Ons kinderverhaal. Frank en de tooverkunst. ssons iiNrci?noEtiEn Beste jongens en meisjes! „Nou, dat tweede raadsel meneer, daar kon ik niet uitkomen, dat was le moeilijk", zoo schreven me verschil lende kinderen, en anderen schreven het niet, maar dachten het. Ik wist waarlijk niet, dat het zoo'n puzzle voor jullie zou worden en dacht dat je bij de geschiedenisles wel eens van „lijf straf" gehoord zou hebben. Of vertel len ze tegenwoordig die griezeldingen niet meer? Ik stond nu voor de keus bijna alle oplossingen voor fout te re kenen, of het tweede raadsel niet mee te laten tellen. Dat laatste heb ik maar gedaan, omdat ik het erg jammer zou gevonden hebben, vriendjes en vrien dinnetjes, die hun oplossingen geregeld goed hadden ingezonden, den laatsten keer teleur te moeten stellen. Allen dus, die het eerste raadsel goed hadden, zijn bij de goede oplossers genoteerd en hebben bij de verloting meegedaan. Want ja, die heeft nu weer plaats ge had, endaar zijn drie Nellie's uit de bus gekomen. Hoe is het mogelijk, hé? Toch waren de loten goed geschud. Hier staan de namen van de prijswin naars. Nellie Saly, Hoogstraat 49. Nellie Kager, Langestraat 120. Nellie v. d. Hoop, Lorentzstraat 110. Bertus Broekhuizen, Schagenstr. J.20. Drie meisjes krijgen deze maand een boek en één jongen, omdat 42 meisjes de lieele maand goed hebben opgelost en maar 12 jongens. En nu de briefjes. Anale Koningstein, IJmui-den. Deze week zijn het eerst mijn IJmuiden- sche vriendinnetjes ana de beurt, Annie. Wat een leuk feest hebben jullie op school gehad, bij het dertigjarig jubileum van jullie onderwijzer. Wat een verwonderde oogen zal hij opgezet hebben, toen hij zijn stoel zoo keurig versierd vond. Je hebt ze ker niet veel geleerd dien dag? Dat was een leelijke streek van die kat van jullie, om de leeuwerik op te eten, maar hij zal misschien gedacht hebben, de groote men- schen eten varkens en koeien en paarden en dan mag ik wel zoo'n klein vogeltje hebben. Ja, dat komt door het voorbeeld. Lea Koningstein, IJmuiden. Ik denk wel dat je toch eens even in die feestelijke klas gekeken hebt, bij An nie, en dat je toen misschien wel een beetje spijt hebt gehad dat je daar ook niet zat, want dat gebeurt niet iederen dag, dat je feest op school hebt. En dat is maar goed ook, anders zou je een buik vol taartjes krijgen en een hoofd vol lucht. Agatha de Bie, IJmuiden. Wat een massa hoofden zullen dat geweest zijn, Agatha, toen jullie ze „fluks bij elkaar sta ken", om te beraadslagen over de cadeau- tjes van je onderwijzer, waarover Annie Koningstein hierboven ook schreef. Dat zal even fijn geweest zijn, zeg, 's middags de grammofoon in de klas. Speelde hij allemaal „vroolijke moppies"? Je had mt vooruit moeten waarschuwen, dan had ik er verslag van kunnen maken. Jaap en Kees Kok, Texel. Jullie zien, Jaap en Kees, dat het toch wel goed in de krant stond, dat tweede raadsel en al was je oplossing niet goed, je bent even goed bij de goede oplossers gekomen, hoor T i n i e B e e r s. Ja, als jij een briefje in de krant wil hebben. Time, dan zal je toch de moeite moeten nemen mij ook wat te schrijven, anders zwijg ik ook en dan mag je niet eens een teleurgesteld gezicht zet ten, omdat het je eigen schuld is. Denk je daar dus om? Annie Walboom. Je bent toch een knappe rijmelaarster, Annie, nu alweer zoo'n aardig rijmpje, met de belofte dat er iedere week een komt. Je les van de vorige week heeft resultaat gehad, zie maar eens hieronder. Als het zoo door gaat krijgen we nog een Jutter vol rijmen. Jan en Alie Roeper, Texel. Je moe der heeft jullie verwend, hoor. Als ze altijd zooveel voor jullie meenam, als ze naar Den Helder was geweest, dan denk ik dat jullie iedere maand vroegen: „Hè, moe, u moest weer eens naar Den Helder gaan." Wat zal die Piet blij geweest zijn met zijn broek met een zak erin. In een jongens broek behoort ook een zak te zijn, voor touw tjes en steentjes en knikkers en stuiters en knoopen en nog veel meer dingen. Annie Jansen. Dat was voor ons alle- twee nog eens een ver rassing, Annie. Daar stonden we zoo plotse ling tegenover elkaar, in de evstibule van kantoor. Jij met een paar verwonderde oogen en ik dacht, ik moet eens gauw kij ken wie dat meisje is en toen las ik de eerste regel van je briefje. „Jc kom net uit Fransche legon. et wais nu gauw de raadsels schrijven", en toen wist ik hoe laat het was. Dat was natuurlijk een van mijn Fransche vriendinnetjes, en jawel hoor, daar stond het onderaan „Annie Jansen". Nu kennen we elkaar dus, Annie. Leuk, hè? Dat van die brillen was maar een grapje, hoor, dat had ik trouwens niet geschreven, maar de andere Kindervriend. Dieuwertje Timmerman. Wat een nieuwsgierig meisje ben jij van deze week, Dieuwertje. Wil je dat nu zoo heel graag weten, hoe broertje heet? Nu, dan zal ik het hier maar eens neerschrijven, je vergeet het toch: Tjibbe, Roelof, Piet en hij is 30 December 2 jaar geworden. Ben je nu tevreden? 't Is toch waar, dat meis jes veel nieuwsgieriger zijn dan jongens. Geen enkele jongen heeft mij dat ooit ge vraagd. Voor „kalie" heb ik nu „kolen" in de plaats gezet, Dieuwertje. Is deze brief groot genoeg? Corrie Dortmundt. Die Hille's bonnen, Corrie, die had ik van Antje Ty- demain gekregen, maar die waren per onge luk in jouw briefje terecht gekomen en daarom dacht ik dat ze van jou waren. Dat was dus een vergissing. Marie Moorman. Jij hebt dus de les van Annie Walboom ter harte genomen en je ziet wel dat het rijmen ook ging. Met een beetje goeden wil kan je ook wt eet rijmpje maken. Dit is tenminste aardiv Jo Burger. Met de ruilnAriek begin ner. we nog niet, Jo, als het zoov -r is dan zal ik er wel wat uitvoeriger over schrijven, heb dus tot zoolang geduld. Ook van jou was er een aardig versje. Flink zoo! F r an s j e M o o r m an. Dat weet ik niet meer. Fransje, of het meisje dat ik voor jou aanzag een roode kleur had of niet. Dat ben ik heusch vergeten, maar volgenden keer zal ik er opletten, hoor en als ik dan een paar roode appelwangen zie, weet ik dat het 'Fransje is. Marie Moorman. Ik ben benieuwd wat jij mg van den buikspreker in Casino te vertellen hebt en verwacht dus volgende week een groot verhaal van ie Alie Boerdijk. Natuurlijk krijgt een ziek meisje een briefie van me. ook al heeft ze haar zusje een brief voor haar aan mij laten schrijven. Mijn briefie van de voriee week heeft je dus niet beter ge maakt. Dat zou ook een goedkoope manier geweest zijn. Alie. Als dat zoo was, wat zou ik dan een briefies te schrijven kriigen. t Ts wel heel jammer dat jij geen boek hebt gewonnen, nu je ziek bent. maar ja, daar is niets aan te doen. Tk hoon dat je maar weer gauw langs de Loodsgracht loont te springen. Germaine Franken. Dat was een erg dun briefie. hoor Germaine. daar kan ik je niet veel op terugschrijven en volgen de week moet ie me meer vertellen, anders ben ik bang dat er dan niets voor je instaat. Henk Verheul. Fijn dat je wee. beter bent, Henk. Tk hoop dat ie geloof in vervulling gaat en je niet meer ziek wordt. Dat zou nog eens heerliik zijn. Over dat raadsri heb ik nipt meer. te schrijven, want de oplossing vindt ie hieronder en daaruit zie ie dat het toch niet verkeerd was. Dina Lugtenburg. Als je een eigengemaakt raadsel inzendt. Dina, moet je er ook de oplossing bijschrijven, hoor, anders moet ik zelf gaan puzzelen en ik heb heusch nog wel iets anders te doen. Je hebt deze oplossing niet meer te geven, want het was nogal gemakkelijk. Neeltje Claus. Daar had je moe der gelijk in, Neeltje, rijmen moet je eerst leeren. Vandaag staan er drie rijmpjes in, lees die dus maar goed en vooral de les van Annie Walboom. Tonie Sinnige. Zoo, is Meta te groot geworden om met de raadsels mee te doen, Tonie? Hoe groot is ze dan wel? En heeft Jaap het te druk? Als je nu ook maar niet gauw te groot of te geleerd wordt. Of ben jij nog een heel klein meisje? Antje Tydeman. Je bent toch Za terdagsmiddags niet slaperig, Antje. Je naam stond Zaterdag heusch in 't Juttertje, ik heb het zelf gezien. Als je nog een krant van de vorige week hebt, moet je nog maar eens goed kijken. I n a B o e 1 s. Jij behoort niet tot de ge lukkigen. Ina, je hebt geen prijs gewonnen, je vriendinnetjes ook niet. Zoo'n verloting is een raar ding. 't Kan gebeuren dat een meisje een maand meedoet en dat ze een prijs wint en een ander, dat misschien al twee jaar trouw inzendt, maar niets kan winnen. Daar is het een verloting voor. Verlies evenwel den moed maar niet, hoor. Nu jongens en meisjes, ik ben weer aan het eind van mijn verhaal en groet jullie tot volgende week. Kindervriend. NOG EEN LES. No® één les wil ik hier geven, An die 't rijmen leeren wil. Zij leggen een blad papier op tafel En zetten de radio even stil. Wij gaan nu een rijmpje maken, Van kleine Jantje en een hond, In gedachten zoen wij die zitten, In de kamer, op den grond. Jantje is aan 't koekjes eten, Ook het hondje vraagt er een, Maar klein Jantje wil niet deelen, Dus het hondje krijgt er geen. Nu gaat 't hondje een koekje nemen, Doet een hap naar Jantjes hand, Daarbij raakt hij Jantjes vleesch aan. Met zijn scherpen hondentand. Jantje die begint te schreeuwen, Later heeft ons Jantje spijt. Nu gaan wij ons rijmpje maken, Zet er boven Gierigheid. Op den grond zit Jantje, Koekjes in zijn handje, Naast hem, in een hoekje, Kijkt een hondje naar Jan's koekje. Jantje gaat aan 't eten, 't Hondje wordt vergeten, Nu klinkt uit het hoekje: Waf, waf, krijg ik ook een koekje. Janje die zei: „nee, Jij deelt nu niet mee". Toen werd 't hondje boos, Blafte nog een poos. Eind'lijk werd het stil, Toen opeens een gil. Moeder kwam aan hollen. Ging met Jantje sollen. t Hondje zit in 't hoekje Te smullen aan een koekje, Jantje huilt, ik heb zoo'n pijn, Nooit meer zal ik gierig zijn. ANNIE WALBOOM. ANTWOORD OP „DE LES". Beste Annie! De les van deze week, Die bracht m'n dichtershart op stieek, En 't leek wel zooiets „voor straf", Dat preekje wat je ons daar gaf. Geloof me, wannneer ik 't zou kunnen, k Zou niet steeds dat plaatsje gunnen In 't hoekje van de „Jutterkrant", Die zwerft toch over stad en land. Door groot en klein steeds wordt gelezen, En jij als dichteres geprezen, Van 't jonge volkje uit 't Noorden. Wat mij zoo dikwijls reeds bekoorde, Om ook te dichten en te rijmen, Maar 'k kon de zinnen steeds niet lijmen, Doch nu jij lessen geven gaat: Ons bij wil staan met goeden raad, Zeg An. daar ben ik dankbaar voor, Want heusch, ik wil wel leeren, hoor! Toe wil het nu eens overwegen, Om elke week één les te geven. MARTE MOORMAN. De Ruijterstraat 43. DE NATUITP. De wintertijd vol lief en leed Is bijna om, zonder dat men 't weet, Dat kan mij heusch verdrieten, Want 'k had verwacht, van ijs en sneeuw Eens heerlijk te genieten. Ik heb mij al eens afgevraagd, Waar zou 't toch door komen. Dat 't 's winters nooit geen winter wordt, En 's zomers haast geen zomer. Veel menschen zijn handig op elk gebied, Doch de natuur te veranderen, dat kun-' nen ze toch niet. JO BURGER, Van Galenstraat No. 26. FRANK EN DE TOOVERSIGAREN. Hoe Frank, wist te ontvluchten uit de handen van Chlneesche roovers. door MART. (Vervolg en slot). „Ha-ha-ha!" lachte Wun Hsi, „de vader van den jongen betaalt ons graag tienduizend dollar. Zeg hem, zoo dra u in Tsinan aankomt, dat wij hem tegen dezen prijs zijn jongen weer zul len teruggeven! Tienduizend dollars, eigenlijk nog een aalmoes voor een consul, kapitein! Uw dienaar!" Frank werd op de jonk in een tame lijk schoone kajuit opgesloten; voor de deur hielden twee bewapende wachters een oogje in het zeil. Toen de roovers eindelijk in een afgelegen bocht aan land gingen, namen zij Frank m. e aan land. Hjj werd vastgebonden op een mongoolsche poney en zoo ging het de bergen in. Men behandelde hem vrij goed, hij kreeg volop eten en vond het avontuur tenslotte niet zoo ongenoeg lijk, daar hij wel wist, dat zijn vader hem zou loskoopen. En bovendien... wat zouden zijn kameraden wel zeggen, als hij hen na de vacantie alles ver telde! En zij liepen ongeveer twee uur en bereikten tegen den avond een ver laten rotsgebergte, waar höoge stijle wanden hen geheel insloten. Aan den voet van deze wanden, waren verschil lende ingangen, die leidden naar de groote onderaardsche holen en zalen, waar de roovers huisden. Ook Frank kreeg een verblijfplaats aangewezen in een soort vierkant vertrek, verlicht door lampions, die een spookachtig schijnsel wierpen op de glanzende zwaarden en de wapenrusting van de beide wachters, die doodstil bij den in gang stonden. Het leek wel een sprook je, vond Frank. Maar een beetje ang stig werd hij nu toch wel, zoo in dat roovershol. Hij besloot oogen en 'ooren open te houden en zich goed reken schap te geven van elke kans tot ont vluchten. Na een uur kreeg hij door de wachters zijn eten aangereikt, nen ste vige maaltijd van allerlei heerlijke ge rechten. Blijkbaar hielden de roovers wel van lekker eten. Maar Frank kon van opwinding niets naar binnen krij gen. „Arme moeder en vader!" dacht hij, „wat zullen jullie om mij in angst zitten. En dat vele geld, tienduizend dollers, krygen jullie nooit bij elkaar, want zoo rijk zijn we niet". En zachtjes dommelde Frank in, uit geput door de vele vermoeienissen van de laatste uren. Het zal tegen den mor gen geweest zijn, dat hij door een bar- sche stem werd gewekt. Hel was Wun Hsi zelf, die hem kwam bezoeken. E gebroken Engelsch zei hij: „Als ioU j vader haast, jij overmorgen vrij! G^n geld, jij dood. Ik bode stuurde Tsinan I om met jou vader spreken. Morgen/ terug!" Frank schrok zouden zij bf r werkelijk dood maken, wanneer «KI vader niet betaalde? Dan moest JW trachten te ontvluchten, a' kostte ook nog zoo'n moeite! Hevig verschrikt sprongen de' roovers op Dien dag overlegde Frank bjL zelf, op welke wijze hij zou tra'-' ontsnappen. Maar de wachters 1 geen oogenblik van de deuropujj1 t zoo kwam het, dat Frank, »o 1 j nacht weer aanbrak, nog ni'-'!'lö| den had, waardoor het hem zou zijn, de waakzaamheid va roovers te verschalken. ,ai Het was weer avond... Dej in Frank's kamer wierpen schitterend schijnsel dcor Frank lag te soeson op de m

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 20