaat het goed en
ze wordt eersten Kerstdag 8 maanden. Ben
je zoo tevreden? Dag, hoor.
Agatha de Bie, IJmuiden. Jij was
deze week het eenigste meisje dat nog over
Sinterklaas schreef, Agatha. Zie je wel dat
het leuk is om zoo laat feest te vieren,
want nu heb je eerst het plezier gehad van
de anderen en nu, na een week, heb je zelf
nog feest gehad.
Annie Koningstein, IJmuiden.
Wel gefeliciteerd, Annie, want dat is een
felicitatie waard, dat je nu weer naar bui
ten mag. Wat zal je blij geweest zijn, en
was het eerste wat je zag al die nieuwe
winkels dia er bij gekomen waren. Dat is
net iets voor een meisje, ik geloof niet dat
een jongen dat zoo gauw zou zien, die
keek vast naar andere dingen. Ik hoop dat
je met Kerstmis je hondje krijgt. De groe
ten aan Dieuwertje Timmerman wil ik
graag voor je doen. Ze zal het wel lezen.
Nu, het beste verder hoor, ook met je stui-
vertjesspaarderij. Wat een massa heb je
er al.
Henk Verheul. Dat is jammer,
Henk, dat je nu vlak voor de kerstvacantie
ziek bent geworden. Maar 't is gelukkig
niet ernstig en ik hoop dat je maar weer
gauw heelemaal beter bent en van de va-
cantie kan genieten. Ik zal probeeren vol
gende week je raadsels op te nemen.
Kindervriend.
ROMMEL ZOLDER.
Oud-verlaten rommelzooi
ingedeukte vogelkooi
waarin 't vogeltje eens floot
blokkendoos van heilig rood
oude armstoel zacht belicht
heeft haar zware taak verricht
rust amechtig even uit
Zonlicht door gebroken ruit
oude pop, gebroken kop
schoenen zwaar erboven op.
Alles vieze oude dingen
weemoedige herinneringen.
DE KERSTBOOM
Twee jaar terug stak ik de kaarsen
Van mijn kerstboom zelf aan,
Terwijl dan alle huisgenooten
Er rondom henen gingen staan.
Kijkend naar die kaarsenlichtjes
Vertelde moe een kerstverhaal,
Op de maat van hun geflikker
Zongen wij dan allemaal.
Al die lichten, vol met leven,
Met hun zachten rossen gloed
En hun brand- en kaarsvetluchtjes
Is, wat een kerstfeest slagen doet.
Verleden jaar had pa een nieuwtje,
Volgens hem was 't een gemak,
Alle lichtjes gingen branden,
Door één draai aan 't stopcontak.
't Gaf veel licht, maar zonder leven.
Zonder gloed en zonder reuk,
Doode lichten geen geflikker,
'k Vind zoo'n kerstfeest heusch niet leuk.
'k Wil dit jaar graag weer een kerstboom
Al is hij ook nog zoo klein,
Daarom zal ik heusch niet geven,
Maar 't moet er een met kaarsen zijn.
ANNIE WALBOOM.
Een serie van 5 beelden!
De onderschriften van deze beelden
luiden als volgt:
1. De oude zeekapitein, een gezellige
prater, altijd even levendig, vertelt,
al gesticuleerende: „Al negen dagen
hadden wij geen slok water over de
lippen gehadwe waren half gek
van dorst... (strooit asch op het
tapijt!)
MORA.
2. Totdat op zekeren dag tot overmaat
van ramp ook nog een flinke storm
opstak, die ons voortdreef uit den
koers. Onze groote mast brak, het
roer weigerde den dienst en wij
dreven stuurloos rond! Juist zeg ik
tegen mijn stuurman(strooit
wéér asch, ondanks kwaadaardige
blikken van de gastvrouw; de gast
heer weet nog net op tijd zijn asch-
bakje te grijpen en de situatie te
redden!)
"Jan, we krijgen zwaar weer; nou
gaan we finaal naar den kelder",
toen een van de matrozen, die boven
in den uitkijk op het zoogenaamde
„kraaiennest" met een kijker zat
rond te turen, uitriep:... (tikt zijn
asch van de sigaar; een noodsprong
van den gastheer redt het tapijt van
aschvlekken!)
4. „Land in zicht! Land in zicht!" Ik
was al blij en wilde juist aan dek
gaan om ook eens een kijkje te
nemen, toen het schip met een ver
vaarlijk (enthousiaste handbe
weging, gevolgd door acrobatische
sprong van den gastheer!)...
5. gekraak op de klippen liep en in
tweeën brak!... (Geluidseffectenbe
geleiding door den gastheer!)
Tableau!
(Nadruk verboden).
ANNA-MARIE'S
KERSTGESCHENK.
Sedert weken sprak de kleine Anna-;
Marie maar over niets anders dan hei1
komende Kerstfeest en bijna iederen
nacht droomde zij van het Christus
kindje.
Wanneer zij overdag uit ging, was
zij bijna niet weg te krijgen van de
winkelramen met al het moois, dat
daar te zien was, poppen, poppen-
kamers, winkeltjes, wiegen, ja wat al
niet.
Zou het Kerstkindje haar misschien
ook een pop geven? Nog nooit had zij
er een met Kerstfeest gekregen, want
Anna-Marie was nog maar heel klein,
toen haar vader en moeder gestorven
waren en zjj bij haar brpve grootouders
in huis was gekomen.
Deze woonden in een klein stil
dorpje en waren héél arm, zóó arm,
dat zij nauwelijks voor de kleine kon
den zorgen.
Het Kerstfeest was altijd zoo treurig
geweest en meestal weende grootmoe
der dan en noemde Anna-Marie e
arm weesje, terwijl zij zacht met
vereelte hand over de haren van
kleine meisje streek.
Op een goeden dag, het was nog
den zomer, vertelde grootmoeder haai,
dat er een heel lieve dame zou komen,
die haar mee zou nemen naar de nabu-
rige stad en dat het daar erg pret-ig
zou zijn. Zij zou een nieuwe vader en
moeder krijgen, die heel goed voor A"'
na-Marie zouden zorgen, daar zij ze
geen kindje hadden.
Eindelijk kwam de Kerstayon
„Komt nu vanavond heusch het h(>r.
kindje?" vroeg Anna-Marie aan
bet
dienstmeisje, dat bij haar in de kam
was.
„Ja zeker, zoodra vader thuis m
antwoordde deze. li9
„Waarom moet vader met Kerst'1
dan ook nog naar arme mensch
Kaan?" ,ha
„Omdat je vader zooveel mens<en
als hij kan beter wil maken",
het meisje. „Moeder moet het K0
kindje helpen". fei
De kleine vond dat het wachten .g
wat lang duurde, maar eindelijk 'l0.oet-
zjj de straatdeur dichtslaan en
stappen in den gang.
„Vader!" riep Anna-Marie. rje
Eenige oogenblikken daarna bcl
zij: „Kling, klingeling", van de,jarie
en dat was het teeken, dat Anna-
in de andere kamer mocht ko^^ter
schuifdeuren gingen open, £arid
nam het kleine meisje bij de