im Kinderleugentjes. Werkende echtparen. Het menu van de week. Garnalen croutons, Sinaasappelschotel. (mam :v: Het is zeker wel een van de ver drietigste ervaringen die jonge ouders opdoen, als zij bemerken, dat hun kind gejokt heeft. Zooiets hadden zij toch wel het minst van alles gedacht, want, immers, hun kleine schat zag er bij dat eerste leu gentje zoo „waar" uit, dat zij toch niets anders konden doen, dan hem onvoor waardelijk gelooven. Het kind heeft nog niet altijd leeren onderscheiden wat waar en onwaar is en daarbij komt, dat het vrij zeker is, dat de ouders hem bij zijn eerste „jok kentje" betrappen. De ontstelde ouders brengen deze kleine psychologische zonde zeer vaak in verband met eventueele erfelijkheid en gaan de mogelijkheid naar geërfde eigenschappen angstvallig na en zijn ook vol zorg over de verdorvenheid van hun spruit, die zij toch met zoo veel zorg hebben opgevoed. Hoewel men het eerste leugentje van een kind nu juist niet zoo héél tragisch moet opnemen, is het natuur lijk ook absoluut niet goed, het geheel over het hoofd te zien. Te streng optreden bij een dergelijke fout, die het kind vaak in het geheel niet als zoodanig beschouwt, kan de kinderziel onherstelbaar wonden, ter wijl een te groote toegevendheid het jokken in de hand werkt. Het kind moet zich het verschil be wust leeren worden tusschen droom en werkelijkheid. Op de ouders rust nu de plicht, de oorzaak waardoor dit eerste leugentje is ontstaan, na te gaan en heel vaak zullen zij dan tot de conclusie komen, dat deze in hun onmiddellijke om geving ligt, waar de scherpe grens tusschen waarheid en leugen wel eens min of meer verdoezeld werd. Vaak ook is het een gevolg van het voor den mal houden in de eerste kinderjaren, waarbij men het kind dan schertsender wijze een of ander vertelde, wat niet waar was, gedeeltelijk ook is het doordat de rijke kinderfantasie voort bouwde op sprookjes die hem verteld zijn en waarbij zekere figuren beloo- nend of bestraffend tegenover andere voorgesteld werden. Waar echter bij een moderne opvoe ding de ouders zich van allerlei hulp middelen hebben onthouden, staat men vaak voor een raadsel. Heel vaak zal men bij een onderzoek naar de oorzaak van den leugen be merken, dat de onwaarheid ^gezegd werd uit vrees voor straf of om te voorkomen, dat vader of moeder boos op het kind zouden zijn, ook wel uit het verlangen naar een belooning. In deze gevallen zullen de ouders zich tot taak moeten stellen, hun kind op het verkeerde te wijzen en hem af schuw van onwaarheid in te prenten. Vaak vergeten kinderen in hun spel een of ander feit of wel zij fantaseeren iets, zonder het zich in werkelijkheid bewust te zijn; andere kinderen leven zich zoo in hun gedachtenleventje in, dat het in alle ernst door hen met de werkelijkheid in verband gebracht wordt. Ik herinner mij een geval, dat een kind betrof, dat een onwaarheid ver telde, die door twee andere kinderen bevestigd werd, hetgeen de zaak voor de opvoeders, die overtuigd waren van het feit, dat hun meisje gejokt had, nog moeilijker maakte. Toen het kind dan ook gestraft werd, snibde zij: „Ik heb het werkelijk niet gezegd, ik heb het alleen maar gedacht!" waarop de moe der op gebiedenden toon antwoordde: „Je mag ook niet verkeerd en onaardig denken!" Het kind beloofde dit en ging zelfs zoover, te zeggen, dat zij het moeder dadelijk zou zeggen, als zij iets ver keerds gedacht had. Het kleine meisje nam haar belofte zeer ernstig op en vertelde iedere in vallende gedachte, die bij haar op kwam, daarbij angstig vra gend of zij dit of dat ook niet mocht denkeneen dergelijke manier van op voeden werkt er zeker niet toe mede het zelfstandig denken aan kinderen te be vorderen. Wie veel met kinderen omgaat en hen daardoor kan gadeslaan, weet, hoe veel er vaak in de kinderziel om gaat en kan niet anders dan innig met het kleine menschenkind meevoelen en trachten mede te werken om het mooie en reine, dat in hen sluimert, te ontwik kelen. Hiermede komen wij tot het slot onzer beschouwing. Even verkeerd als het over het hoofd zien of onderschat ten van de beteekenis dezer leugentjes is, evenzeer is het af te keuren, wan neer men tot het kind zegt: „ik ge loof je niet meer" en men het kind door deze uitspraak indeelt onder de categorie van leugenaars, terwijl hij in het volle bewustzijn zijner waarheids liefde vaak onrechtmatig wordt ver oordeeld, daar zijn verlegenheid hem ertoe brengt soms stamelend en daar door verkeerd te antwoorden. Laten wij toch niet vergeten, dat het jonge kind niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk groeit en dat deze geestelijke groei wellicht nog een grooter wonder is, dan de lichamelijke. Toegerust met een groote dosis ge duld en met groote liefde zullen ouders en opvoeders de plicht hebben, te waken voor de belangen van de aan hun zorgen toevertrouwde kleinen, zul len zij liefde en geep angst moeten weten te kweeken en het kind daartoe met strenge, doch milde hand den weg der waarheid leeren bewandelen. Gij ouders, gaat hen zelve voor met het voorbeeld der strengste waarheids liefde, geen leugentjes om bestwil, hoedt U voor de minste oneerlijkheid, waardoor gij het recht hebt, de kinde ren den gulden regel in te prenten: „Wees oprecht en trouw, m'n kind, laat geen leugen Uwen mond ontwijden!" (Nadruk verboden). MAG EEN GEHUWDE VEOUW NOG WERKEN? Een lastig probeem. Het ligt niet in onze bedoeling om ons standpunt inzake het vóór en tegen te bespreken van het werken der ge huwde vrouw. Deze vraag toch is al ge noeg besproken en van verschillende kanten belicht. Wij willen hier slechts vragen of het inderdaad mogelijk is, dat een huwe lijk volkomen goed blijft gaan, indien de vrouw blijft werken. Wij gelooven, dat velen hierop hart grondig „neen" zullen laten hooren. Geheel en al eens zijn wij het met de laatsten toch niet, want hoewel zeker voor de vrouw als moeder haar plaats in eigen huis is, zullen vele vrouwen toch noodgedwongen zijn door den moeilijken eoonomischen toestand, ex tra inkomsten aan de bestaande toe te voegen. Is het nu inderdaad wel noo- dig, dat men vreest, dat dit in geen geval gunstig op het huwelijk zal in werken? Vele argumenten worden aangevoerd en wel in de eerste plaats: Veronacht zaming der kinderen, slordige huis houding, vervreemding en naast elkan der leven van man en vrouw. Hebben deze meeningen wel alle recht van bestaan en bestaat er nu ook geen mogelijkheid het probleem eens van een anderen kant te bezien? Zeker is, dat het niet geloochend kan worden, dat in een huwelijk waar. kin deren zijn, het in betrekking zijn der moeder niet anders dan nadeelig op hen kan werken, want de moedelijke invloed en zorg zijn zeker niet te ver vangen. Tegen den beroepsarbeid der moeder, in gevallen dat deze inderdaad noodig is, kan dan ook geen bezwaar zijn, in dien zij thuis of in de onmiddellijke omgeving kan geschieden, zóó, dat zij in nauwe verbinding staat met haar gezin, b.v. wanneer zij in een winkel of anderszins medewerkt. Een geheel ander geval is het, wan neer het huwelijk kinderloos is, waarbij men dan toch de bedenking maakt dat oe huishouding ven,loosd wordt. Is dat echter wel altijd geheel en al juist? In een kleine, moderne woning vindt een flinke, jonge vrouw, die aan her senarbeid of anderszins gewend is, geer arbeidsveld, dat haar genoeg werk.... en voldoening geeft. Het werk kan gemakkelijk in vroege mor gen- en in de avonduren gedaan wor den, zoodat een groot gedeelte van den dag voor beroepsarbeid vrij blijft. Hierbij komt nog. dat de huisvrouw in tegenstelling met de moeder in den regel wel door een goed ge schoolde kracht kan worden vervan gen, zoodat de huishouding dan niet onder het noodzakelijke werken behoeft te lijden, waardoor tevens voorkomen wordt, dat het huwelijk door verwaar- loozing van huiselijke plichten dreigt te mislukken. Eindelijk blijft ons nog een gewich tige vraag over, die ten nauwste ver band houdt met den kern van het pro bleem: „Kan en zal de vrouw, wanneer zij zelf een beroep blijft uitoefenen, nog genoeg voor haar man zijn?" Zullen niet èn man èn vrouw, wanneer zij bei den een beroep uitoefenen, zoozeer in beslag genomen worden, dat zij geen tijd meer voor elkander hebben? Zullen zij bij geheel verschillend arbeidster rein niet van elkander ontvreemden? Heel begrijpelijk hangt dit in de eer ste plaats van de menschen zelve en van hun karakter af, maar evenzeer kan het voorkomen, dat echtparen, waarvan de vrouw geheel en al in haar huishouding opgaat, van elkander ver vreemden, juist omdat de vrouw niet het minste idee heeft van het werken van haar man. Wat den aard der werkzaamheden van de vrouw betreft, zijn er verschil lende mogelijkheden. Het gunstigste geval is wel als man en vrouw hetzelf de beroep uitoefenen. Stellen wij b.v. een voorbeeld dat zij beiden een dok terspraktijk hebben of gezamenlijk een zaak drijven. Hier toch bestaan nauwe gemeenschappelijke belangen. Ge meenschappelijke arbeid brengt hen dan dagelijks tezamen en bij de levens gemeenschap komt dan nog een ar beidsgemeenschap en hierdoor heeft men dan zeker wel een basis gebouwd, die vast en hecht zal blijken te zijn. Van beide zijden is er dan volkomen waardeering voor elkanders prestatie, meer, dan wanneer de vrouw alleen maar in haar huiselijke beslommerin gen opgaat. Wanneer een vrouw de beroepszor- gen en vreugden van haar man mede doorleeft, kan zij zich veel meer in zijn leven inleven dan wanneer zij er geheel en al buiten staat. Dit gunstige geval van gemeenschap- peliiken arbeid van man en vrouw komt echter niet als regel voor, doch als uitzondering. Meestal zullen zij op verschillend gebied werkzaam zijn en hierin meenen de tegenstanders van de gehuwde werkende vrouw juist de voet angels en klemmen te vinden, waardoor de gevaren van ontwrichte huwelijken worden vergroot. Hier kan de beroepsarbeid der vrouw evenzeer gunstig werken, daar zij door haar eigen werk beter inzicht in vele zaken krijgt, waar zij anders van ver stoken zou blijven. Anderzijds zal ook de man zijn vrouw zéker niet minder achting toedragen, dan wanneer zü al leen huisvrouw was. Liefde, vertrouwen en achting zijn de grondslagen voor een goed huwelijk en deze behoeven bij een werkende vrouw zeker niet in mindere mate aanwezig te zijn, dan bij een vrouw, die hare huishouding tot in de puntjes vftzorgt. De band, die beiden, man en vrouw, bindt, zal altijd gebaseerd moeten zijn op wederzijdsche liefde, vertrouwen en begrijpen. Drs. R. v. d. Heyden. „In de eerste plaats, mjjneheeren, moeten wij de vrouwen ontwapenen L,Joumai"i. Zondag: Kalfs fricandeau, doperwten en peentjes. Aardappelen. Maandag: Tomatensoep. Kalfsvleeschpudding met rijst. Sinaasappel. Dinsdag: Goukash. Roodekool, aardappeen. Appelmoes. Woensdag: Rosbeef. Spruitjes, aardappelen Beschuitommelet. Donderdag: Koud vleesch. Groene kool, aardappelen. Havermout. Vrijdag I: Gekookte kabeljauw. Peterseliesaus, bietjes. Aardappelen. Wentelteefjes. Vrijdag II: Brusselsch lof met harde eieren, gesmolten boter en aardappelpuree. Riistenbrei met abrikozen. Zaterdag: Stamppot van zoete en zure appelen met mager rookspek. Sinaasappel, rijst. Sinaasappelschotel. 75 gram boter, 50 gram bloem, 14 L. melk, sap van 1 sinaasappel, 4 eieren, 50 gram suiker, 2 flinke eetlepels oranje marmelade. We smelten de boter en vermengen deze met de bloem en voegen roerende voorzichtig de melk bij, terwijl wij vooral zorgen een gladde massa zonder klontjes te krijgen, daarna komt de sinaasappelsap er bij en laten we alles nog even doorkoken, daarna af laten koelen, steeds roeren om het vormen van een vel te voorkomen. De vier eier dooiers kloppen wij met de 50 gram suiker en oranje marmelade; het eiwit wordt zeer stijf geklopt en nu vermen gen wij de dikke saus met de eieren, suiker, marmelade en eiwit en brengen alles over in een vuurvaste schotel, die gedurende een half uur in den oven wordt gezet en daarna warm geser veerd. De garnalen croutons heb ik vroeger al eens besproken, maar geef ter wille van de nieuwe lezeressen nog eens het recept. 200 gram garnalen, 2 dL. melk, lA dL. room, 30 gram boter, 20 gram bloem en 1 eetlepel gehakte peterselie. We wasschen de garnalen en houden ze in een pannetje heet water op tem peratuur, daarna maken wii het sausje van de boter, bloem en room. laten alles tezamen nog een minuut of 5 door koken en voegen de peterselie cn eenige druppels Maggi aroma toe, daar na de uitgelekte garnalen. Stukje3 oud brood worden van de korst ontdaan en in ronde, vierkante of driehoekige stukjes gesneden en aan beide zijden in boter of in de koekepan bruin ge bakken, daarna belegd met de garnalen ragout. Op een langwerpig schaaltje leggen wii een vingerdoekje of papie ren servetje en stapelen hier de crou tons op. gegarneerd met eenige mooie takjes peterselie. Kafsvl oesdrjMMfottng. We hebben een stukje kalfsvisesch overgehouden van Zoodag vau 300

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 15