Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden. Op insecten jacht. Een lucifersraadsel. RAADSELS. I „Dus," besloot de sluwe Wun Hsi, die kleine Frank is een reuzenzaakje". En hij nam onmiddellijk de noodige maatregelen om zijn voornemen ten uitvoer te brengen. En dat was vrij gemakkelijk. seinde de wacht, dat er Chinee sche jonken naderden!" Daar er in Tsinan geen Europeesche scholen waren, ging Frank in Tsjintau op school en als het vacantie was, kwam hij naar huis. De terugreis 1 maakte hij altijd per schip van Tsjin tau, om het schiereiland Shantoeng naar de Golf van Tsjili en dan de rivier Hoangho op, naar Tsinan. Het was een reis van twee dagen en twee nachten, want de afstanden van ste den in China zijn veel grooter, dan in ons landje. De rooverbende van Wun Hsi nu bezat twee snelle zeilschepen, zooge naamde „jonken", die in de bochten van het schiereiland voor anker lagen en op bevel van hun hoofdman op handelsschepen aanvielen en deze trachtten te overmeesteren. De passa giersschepen hadden echter weinig last van deze jonken, daar zij meestal veel sneller voeren, dan de zeilscheep jes en wisten dan te ontkomen. De stoomboot, waarmede Frank zou reizen, was wel klein, maar liep toch 19 tot 20 mijl. Men waande zich dus veilig. Maar men had buiten de waard (in dit geval Wun Hsi) gerekend. Wun Hsi was een oude vos en had er wat op gevonden: hij verdeelde zijn mannen in twee ploe gen. De eene deed dienst op de jon ken, en de anderen trokken prachtige kleeren aan en gingen aan boord van den stoomer. Wapens hadden de kerels onder hun kleeren verborgen „Geef de jongen terug!" riep de kapitein van achter de verschansing. Frank had niet veel bagage bij zich... slechts een handkoffer en een doos met geschenken en verrassingen voor zijn ouders. In Tsingtau waren Europeesche winkels en daar had hij dingen gekocht, die ergens anders in China niet te krijgen waren en waar mede hij zijn ouders veel vreugde zou bereiden. Veel plezier vooral beloofden de tooversigaren te zullen geven, die hij zijn vader wilde schenken. Deze sigaren zagen er precies zoo uit als gewone sigaren, rookten in den be ginne ook zeer goed, maar begonnen na eenigen tijd plotseling vonken te sproeien als echt vuurwerk. En dat zag er schitterend uit. Het schip was al haast om het schier eiland heengedraaid; nog enkele boch ten moesten gepasseerd worden. Spoe dig was het snelvarende schip in de Golf van Tsjili aangekomen. Een uur of drie later, ver verwijderd van elke haven, seinde de wacht, dat er drie Chineesche jonken naderden. Onmid dellijk werd er „alle hens aan dek" ge commandeerd. Ook de passagiers ver schenen allen aan dek, om te zien, wat er gaande was. Weldra doken er drie prachtige zeilschepen op, de masten gebogen onder de talrijke zeilen, die bol stonden door den wind. In de mast werd geseind. De kapitein van het stoomschip las hardop: „Onmiddellijk voor anker gaan en bijdraaien. Hier kaperschip van de „Gouden Draak". Willen een uwer passagiers als gijze laar hebben". Maar de kapitein was een dappere man. Hij snelde naar de brug en liet de machines op vollen stoom zetten. Maar de kaper liet het er niet op zitten en vuurde een kanon schot af, dat vlak voor de boeg langs ging. Nu was het de tijd van de andere roovers geworden. Zij sloten aaneen en overmeesterden den kapitein en de machinisten. Met het pistool in de vuist drongen zij het matrozenlogies binnen en bonden iedereen, die hen tegemoet kwam. Als iemand zich verzette, werd er korte metten met hem gemaakt. Frank had zich verstopt in het ruim, beangst door den plotselingen overval. Toen gingen de roovers op zoek. Inderdaad lang duurde het niet of zij ontdekten Frank. Maar daar hij hun geld in de beurs moest brengen, behandelden zij hem vrij zachthandig voor zoover een Chineesche roover tenminste zachthan dig kan zijn! en lieten hem in een roeibootje naar de jonk, die het dichtst bij lag, brengen. Daar was Wun Hsi zelf aan boord. Om het schip niet in de gelegenheid te stellen, hen te achter- i volgen, maakten zij de machines on klaar, zoodat het weer uren zou duren, voordat men alles hersteld had en ver lieten het schip, na den kapitein te hebben bevrijd, die dan de anderen maar weer moest bevrijden. Ook Frank's bagage brachten zij aan boord van de jonk. „Geef de jongen terug!" riep de ka pitein van het schip over de verschan sing. „Jullie krijgen duizend dollars, als jullie den jongen teruggeeft! Ik stuur jullie de 1000 dollars, zoodra ik in Tsinan ben aangekomen, dat beloof ik zoowaar als ik leef!" (Slot volgt). EEN MEER MET DRIEËRLEI SOORT WATER. Ten Noorden van Bergen in Noor wegen vindt men bij het plaatsje Mo, de Mo-Fjord, die uitloopt in een klein meertje.' In het meertje vloeit een bergstroom, die het zoet water brengt: door den vloed komt er zout zeewater in, dat er bij eb weer ten deele uit gespoeld wordt en dan vindt men in het meertje nog een tamelijke hoeveel heid zwavelhoudend water. Lang heeft men er naar gezocht, hoe dat water er in kwam, totdat men eindelijk de op lossing daarvan heeft gevonden. Het door de beek aangevoerde zoetwater drijft boven, terwijl het door den vloed aangevoerde zoutwater, omdat het soortelijk zwaarder is, op den bodem blijft. In het zoute water leven vele bacterieën, die weer den afval uit de zoetwaterregione, waar visschen en andere dieren leven, omzetten in zwa velhoudende stoffen, die op hun beurt weer zwavelwaterstof doen ontstaan, dat niet alleen de eigenaardige lucht, maar ook de eigenaardige reactie te voorschijn roept. Eerste boer: Ik weet niet wat ik heb, Hannes. Maar ik hoest, ik heb kramp, overal voel ik steken en ik kan niet eten! Tweede boer: Dat is niets! Maak je maar niet ongerust, wie bij dit smerige weer niet ziek is, die is niet gezond Begin bij een van de vijf punten bij de ongediertespuit en volg dan de lij hen; denk goed na, als de weg zich ver takt! Wie op een met een F gemerkt veld komt, is af en moet van voren af aan beginnen. Kijk eens hoeveel insec ten je met 5 tochten kunt vangen. Wie de meeste heeft gevangen, is winnaar. Als er twee of meer een gelijk aantal hebben ontvangen beginnen de win naars onderling om den prijs te „spuiten". Net zoolang, totdat er één overblijft! DE OUDSTE BOOM TER WERELD. De oudste boom ter wereld staat bij het Mexicaansche dorp Santa Marta de Tula. Zijn leeftijd wordt geschat od 0000 jaar! De takken zijn nog krachtig en frisch. Reeds Ferdinand Cortez, de veroveraar van Mexica, maakte er in zijn geschriften melding van, terwijl in 1803 Alexander von Humboldt hem eveneens beschreef en zich over zijn omtrek van 36 Meter verbaasde. Leg met 15 lucifers de volgende figuur: Oplossingen der vorige raadsels. Bar neveid abrikoos rouveen nellie evert voet elf la d II J» '4ÜC: Van deze vijftien lucifers moeten er nu drie zóó gelegd worden, dat er twee vierkanten ontstaan. (Nadruk verboden). „De visch was zoo geweldig groot", pochte de hengelaar tegen zijn „broe ders van de sim" dat de anderen niet wilden toelaten, dat ik hem in de boot trok, uit vrees dat deze zou omslaan". „Datzelfde heb ik eens op de „Jan Pieterszoon Coen" meegemaakt", zei er een, die tot nu toe stil in een hoekje had zitten luisteren. Ik heb zoo'n honger, mevrouw klaagde de bedelaar. Maar man, waarom werk je dan niet? Dat heb ik geprobeerd, mevrouw, maar daar kreeg ik nog veel meer hon ger van. Tijd is geld. tijd - geld - ijs - is - gijs. III Zooals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Goede oplossingen ontvangen van: H. A.; M. B.; G. en J. B.; A. B.; A. de B., IJmuiden; E. B.; I. B.; B. B.: A. v. d. B.; T. B.; N. O.; G. D.; J. D. R.D.; C.D.; B. v. d. E.; E.v.R.; G. F. M. G.; A. J. en N. G.; N. v. d. H. A. H.; C. I.; A. J.; Z. en N. J.; N. K. A. en J. K.; L. en A. K., IJmuiden; J en K. K., Texel; H. K.; D. en S. L. A. v. L.; H. L.; M. en F. M.; C. P. J. en A. R„ Texel; J. O.; G. v. S. A. v. S.; N. S.; L. v. S.; T. S.; T. S. D. T.; M. en A. T.; M. T.; S. T.; G. V. H. V.; A. W.; T. W. Nieuwe raadsels. Welke dierennamen staan hier? namasadrel venkra finatol lameke pascha fublef drokilok diesgha (Ingez. door KI. J. St.) II Mijn eerste heeft, mensch en dier; mijn tweede hebt gij niet graag; mijn geheel vindt men in de meeste be schaafde landen niet meer. (Ingez. door Piet K.) 1. Twee kaboutertjes, Tim en Tuimeltje, gingen op een goeien middag samen visschen. Ze hadden echter niet één visch je kunnen vangen en wilden juist naar huis gaan, toen Tim plotseling de meeste moeite had om zijn hengel vast te houden, die heftig heen en weer ging. „Ik geloof dat er iets in de nabijheid is", mompelde hij. Nauwelijks had hij dit gezegd of er kwam een groote kikvorsch lachend met zijn kop te voorschijn. 2. Het was geen gewone kikker, dat zag Tim wel en van angst sloeg hij op de vlucht. Tuimeltje echter keek het dier eens vriendelijk aan en alsof de kikker dat be greep, sprong hij uit het water en kwam bü Tuimeltje zitten. „Ik ben kikker Karei", zei de kikvorsch, „en ik vind jou wel een aardig ventje. Als je wilt zal ik jou ons kikkerland eens laten zien. Hoe heet jij, kaboutertje?" I ..-4 l

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 19