POPULMR Dyvo VAMD^HeU^ER^Cf^COURAMT
Arme jongens, die minister-president werden
TWEEDE BLAD.
VAN ZATERDAG 6 FEB. 1932.
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Laval, het kind van het volk.
De stof voor een verhaal.
K
IV.
Het vierde artikel uit onze
serie „Een tiental, dat het ver
heeft gebracht". Reeds zijn
verschenen: „Aristide Briand,
Herbert Clark Hoover en Ke-
mal Pasha".
Wie is Laval? Wie heeft hem enkele
maanden geleden gekend, toen hij mid
den in den nacht gekozen werd tot mi
nister-president van Frankrijk? Na
dien hebben wij hem honderd malen
afgebeeld gezien met Briand, met Dr.
Brüning en Hoover. Wij kennen zijn
figuur, wij kennen zijn gezicht, maar
de groote massa van het publiek weet
niet veel van hem en de meesten van
ons in zooverre zij zich niet geheel en
al aan de politiek wijden, moeten be
kennen, dat zij enkele maanden gele
den, toen Frankrijk een nieuwen pre
mier zocht, den naam Pierre Laval voor
het eerst hoorden noemen.
De Franschen zelf kennen Laval na
tuurlijk reeds langen tijd, want reeds
verscheidene jaren staat hü in het mid
delpunt van den politieken strijd en is
hij als „zoon van een bedelaar" een der
interessantste verschijningen van on
zen tüd. Zijn vader is namelijk inder
daad bedelaar geweest en leefde in het
dorp Chateldon in de Auvergne van
hetgeen medelijdende inwoners hein
gaven. Minder dan deze man kon men
moeilü'k bezitten. De moeder was een
typische Zuid-Fransche en van haar
heeft Pierre het ravenzwarte haar en
zijn donkere teint. Men kan het niet
ontkennen hij is buitengewoon lee-
lijk en zijn gelaatskleur is niet slechts
donker, maar op zwart af. Het olievette
haar draagt hü sluik over het hoofd
met een Napoleonlok op het voorhoofd,
wat den indruk, dat men met een neger-
type te doen heeft, nog versterkt.
Zelden heeft iemand in zijn jeugd
zoo'n honger geleden als Pierre en daar
hij een harde jeugd achter den rug
heeft, is hij ook later hard gebleven.
Maar een goed hart en medegevoel voor
de armen, waarvoor hij steeds gevoch
ten en gezorgd heeft, zijn zijn hoofd
eigenschappen. Want hij weet, wat
armoede beteekent en steeds en overal
tracht hü de ellende te verminderen, te
verzachten.
De leeraar te Chateldon trok zich het
lot van den jongen, die steeds in lom
pen gehuld op school kwam en door de
grootere jongens steeds geslagen en
geplaagd werd. aan, daar hü zeer te
recht inzag, dat deze opgewekte en le
vendige jongen de andere kinderen in
alle opzichten voorbij streefde.
i De ouders stierven tamelijk vroeg,
I maar Pierre vond eenige dorpsbewo
ners (waar vindt men tegenwoordig nog
zulke menschen?), die hem op hun kos
ten lieten studeeren. Nu is het studee-
ren in Frankrijk nooit erg duur ge
weest en daar Pierre door het verrich
ten van de werkzaamheden van een
hulpklerk en door het doen van bood
schappen nog iets bijverdiende, kon hij
zich op de been houden. Maar honger
geleden heeft hij tot aan zijn examen
1 voor advocaat toe. En daarna begon de
eigenlijke ellende pas: Want in Parijs,
waarheen de 29-jarige Laval gegaan
was, bestonden niet bijster veel uitzich
ten voor een pasbeginnend rechtsge
leerde. Laval, die nu 48 jaar oud is,
kwam betrekkelijk vroeg in de politiek
terecht en voor het gerecht kreeg hij
steeds bijzonder veel armen te verdedi
gen, zoodat hij advocaat voor pro Deo-
zaken werd; op 30-jarigen leeftijd was
hij reeds burgemeester van een kleine
voorstad van Parijs, die bijna uitslui
tend werd bevolkt door arbeiders.
Hier zorgde hij, als een echt kind van
het volk, het eerst voor de verminde
ring der heerschende ellende. Natuur
lijk was hij radicaal-socialist en werd
hij in 1914, dus op 31-jarigen leeftijd,
door zijn departement als afgevaar
digde in de Kamer gekozen. Daar leer
de hü Aristide Briand kennen, die hü
buitengewoon vereerde. En hoewel la
tei hun wegen uiteenliepen, heeft hü
steeds dankbaar aan de lessen van
Briand gedacht en deze in practijk ge
bracht, in zooverre zii met zijn begin
selen strookten. Hij was echter steeds
zoo eerlijk om. wanneer Briand dingen
deed, die in zijn oog niet toelaatbaar
waren, onmiddellijk een actie te begin
nen, die dan ook meestal de val van
Briand als Minister tengevolge had.
Pierre Laval is een man uit het volk
gebleven, een kleine burger, misschien
zelfs een te kleine burger. Maar hij is
geweldig eerzuchtig en op den weg naar
zijn doel kent hij geen hinderpalen, die
niet uit den weg geruimd kunnen wor
den, hetzij goedschiks dan wel kwaad
schiks.
In tegenstelling tot Briand is hü
noch geestig, noch charmant, om van
elegance maar heelemaal niet te spre
ken; alleen zijn heldere, verstandige
oogen getuigen van zijn werkzamen
geest en zijn scherp denkvermogen.
Met zijn diepe stem spreekt hij lang
zaam en bedachtzaam, weegt ieder
woord, stottert soms haast, maar het
geen hij zegt is dan ook zoo welover
wogen, dat hü er nooit op behoeft te
rug te komen. Zijn resultaten in de
Kamer zijn het gevold van het feit, dat
hij wel geen oratorische, maar buiten
gewoon diplomatieke spreker is. Hij
sloot zich al heel vroeg aan bij de poli
tieke groep van generaal Maginot, hoe
wel hij diens annextatieplannen niet
ten volle kon deslen. Politiek gespro
ken staat hü tusschen Maginot en
Poincaré in, ongeveer op één lijn met
den vroegeren minister-president Tar-
dieu, waarmede hij dan ook zeer be
vriend is.
Maar ook hij heeft eenige verande
ringen over zich laten heen gaan. In
het jaar 1919 sprak deze radicaal-socia
list tegen den oorlog en daarom werd
hü bü de verkiezingen gepasseerd.
Maar in 1924 werd hij opnieuw geko
zen; een jaar later was hü korten tijd
minister van Arbeid en in 1927 werd
hü definitief in den Senaat opgenomen.
In den loop van den tijd ontwikkelde
hij zich tot een der heftigste tegen
standers van de politiek van Briand,
wiens heftigste tegenstanders Maginot,
Tardeiu en Poincaré zijn en daarom
heeft hij dan ook thans als minister
president Briand eenigszins naar den
achtergrond verplaatst. Maar hij is hem
trouw, zooals Briand jaren geleden ge-
eischt heeft, want hij is een door en
door eerlijk mensch!
Als men Laval als buitenlander goed
wil begrijpen, moet men eerst zijn po
litieke ontwikkeling nagaan. Briand
was het, die hem in 1926 als onder
staatssecretaris in het ministerie van
Buitenlandsche zaken haalde. In deze
periode werd uit den vroegeren radi
calen socialist een conservatieve, dat
wil zeggen, hij ontwikkelde zich naar
rechts, doch bleef tevens overtuigd
pacifist. In 1930 werd hü onder Tardieu
minister van Arbeid en als zoodanig
kon hü toonen, dat hü ondanks zijn
politieke gedaanteverwisseling de ar
men en de arbeiders niet had vergeten.
Hij voerde de reeds sedert jaren ge-
eischte sociale verzekering in, welke
voordien door geen der afgevaardigden
in de Kamer of in den Senaat met
vrucht was verdedigd. Evenals alle
Franschen is hij in de eerste plaats
patriot, d.w.z. Franschman! En pas als
zoodanig is hü pacifist en moet men al
zijn handelingen zien. Laval is een zeer
degelijk karaktermensch en staat als
Fransche nationaliteit veel voorzichti
ger en sceptischer tegenover Duitsch-
land dan Briand. Meermalen heeft hij
gezegd, dat hij nog steeds gelooft aan
wraakuitoefeningen van Duitsche zijde.
Toen hü in 1931 minister-president
werd, meenden vele Franschen en mèt
hen de meeste Europeanen, dat dit het
einde van Briand's loopbaan zou wor
den. Hü heeft Briand echter niet ten
val gebracht; zeer waarschjinlyk heeft
zijn helder verstand hem ingegeven,
dat dit volkomen onnoodig was. Waar
immers een krachtige hand het bestuur
voert, kan men door hiervan gebruik
te maken, gemakkelijk politieke tegen
standers verslaan. Waar Briand de toe
nadering der volken uit een gevoels-
standpunt verdedigde, was Laval een
voorstander hiervan uit meer practische
overwegingen.
En deze practische overwegingen zijn
in eerste instantie de algemeene crisis
van den landbouw en het overschot aan
goud, dat Frankrijk thans bezit. Laval
heeft tijdig ingezien, dat dit vele goud
zijn land niet ten goede komt, als hij
het niet aan iemand kan leenen, die in
staat is er rente voor te betalen. Daar
om is de voorzichtige politicus w el ge
neigd met Duitschiand vriendschaps
banden aan te knoopen en men moet
zijn geheele handelwijze vanuit dit
standpunt gezien.
Wat zijn persoon betreft is Laval vrij
van alle egoïsme en steeds bereid de
armen te helpen en te steunen, want
hü vergeet nooit, dat ook hij eens tot
hen heeft behoord en hij weet, welk
een ellende zij soms te verdragen heb
ben. Onhandig in zijn bewegingen en
zelfs soms eenigszins linksch en ver
legen als hij is, staan vreemden in den
beginne altijd eenigszins vreemd tegen
over hem en is het heel moeilijk hem
nader te komen. Hij heeft veel moeten
dragen in het leven en hij kent een
politieken strijd, de intriges en de ge
varen er van maar al te goed om niet
voorzichtig en wantrouwend te zijn ge
worden. Maar hij is taai in de wijze
waarop hü zijn doel tracht te bereiken
en als patriot zal geen Franschman
hem overtreffen. Hij is een harde, moei
lijk te overwinnen tegenstander; maar
tevens een, waarmede men ten alle
tijde overleg kan plegen, als men met
eerlijke bedoelingen tot hen komt en
hem weet te overtuigen, dat achter de
woorden, die men spreekt, geen verbor
gen bedoeling schuilt, die niet met zijn
opvattingen strookt.
„We gaan verhuizen."
„Kqk nou toch eens aan, Karei!
Niet één enkele gemakkelyke stoel om
in te ontbüten!"
DOOR
R. ASHTON.
Beste jongen, ik heb stof voor je,
zei John Morkifig tot zyn vriend, den
schiijver Will Bertins.
Hm, zei Will cynisch, verwon-
derlyk zooveel van m'n kennissen altyd
stof voor me hebben en hoe zelden er
iets bruikbaars bü is. Vertel op. Als
het maar niet zoo'n onmogelük, on-
waarschynlyk verhaal is.
John stak een sigaret op, en tuurde
in den rook en begon:
Er was eens een jongeman, die
alleen woonde en een allerliefste buur
vrouw had.
Will trok een gezicht. Erg nieuw!
Enfin, verder.
Die buurvrouw was nog heel jong,
woonde met haar ouders samen en werd
blijkbaar nogal kort gehouden. Want
de jongeman, die welgevallige blikken
wierp op het aardige meisje, merkte
op, dat haar ouders er streng uitzagen,
dat het meisje haast nooit alleen uit
ging en hoorde ook, van zy'n balkon af,
dat er wel eens twisten waren. Op een
avond nu kwam de jongeman thuis en
merkte, dat de lift niet ging. Hy be
steeg mopperend twee trappen en ont
dekte toen, dat de lift halverwege was
blijven steken en dat zün lieve buur
vrouwtje erin zat.
Hè, wat toevallig, mompelde Will.
Wel, de jongeman slaagde er in,
haar te bevry'den. Ze dankte blozend.
Halt! Moet het soms een histori
sche roman worden? Blozend!
Ze bloosde, herhaalde John hard
nekkig, luister nou eerst verder.
Samen bestegen ze de trappen en wil
den ieder in de eigen woning gaan.
Toen deed het meisje een ontstellende
ontdekking: ze had haar huissleutel
vergeten.
Will haalde zy'n schouders op.
Och, och, wat een spannend ver
haal. Dan belt men!
Neen, idioot, men belt niet, want
nu bekende het meisje, dat ze ty'dens de
afwezigheid van haar ouders uit huis
was geglipt om een jongeman te ont
moeten. Die haar „ten strengste ver
boden" was. En wat moest ze nu be
ginnen Haar ouders waren niet
malsch, ze had al niet veel aan haar
leven en de weinige pretjes zouden
haar voorloopig zeker ook nog worden
ontnomen, als men merkte, dat ze trots
het strenge verbod, den voorheen ge
noemden jongeman ontmoetingen toe
stond. Toen kreeg de jongeman myn
jongeman een pracht-idée.
Wat een verwarde geschiedenis.
Haar jongeman, jouw jongeman
Heelemaal niet verward. De jon
geman, stond met haar voor haar
woningdeur, de ander had op straat af
scheid van haar genomen.
Nu, die jongeman, de eerste meen
ik, zei: Ik weet wat! Onze balkons
grenzen aan elkander, ik help u erover,
uw balkondeuren staan zeker open,
zooals lederen avond.
Hoe wist hü dat? vroeg Will.
Omdat hü, zooals gemeld, van zyn
balkon af welgevallige blikken placht
te werpen naar zyn buurvrouw.
Alles erg gezocht, oordeelde
Will, en wat toen? Natuurlyk
maakte de jongeman schandelük mis
bruik van de situatie en
Heelemaal niet. Hy hielp het
meisje op haar eigen balkon en daar
inderdaad de balkondeuren openston
den, was ze veilig binnen, voordat haar
ouders kwamen.
Ik zie geen stof in dat malle ver
zinsel.
Het beste komt nog. Den volgen
den avond, toen de jongeman op zy'n
balkon kwam, verscheen op het hare
zün buurvrouw en wierp hem een
briefje toe.
Jakkes, hou opidylle. Billet
doux, heb je niéts anders?
Wees toch niet zoo ongeduldig.
Het was geen billet doux, het luidde: