kapitein klakkebos op de leeuwenjacht
Voor onze Meisjes.
xxxxxxxxxxxxx
x
x
x
RAADSELS.
X
X
X
X
X
X
ging met haar de huiskamer binnen.
Zijn vrouw zat aan de piano en speel
de heel zachtjes: „Stille nacht, Heilige
nacht!"
Anna-Marie's blauwe oogjes straalden
eveneens als de kaarsen van den mooi-
en kerstboom en hoewel zij met moeder
probeerde mee te zingen, kon zij geen
toon uitbrengen.
„Hoe mooi, o hoe mooi!" stamelde
zij slechts.
Toen het gezang uit was, brachten
vader en moeder haar naar een tafel,
waar allerlei geschenken op lagen.
De kleine stond heel stil, durfde nau
welijks te ademen, toen zij daar twee
mooie poppen zag, een poppenwagen,
een winkel en nog veel meer.
„Mammie", zeide zij, „het Kerstkind
je heeft mij véél te veel gegeven. In
ons dorp wonen zooveel arme kinder
tjes, die nooit iets krijgen. Och, laat
alsjeblieft dien mooien winkel naar dat
arme zieke meisje brengen, dat naast
grootmoeder woont".
„Maar lieve kindje", zei vader,
„heeft het Kerstkindje je dan nu voor
het eerst iets gebracht?"
„Neen, anders kreeg ik een Kerst
bordje", hernam het kind, „daar lagen
dan een appel en noten op. Toe, mam
mie, laten wij den winkel maar weer
inpakken, die kan het Kerstkindje dan
naar het zieke Christientje brengen.
Ik heb heusch veel te veel, en anders
zou ik niet met mijn poppen kunnen
spelen".
Het winkeltje werd ingepakt en naar
het postkantoor gebracht door den
chauffeur van den dokter.
„Nu heeft Christientje ook iets om
mee te spelen", zei het meisje heel ge
lukkig en ging daarna naar de Kerst
tafel om hare schatten nog eens te be
wonderen. Zij kleedde de poppen aan,
legde ze in den wagen, knielde er toen
bij neer en zong met gevouwen hand
jes met haar lieve stemmetje: „Stille
Nacht, Heilige Nacht!"
Lieve meisjes,
Wel, wel, wat hebben jullie in lang
niets van mij gehoord hè? Toch heb ik
nog altijd enkele trouwe vriendinne
tjes behouden, die mij geregeld zijn
blijven schrijven. Een van haar is heel
ziek geweest en moest naar het zieken
huis, maar is nu gelukkig weer heele-
maal beter. De Directie van de cou
rant heeft haar een mooi boek gezon
den, omdat zij altijd zoo'n ijverig hand-
werkstertje was, niet?
Ik geloof, dat ik wel mag verklap
pen, dat er in het vervolg nog wel meer
boeken of andere dingen bij bijzondere
gelegenheden gegeven zullen worden.
We zitten nu weer midden in de don
kere korte dagen, die de December
maand ons zoovele geeft en niets is dan
ook prettiger om weer met handwer
ken te beginnen, vinden jullie ook niet?
Ik mag dan ook zeker we] verwachten,
een groot aantal oude en nieuwe
vriendinnen te krijgen, die mee gaan
handwerken. Ik heb mijn oude lijst van
het vorige jaar nog steeds zorgvuldig
bewaard en hoop dat er zóóveel meis
jes bijkomen, dat ik gauw een tweede
moet aanleggen.
Iedereen is welkom in onze hand-
werkrubriek de grootere zoowel als de
kleinere en als jullie mij schrijft, moet
je mij vooral duidelijk naam, adres en
woonplaats en ook leeftijd opgeven,
doen jullie dat?
De slaapsokjes.
We gaan deze week eens heerlijke
warme slaapsokjes breien, dat is een
heel eenvoudig en prettig werkje en
ik geloof zeker, als jullie een paar voor
jezelf gebreid hebt, er meerdere paren
voor zusjes en broertjes zullen volgen.
Het aardigste is, deze sokjes in twee
tinten te breien, b.v. lichtblauw en wit
of rose en wit, maar evengoed kan je
één kleur nemen. Worden zy voor de
broertjes gemaakt, dan zou ik je beige
wol raden, die dan met een rose randje
afgewerkt wordt aan den bovenkant.
We moeten nu echter gauw beginnen
en zetten iets meer steken op dan de
lengte van den voet, want deze sokjes
moeten ruim zitten en breien in heen
en weer gaande toeren recht, heel ge
makkelijk, ook voor de kleinere meis
jes, niet?
We beginnen met 4 naalden rose, 4
naalden wit, weer 4 naalden rose en
weer 4 naalden wit, zoodat jullie, als je
het werk plat op de tafel legt, 8 rib
bels zien (2 maal 2 rose en 2 maal 2
witte).
De 17e naald begint de mindering
voor de teen; daarvoor breien we 1
steek, halen over (1 steek afhalen, 1
steek breien, de afgehaalde steek over
de gebreide heen halen), daarna breien
we de naald uit tot op drie steken min
deren (twee steken recht tezamen
breien) 1 steek recht, naald overbreien.
Zoo gaan wij verder, totdat wij 40 naal
den of 20 ribbels in het geheel hebben
gebreid, daarna houden wij op met
minderen en zien nu vijf rose en vijf
witte strepen. Wij breien nu 4 naalden
met de rose wol (2 ribbels), daarna een
toer gaatjes, waarvoor wij één steek
breien, daarna de draad naar voren
halen, over de naald, alsof wij averechts
breien en breien twee steken recht
tezamen, weer de draad over de naald,
twee steken recht tezamen breien en
zoo gaan wij verder, totdat de naald is
uitgebreid. Het werk ziet er dus uit:
kantsteek, omslag, mindering, omslag,
mindering, enz. kantsteek en we moe
ten hetzelfde aantal steken op de naald
hebben gehouden, daarna overbreien,
elke lus als steek, zoodat jullie een toer
gaatjes hebt gekregen, dan weer 4 naal
den met rose wol en vier met witte wol
en vervolgens het werk afkanten.
Het lapje wordt nu wat opgestreken,
waartoe wij het op de strijkplank leg
gen met een vochtig lapje er overheen
en zoo strijken, vooral niet te veel uit
het model rekken en worden de onder
en zijkanten tenslotte dichtgenaaid met
nette kleine steekjes wol.
Het boord werken wij met een randje
rose of witte waaiertjes af, waarvoor
wij vier stokjes in één afkantsteek
maken en dit op afstanden van onge
veer een cm herhalen, dit hangt na
tuurlijk van de dikte der wol af.
Wij haken nu een eind kettingsteken
en halen dit door de gaatjes van het
been en stikken dit dicht; aan de uit
einden maken wij kleine kwastjes.
Nu meisjes, wie heeft het eerste een
paar sokjes af? Heb jullie heel veel tijd
en misschien nog restjes wol, is dit dat
geen prettig werkje om voor arme kin
dertjes te breien? Als ieder, die voor
zichzelf zoo'n paar klaar heeft, zich
deze kleine opoffering nu eens ge
troostte, hoeveel arme kindertjes zou
den daar dan niet van profiteeren?
Ik verwacht dus heel veel brieven en
ik hoop, dat ik van vele van mijn hand-
werkstertjes zal hooren, dat zij aan
mijn oproep gevolg gaven.
Willen julie in het vervolg aan mijn
eigen adres de brieven zenden? Ik be
antwoord die dan zoo gauw mogelijk.
Heel veel liefs.
Tante Gé, Hof zich tlaan 4, Den Haag.
IK HEB VERLOREN
'n Gezelschapsspel.
Degene, die dit bijzonder moeilijke
spelletje begint zegt:
„Ik heb mijnverloren,, hoe moet
ik nu....?"
Op de eerste plaats moet een voor
werp worden genoemd, op de tweede
een werkwoord worder, ingevuld, dat
op dat voorwerp betrekking moet
hebben.
De speelster of speler, tot wie<n) de
vraag gedaan wordt, moet dan ant
woorden:
„Met eenf"
en daarbij een voorwerp opnoemen, dat
met denzelfden letter begint als het
voorwerp in de vraag, maar dat met het
werkwoord heedemaal niet in verband
behoeft te staan. Wie daarin slaagt,
mag dezelfde soort vraag, maar nu weer
op andere wijze ingevuld, tot een ander
doen. Wanneer de vraag niet beant
woord wordt, mag ze tot een ander ge
richt worden net zoolang tot ook het
tweede voorwerp genoemd is.
We zullen het met een voorbeeld dui
delijk maken.
Als de vraag bijvoorbeeld is:
„Ik heb mijn beurs verloren, hoe moet
ik nu betalen?" kan het antwoord zijn:
„Met een boterham!"
of:
„Ik heb mijn been verloren, hoe moet
ik nu loopen?"
„Met een breinaald!"
of:
,Jk heb mijn vulpen verloren, hoe
moet ik nu schrijven?"
.J'et een vatenkwast".
Als iedereen zijn best doet om zoo
vlot mogelijk te antwoorden, krijg .ie de
grappigste dingen te hooren.
Smakelijk.
De bankier M. had een knecht van
het platteland gekregen, die nog ge
drild moest worden. Op zekeren dag
was er een groot diner bij M.
Na 't eerste gerecht zegt de gastheer
tot den nog zeer onbedreven Jan:
„Borden verwisselen".
Deze volvoerde de verwisseling met
de grootste kalmte, door iederen gast
't gebruikte bord van zijn buurman te
geven.
„Pardon, meneer, zou ik niet een be
trekking kunnen krijgen als metse
laar?"
„Alles bezet. U kunt evenwel een
plaats krijgen als architect en op die
manier opklimmen!"
Oplossingen der vorige raadsels.
I.
Kan - Man - Pan - Han
IL
J
kat
c 1 a r a
s 1 o r d i g
J aarb e u rs
knoeien
g o u d a
g r e
Nieuwe raadsels.
L
x
Op de horizontale en verticale kruis-
jeslijnen komt iets waar we allen naar
verlangen. Op de 2e rij een badplaats
in Nd.-Holland. Op de 3e.rij een dorp
in Groningen. Op de 4e rij waar kin
deren jacht op maken in slootjes. Op
de 5e rij een boom. Op de 6e rij een
plaatsje in N.-Holland. Op de 7e rij
een werelddeel. Op de 8e rij een plant.
Op de 9e rij een meisjesnaam. Op de
10e rij een ontkenning, Op de 11e een
soort metaal. Op de 12e een pers. voor
naamwoord. Op de 13e rij een klinker.
(Ingez. door A.v.d.B.
IL
Welk spreekwoord staat hier?
..de. v e 1 j e .i.gt
z...l. .e. g-.b.k. i.
HL
welk paard gebruikt men niet als
trekpaard? (Ingez. door C.G.)
Goede oplossingen ontvangen van:
H. A.; A. de B.; IJmuiden; I. B.;
A. en M. B.; M. B.; A. v. d. B.; B. B.;
G. en J. B.; G. D.; O. D.; D. C. D.;
J. D.; B. v. d. E.; M. B.; M. G.; J. en
N. G.; T. v. d. H.; N. v. d. H.; A. H.;
A. J.; N. K.; A. en J. K.; K. en J. K.,
Texel (Hoorn); A. K., IJmuiden; H.
K.; J. v. d. K.; C. L.; H. L.; A. v. L.;
R. L..; D. en S. L.; G. M.; F. en M. M.;
J. d. M.; v. P.; P. C. J. V.; J. R„ Texel;
L. v. S.; A. en C. v. S.; T. S.; M. T.;
D. T.; S. T.; A. T. A. V.; W. V.; H. V.;
A. W.; T. W.; J. W.
Hannes was alleen op stap geweest
naar Scheveningen en had zich in een
vroolijke bui laten fotografeeren op
den rug van een ezel.
Hoe vind je het? vroeg hij aan
zijn vrouw, de foto toonende. Lijk ik
niet sprekend.
Dat wel, antwoordde de vrouw,
die nog uit haar humeur was, maar
wie heb je daar op je rug.
door G. Th. ROTMAN.
75. Zóó gauw gingen ze echter niet
naar beneden, of het luipaard zag toch
og kans, voorop het vliegtuig te
Dop^P11' kwam echter, wat men
Klati L'0p ?e koffie", want kapitein
hm,kebos bracht even den schroef in
til e,n VI"iend luipaard kreeg 'n
0v,/rn zn neus- dat hij bewusteloos
vvot den grond rolde.
76. Na eenige minuten van hotsen en
botsen over boomtakken en andere
oneffenheden schoot de wagen een on-
diepen poel in, waar hij tot stilstand
kwam. Daar zaten ze nu, midden in
het water. Maar wat erger was: de
heele poel wemelde van rhinocerossen,
van die groote dikke exemplaren met
twéé horens. „De eerste vraag is nu
hoe komen we hier uit?" zei de kapi
tein.
77. „We moeten de touwen te pak
ken krijgen!" vervolgde hij. „Kees,
jongen, we moeten ons leven wagen!"
Zoo gezegd, zoo gedaan; de kapitein
hield neefje Kees bij z'n voeten vast,
Kees liet zich voorzichtig met z'n
hoofd omlaag zakken en vischte alle
bei de trektouwen uit het water op.
't Was in een wip gebeurd.
78. Kapitein Klakkebos knipoogde
slim en maakte in het eind van de
touwen, die nog steeds stevig aan den
wagen vastzaten, een flinke lus. En
toen een poosje later twee der neus
hoorns wat dichter bij kwamen, wierp
hij ze met een handigen zwaai den lus
om den kop. Ja, ja, die kapitein Klak
kebos was van alle markten thuis?