Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden, Het luciferraadsel. De hardlooper. Het betooverde meisje. RAADSELS. vellen bekleede brits... Wat hoorde hij daar?! In de verte, door de dood- sche stilte van den nacht, klonk het geluid van een trein, een treindie niet verder dan hoogstens twee kilo meter daar voorbij moest rijden. Kort geleden had Frank nog aardrijkskunde les over het schiereiland gekregen en hjj wist dus, dat er spoorwegen waren aangelegd; zoo kon deze spoorweg geen andere zijn, dan die van Wei-Hai-Wei naar Tsinan, welke aan een Engelsche maatschappij toebehoorde! Als het hem eens gelukte den spoorlijn te bereiken en een trein tot stilstand te brengen, dan was hij gered! Zijn oppassers hadden hun maaltijd beëindigd, en zaten hun pijp te roo- ken. De tabak scheen hen niet zeer goed te smaken; zij mopperden en spuwden. Een van hen wendde zich tot Frank en vroeg brutaal: „Tabak of sigaren bij je?" Toen schoot Frank de reddende ge dachte te binnen: „Zeker", zei hij eveneens in het Pid gin-taaltje. „ik zelfs fijne, lange sigaren bij mij heb!" Toen pakte hij de doos met toover- sigaren en gaf er elk een. „Fijn sigaar", mompelden de Chinee- zen. Haastig gingen zij aan het dam pen het scheen hen te smaken. Frank zat in geweldige spanning toe te zien. „Boem-pang! Sssst-pats!" ging het opeens. Hevig verschrikt sprongen de zeeroovers op, vluchtten enkele meters opzij, om niet getroffen te wor den door de vonken. En Frank nam zijn kans waar en glipte naar buiten. In de verte zag hij een groot vuur, waar omheen de andere roovers kampeerden. Muziek klonk en er werd dapper ge dronken. Maar niemand zag hoe Frank voorzichtig en toch snel langs de rotsen sloop en in de richting van den spoor weg in de duisternis verdween. In de bosehjes langs de lijn verstopte hij zich. Tegen middernacht ongeveer hoorde hij een trein naderen. Een wit over hemd, dat hij tegelijk met de sigaren uit zijn koffer had gehaald en onder zijn blouse had gestoken, diende hem als vlag en inderdaad had hij het geluk den machinist te kunnen waarschuwen, begunstigd door het feit, dat de trein bij die bocht juist iets langzamer reed. De trein hield stil en nam hem mee naar Tsinan. Dat hij ondérweg de held van 't oogenblik was en zijn avonturen breed uitspon, behoeven wij wel niet te zeggen! In alle vroegte kwam hij daar aan. Het schip, waarmede hij voer, was nog niet eens de haven binnengeloopen. Op deze wijze bespaarde Frank zijn ouders niet alleen 10.000 dollar maar ook de schrik! En dat alles met behulp van twee gewone tooversigaren! Ook de kapitein van het schip was vol vreug de, toen hij vernam, dat aan zijn hoede toevertrouwde en ontvoerde jongen weer veilig was aangekomen. En wat nog meer was, hij prees Frank als een flinke jongen met een helder hoofd en bood hem een plaatsje op zijn schip aan als secretaris. Maar de ouders van Frank vonden het beter, dat hij nog wat op school bleef. Maar de kapitein beloofde Frank, dat hij op de volgende reis overal op het schip mocht rond kijken en dat hij hem persoonlijk alles zou uitleggen. En dat was al een heel pleziertje voor Frank. Zoolang het schip in de haven lag, ging hij iederen dag aan boord, bekeek de machines, maakte onderzoekingstochten door de ruimen en sloot vriendschap met de matrozen. En dat was een heerlijke vacantievulling. De vader van Frank waarschuwde de politie en deze wist het zeerooverskamp te omsingelen, de jonken in brand te steken en alle zee roovers gevangen te nemen. Wun Hal werd opgehangen, want in China zijn zij niet zachtaardig met roovers! De andere Chineezen kregen lange vrij heidsstraffen. En dat alles, alles, door een paar heel gewone tooversigaren' B. L. ANZ. Hieronder volgt de oplossing van het luciferraadsel van verleden week. Op een groot sportfeest, dat onlangs werd gehouden, moesten de hardloo- pers een uitgestrekt veld afloopen en daarbij niet minder dan 64 controle posten passeeren. Deze 64 posten zijn op bijgaand prentje aangegeven. Daar de hardloopers natuurlijk in zoo kort mogelijken tijd den afstand moesten af leggen, hadden zij ervoor te zorgen, dat 9 zy het aantal controle-posten in het minst aantal lijnen hadden af te leg gen. Dat was een heele uitzoekerij en voordat zij begonnen te loopen moesten zij dat eerst uitrekenen. De hardloopers begonnen bij het kruisje te loopen, waar zij ook weer moesten eindigen. Nu moeten jullie ook maar eens pro- beeren op welke snelste wijze de hard loopers hun tocht kunnen volbrengen. Wat Greta in Kabouterland beleefde. In een heel groot bosch woonde eens een arme houthakker in een vervallen hut. Hij leefde daar tezamen met zijn vrouw en tien kinderen. Zij hadden het wel heel erg arm, want de man kon nauwelijks genoeg hout hakken om den kost voor twaalf monden te verdienen. Toen de oudste kinderen nog heel jong waren, moesten zij al met hun vader mee .om van de door hem afgehakte takken schoven te maken voor den bakker en bezems voor de vrouwen. Maar ondanks dit harde werken was er niet de minste verbetering in hun leven te bespeuren. Het oudste meisje, Greta genaamd, was ondanks de armoede, waarin het gezin gedompeld was, altijd erg tevreden. Als zijn thuis kwam, moe van het werken in het bosch, dan hielp zü altijd zonder mopperen en met een glimlach op haar gezicht haar moeder met kousenstoppen of breien. Al haar broertjes en zusjes hielden dan ook veel van Greta, de behulpzame dochter en ook haar vader en moeder waren erg op haar gesteld. Op zekeren dag was Greta weer met haar vader mee naar het bosch gegaan en was met het houtsprokkelen heel ver van hem afgedwaald. Zü was echter niet bang, want zij wist heel goed den weg in het bosch. Als zij genoeg hout hij elkaar gesprokkeld had, bond zij de takken tot bossen tezamen. Toen zij weer zoo aan het zoeken was, hoorde zü opeens vlak naast haar een heel fijn stemmetje, dat fluisterde: „Dag lieve Greetje, zou jij met mü uit rijden wil len gaan?" Verwonderd keek zij om zich heen, maar kon niets of niemand ontdekken, die de woorden kon geuit hebben. Zij vroeg: „Is daar iemand?" „Ja", piepte weer het fijne stemme tje, „ik ben het, zie je me niet?" Plot seling zag Greta onder haar voeten een kleine, grappige kabouter, met een vuurroode puntmuts op, waaraan een koper belletje rinkelde. Hij stond haar vriendelijk toe te lachen en wuifde met zijn kleine handje. „Kom", zei hij, „jij bent altijd zoo vriendelijk voor ieder een en zoo tevreden met je lot, dat jij vanmiddag met mij mee uit rijden mag gaan." „Dat kan toch niet", antwoordde Greta, „want ik moet vader helpen en daarbij ben ik toch veel te groot om in zoo'n klein kabouterwagentje te rijden of op zoo'n klein paardje te zitten." De kabouter moest daar hartelijk om lachen en maakte van vreugde de dolste luchtsprongen. Doch ineens zette hij een ernstig gezicht, waar Greta weer om moest lachen, nam een tooverstokje uit zijn zak, raakte haar daarmee aan en.... Greetje werd in een oogwenk even klein als de kabouter. Twee muis jes, die bü de kabouters dienst doen als paarden, stonden gezadeld klaar. De kabouter hielp Greta nuopstijgen en beklom zelf het ander muis-paard. Toen ging het in galop door de bos- schen heen. Wat konden die muisjes loopen! Wat scheen dat bosch nu mooi en wat leken de hoornen hoog, nog hoo- ger dan de toren in het naburige dörp. Nadat zij zoo een eind hadden gereden vroeg de kabouter of Greta het prettig vond en of zij niet iets wilde drinken. Greta knikte van „ja" en bij een bloe menveld liet de kabouter de muisjes stilhouden. Hü stak zijn hand in een van de bloemkelkjes en boog de rand van een der bloemblaadjes een beerie om. De kabouter had een heerlijke druppel honing opgediept uit de bloem en die mocht Greta nu opsnoepen. Dat smaakte! Dat vond de kabouter zoo pleizierig, dat hü nog een paar drup pels honing peurde uit de bloem, heer lijke vloeibare honing, die Greta op haar tong liet smelten. Nu stegen zij i weer op en reden naar de plek terug vanwaar zij gekomen waren. Toen Greta door den kabouter van haar muis was afgeholpen; werd ze weer door het tooverstokje aangeraakt en opeens was zij weer de groote Greta van altijd. Maar het gekke van het geval was, dat zij het gevoel had, alsof zij door elkaar geschud was. En jawel hoor, zij werd door elkaar geschud en hoorde de stem van haar vader, die over haar heen stond gebogen en haar zeide: „Kom, kindje, we moeten naar huis*het is al heel laat, ik heb je overal gezocht en geroepen. Je gaf geen antwoord en toen ben ik je gaan zoeken". Verwon derd knipperde Greta niet tiaar oogen en keek in het bezorgde gelaat vat: baar vader. Hij was echter heele maai niet boos en vervolgde; „Kijk, kijk, ''.aar heeft mijn lekkere, kleine meid een heerlijk dutje gedaan en zeker ge droomd ook, is het niet?" Zoo was het. Op weg naar huis ver telde Greta de geschiedenis van den kabouter, die haar op een rijtocht met twee muizen had uitgenoodigd, toen zy aan het hout sprokkelen was. Nou, va der vond het heel jammer, dat hij ook niet eens zoo'n fijn tochtje had kunnen maken. t Ik begrijp je niet, dat jü nog kunt lachen, als die man van die afgezaagde moppen vertelt! Ik moet het wel doen, anders denkt hy', dat ik ze niet begrijp en begint hij ze nog uit te leggen ook! Vader, wat zyn dat voor draden langs den straatweg? Dat is voor de telegrafie, jongen! Waarom zyn er langs den anderen kant geen draden? Hm, dat is voor de draadlooze telegrafie! Oplossingen der vorige raadsels. I. Salamander varken olifant kameel schaap buffel krokodil hagedis TI. Lyi' - straf - lyf straf Goede oplossingen ontvangen van: H. A.; M. B.; G. en J. B.; A. B.; A. de B.; E. B.; I. B.; B. B.; A. v. d. B.; T. B.; T. B.; N. C.; B. v. d. E.; G. D.; J. D.; R. D.; C. D.; G. F.; M. G.; N„ A. en J.G.; L.v. d.H.; P.H.; N.v.d.H.; A. H.; C.I.; A. J.; A. en J. K.; L. en A. K. (IJmuiden); J. K.; J. en K. K. (Texel);. II. K.; J. v. d. K.; N. K.; C. L.; D. en S L.; A. v. L.; H. L.; C. L.; R. L.; M. er. F. M.; J. O.; J. en M. O.; C. P.; J. en A. R.; C. v. S.; T. S.; A. v. S.; N. S.; L. V. S.; T. S.; D. T.; A. T.; M. T.; S. T.; G. V.; H. V.; A. W.; A. W.; T. W. Nieuwe raadsels. Welk spreekwoord staat hier? e zij n a 1 n k d.e 1gmn ,.a..n" (Ingez. door G. v. T.) II Het geheel bestaat uit 14 letters en is iets dal boksers graag worden. 7, 8, 9, 10, 2, 4, 3, 13, 14 wordt alleen s' zomers gedaan. 1, 11, 5 is een ver korte meisjesnaam. Van 6, 3, 12, 10 houden de meeste kinderen. (Ingez. door A. E. K.) III Als men de tweede laatste letters van den naam van een Hollandsche jongens aftrekt, welke naam van een maand krijgt men dan? (Ingez. door T. M.) 7. „Oh, wat is het hier donker", fluisterde Tuimeltje, en meteen gaf hy' een harden schreeuw. „Wat zijn dat daar, die loopende lichtjes?" vroeg hy' verschrikt aan Karei. „Dat zijn twee lichtkevertjes, die ons den weg zullen wijzen", zei kikker Karei. „Hou mij maar goed vast", zei het kleinste kevertje tegen Tuimeltje en zoo gingen Kareltje en Tuimeltje achter de lichtkevertjes aan door de donkere gangen van het paleis. 8. Nadat ze door verschillende gangen waren gegaan, kwamen ze in een mooie verlichte hal. Daar zat een kikker met een leuk pakje aan, midden op een tapijtje. „Mijnheer de Kamerheer", zei kikker Karei, „ik breng Tuimeltje, het kleine kaboutertje hier. Deze wil graag onzen koning spreken." „Ik zal de schildwachten roe pen", antwoordde de Kamerheer en hij hoog driemaal voor Tuimeltje, ten teeken van vriendschap. Tuimeltje vond het echt deftig in het paleis.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 21