KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
De wandelende kurken.
Een verbluffend kunststukje.
RAADSELS.
Onder aanvoering van den koning dansten de kabouters.
vriendelijk was en niet tegen hem.
Maar hy vergat, dat hjj dit tenslotte aan
zichzelf te wijten had.
Zoo hadden een paar ondeugende
schooljongens Larry eens wijs gemaakt,
dat je een draadje zwart garen om de
wrat moest binden en het andere einde
moest vastmaken aan een doode kat.
Dan moest je om 12 uur 's nachts op
een kruisweg gaan staan en driemaal
hardop zeggen:
„Kat, neem de wrat!
Wrat, volg de kat!"
en dan moest je de kat zoover weg
gooien, als je maar kon, dan zou de
wrat vanzelf zonder pijn aan het draadje
met de kat meevliegen. En Larry was
maar al te blij, dat hij weer een nieuw
middel wist. Hij ging inderdaad om 12
uur naar een kruispunt van wegen en
deed precies wat de jongens hadden
gezegd, met het gevolg, dat de draad
een leelijke ruk aan de wrat gaf en hij
haast huilend van de pijn naar huis
was gerend, onderweg nog verschrikt
door een boerenknecht, die hem was
nagegaan en met een laken voor spook
had gespeeld. Hijgend en doodop was
hjj thuisgekomen, had de deur gegren
deld en had den heelen nacht niet kun
nen slapen. Maar den volgenden keer
liep hü er wéér in.
Zoo stonden de zaken met Larry en
Rollo bij het begin van deze geschie
denis
Op zekeren dag moest Rollo naar het
bosch om wat hout te hakken.... Toen
hij een eindweegs tusschen de boomen
was voortgeloopen, begon het hard te
waaien en te regenen, ja zelfs te
hagelen. Rollo, die geen lust voelde
om zich doornat te laten regenen, was
maar al te blij, toen hij vlak bij zich
een hollen boomstam ontdekte, waarin
hij schuilen kon. Het werd al heel gauw
donker en Rollo, die zich in den hollen
boomstam best op zijn gemak voelde,
besloot den nacht daar door te bren
gen. Hij zou in het donker mi^chien
verkeerd geloopen zijn en het bosch
was uitgestrekt, zoodat hij kans geloo
pen zou hebben, te verdwalen. Gelukkig
hield de regen op. zoodat Rollo zijn
voeten, die een beetje gewrongen za
ten, door het gat kon uitstrekken en
op zijn gemak kon gaan zitten. En
weldra was hij in diepen slaap verzon
ken en droomde, dat Larry door het
dorp liep, met een hoofd, dat heelemaal
achterstevoren stond en dat hij een
wrat op het topje van zijn neus had!
Even voorbij middernacht werd hü
echter wakker. Een prachtig gezang
klonk door het stille bosch, zachte stem
metjes zongen tezamen eén allerliefst
leidje. Hij wreef zich de oogen uit en
trok zich overeind om door het gat in
den boomstam te kunnen kijken en
wat zag hü daar..! Hü kon zijn oogen
haast niet gelooven en kneep zich eens
flink in den arm, om te zien, of hij niet
droomde. Maar die kneep deed leelijk
PÜn, waaruit Rollo opmaakte, dat hij
klaarwakker was. En nu zullen jullie
natuurlijk allemaal vreeseüjk nieuws
gierig zijn, wat Rollo dan toch eigen
lijk zag! Wel, op een omgevallen boom
tegenover zijn schuilplaats was een
prachtig fluweelen kleed gelegd, met
goud omzoomd en daarop zat de Koning
der Kabouters, gekleed in een langen,
hermelijnen mantel, met een diaman
ten kroon op het hoofd en prachtige,
doorzichtige vleugels aan den schou
der. die schitterden als parelmoer. En
om den Koning heen sprongen en zon
gen een groot aantal kaboutertjes, met
lange baarden en leuke, puntige muts
jes op. Rollo keek zijn oogen uit. Op
een paar graszoden zat een vroolijke
dwerg allemaal aardige melodietjes te
spelen op een soort kabouterviooltje,
en een andere kabouter begeleidde hem
want het was een heel klein instrument
op een grashalm. Rollo, die een vroo
lijke jongen was, zat van pret te trap
pelen in zijn hollen boom. Op het laatst
kon hij het niet meer uithouden, hij
wrong zich naar buiten, sprong ineens
midden tusschen de kabouters, die wel
een beetje schrokken van dien grooten
man, pakte hen bij de hand en.... be
gon mde te dansen. De kabouters kre
gen schrn in hem en al spoedig was
het een heel feest. Rollo deed dapper
mee en haalde de dolste grappen uit.
Nog nooit waren de kabouters zoo blij
geweest als nu; een „echt" mensch,
van vleesch en bloed had hun de eer
aangedaan met hen feest te vieren
Toen tenslotte des ochtends het uur
van scheiden kwam (want zooals
jullie wel weet gaan de kabouters
overdag naar bed), waren zij dan ook
heel dankbaar en verzochten den ko
ning hem een geschenk te geven, als
herinnering aan het prettige feest. De
Koning dacht na en zei tenslotte: „Ik
geloof wel, dat ik weet, wat hü graag
zal hebben". Wij zullen die leelijke,
hinderlijke wrat van zijn rechterwang
wegnemen!"....
(Slot volgt).
Voor deze truc heeft men vijf schijf
jes kurk noodig, die men kan snijden
van een tweetal kurken van flesschen.
Vier daarvan legt men zoodanig op
tafel, dat zij de vier hoekpunten van
een vierkant vormen. De vijfde klemt
men, zonder dat de toeschouwers het
zien, tusschen de handpalm en de wor
tel van de linkerduim stevig vast. Men
moet zich van te voren zoo oefenen, dat
men door de hand op een schijfje kurk
te leggen, dit zonder dat de anderen
het zien tusschen de duim en de
palm wordt geklemd, en opgetild kan
worden. Nu legt men de beide handen
zoodanig op de tafel, dat de beide kur-
worden door de nanden. Op dat oogen-
blik laat men de kurk in de linkerhand
los en neemt het schijfje, waarop de
rechterhand rust, van de tafel op.
Tilt men nu beide handen voorzich
tig (de palm niet laten zien!) omhoog,
dan zal het schijnen, dat men de rech-
terbovenste kurk naar links onder heeft
getooverd, zonder dat iemand het heeft
gezien. Nu legt men de rechterhand op
het stapeltje kurken links-onder en de
het verwilderen van de handen zien de
toeschouwers tot hun verwondering
rechts links-onder drie schijfjes en
links-boven niets meer. Dat lijkt wel je
reinste toovenarij!
Tenslotte bedekt men met de linker
hand de drie kurken links-onder en de
alleenliggende kurk met de rechter
hand. Deze wordt opgenomen en de
vierde kurk bij het stapeltje van drie
gedeponeerd. Tot groote verwondering
van het publiek liggen dan alle vier de
kurkschijfjes bij elkaar. Snel zorgt men
dat het vijfde schijfje in de zak ver
dwijnt (oefenen!) en dan kan men beide
handen aan het publiek toonen. Ook
kan men nog op de stapel van vier
beide handen neerleggen, de ree.
hand het eerst. Dan liggen er plotseii
vijf kurken! Men loopt echter het g<
vaar, dat de toedracht van de zaak on;
dekt wordt door de een of andere snug
gere toeschouwer. Daarom is het bete
bii vier te stoppen. Het kunststukje
moet goed ingestudeerd worden, opdat
de verschillende handbewegingen vlug
kunnen worden uitgevoerd. Het zal des
te meer indruk maken, naarmate wij de
bewegingen sneller uitvoeren.
Oplossingen der vorige raadsels.
L
pet
kleed
L e e r d a m
dadel
aas
r-i
II
Kastanje Populier
Berk Iep
Linde Wilg
Eik Beuk
Spar Esch
Goede oplossingen ontvangen van:
H. A.; M. B.; C. en J. B.; A. M. en A
B.; A. de B., IJmuiden; E. B.; I. B.;
B. B.; A. v. d. B.; D. C.; N. C.; B. v. d.
E.; R. E.; C. F.; G. D.; J. D.; R. D.;
C. D.; N. G.; M. G.; N. en A. G.; C. en
T. v. d. H.; N. v. d. H.; A. H. J. H.;
C. I.; A. J.; Z. en N. J.; A. en J. K.; L.
en A. K., IJmuiden; J. en K. K., Texel;
H. K.; J. v. d. K.; N. K.; C. L.; D. en
S. L.; A. v. L.; H. L.; C. L.; R. L.;
J. de M,; M. en T. M.; J. O.; P. en O.
v. P.; C. P.; J. en A. R., Texel; A. S.;
C. v. S.; A. v. S.; N. S.; L. v. S.; T. S.;
J. S.; D. T.; M. T.; M. T.; S. T.; G. V.;
W. V.; H. V.; J. v. d. V.; J. en P. W.;
A. W.; T. W.
Nieuwe raadsels.
I.
Het geheel is een spreekwoord van
4 woorden en 23 letters.
10, 23, 2, 19, 14, en 6 is een verkorte
meisjesnaam.
2, 9, 7, en 3 is een meisjesnaam.
14, 3, 16 is een kleedingstuk.
19, 20, 21, 23, 24 is iets wat men aan
strand s'zomers veel ziet.
10, 3, 7, 16 is een jongensnaam.
10, 11, 12, 13, is een viervoetig dier.
19, 3, 4, 6, 2 is een meubel.
I. 11, 19 is een visch.
3, 16, 16, 6, 7, 8, 13, 23, 25 is een stad
in Noord-Holland.
17, 18, 2 is een gereedschap.
(Ingez. door A. D.)
II.
Welk spreekwoord staat hier?
.e..r e e ..n., ,.o
s 6 6
(Ingez. door N. v. d. S. Texel.)
door G. Th. ROTMAN.
105. Maar opeens wat was dat?
Daar knapte het touw, waaraan de
wagen hing, en dat reeds zooveel te
dragen had gehad, opeens stuk en het
bamboegevaarte kwam met 'n doffen
slag op het plaveisel terecht. Door
den val vloog de wagen uit elkaar en
de aap, woest blazend, vertoonde zich
aan de doodelü'k verschrikte omstan
ders, die haast-je rep-je de kuiten na
men. De raadsleden verloren van
Bohrik hnn hooge doppen.
106. De aap had nu het rük alleen
en daar besloot hü een edel gebruik
van te maken. Nu hü zelf vrü was,
gunde hü anderen ook de vrü'heid. Hü
maakte een voor een al de wagens
open en hielp zijn medegevangenen
zich van hun wapens te bevrijden. En
daar ging het zaakje, hoor, de stad in!
O, jongens, jongens, wat moest er van
de arme Rotterdammers terechtkomen!
t
107. Op den hoek van 't Beursplein
stond Janus Hakhout, de verkeers
agent. Z'n lange armen zwaaiden als
molenwieken, en het verkeer geraakte
geen seconde in de war. Maar Janus
keek jaloersch naar z'n collega, die aan
den overkant te paard passeerde „Die
heeft 't gemakkelijk!" zuchtte hü, „die
kan fijn zitten!" Maar wacht. Janus
behoefde geen oogenblik meer ja
loersch te zynj
108. Want vlak daarop kwam de
neushoorn aangestoven en vloog met
'n bons van achteren tegen Janus'
kuiten en het volgend oogenblik zat
Janus tjoeps! boven op het af-
grijseüjke dier en moest mee of hij
wou of niet. Hü had nu óók een
„paard", en nog wel met 'n prachtigen
kapstok voor zijn helm, maar of Janus
er erg mee in z'n schik was, staat te
bezien.