Holland - Indië. De „Doode Zee". De dichtheid der bevolking in de meest bevolkte landen. cliiscben Omroep, moet ik in de eerste plaats even erop wijzen, dat onze Op roep inderdaad jaarlijks een vrij be langrijke som afschrijft voor de veree- niging van schrijvers, componisten en andere artisten. In de tweede plaats moet ik opmerken, dat onze Omroep- maatschappij zich wel degelijk bewust is van haar haarcultureele taak. De verschillende muzikale instellingen, als b.v. de „Tsechische Philharmonie", of de theaters in Praag, Brünn en Press- burg, rekenen in hun budget reeds op de meestal contractueel vastgestelde bijdragen van het radiojournaal, zonder hetwelk zij waarschijnlijk niet eens meer rond zouden kunnen komen. Ook aan de eigenlijke muzikale opvoeding wijdt zich deze Omroep ten volle. Ik verwijs daarvoor naar de dezer dagen in te voeren muzikale kinderuren en naar de uren voor dilettantenmuziek. Zoo kan men zeggen, dat de goede wil hier in geenen deele ontbreekt! Het is echter duidelijk, dat ook bij de dilettan tenmuziek zekere normen gesteld moe ten worden hier spreekt Hubermann als man zónder ervaring want de kosten van een zenderinstallatie, het onderhoud, enz., zijn zoo enorm groot, dat men voor het overschietende geld natuurlijk tracht het programma zoo goed en smaakvol mogelijk samen te stellen. Uit Bandoeng opgeroepen., het heeft [hem fel ontdaan. En haastig, maar met bang vermoeden, is hij verschrikt gegaan. En hoort in de stille zaal direct: Het is [vader, ja, 't is hèm.. Met vóder is dus alles goed,.. Maar [dan opeens die stem: „Hallo, hier Bandoen.Ben j daar, [Frits? „Met vader., kan je me verstaan? „Jongen., met moeder., is het niet [goed.. En hij weet direct: Het is gedaan.. Moeder is dood,.zijn moeder dood.. Hü hoort een ver geluid: „Hallo, hier Bandoeng.. ben je [daar. Frits?" Maar hij., hü snikt het uit.. En dan opeens, als radeloos, Klinkt het als een wanhoopskreet: „Vader.moeder lééft toch nog?" Hoewel hij het anders weet „Hallo, hier Bandoen.. Frits.. moeder [is juist rustig heengegaan.. „Hallo, hier Bandoeng,.. spréékt [u nog?".. Méér heeft hü niet verstaan.. Hü roept en roept, wil weten toch, wat [of er is gebeurd.. Hü schreeuwt van angst, wil vragen, [hooren; 't contact is al verscheurd. „Hallo, hier Bandoeng",.. verder [niets; de verbinding is gestoord.. Maar., hij heeft het vreeselijk bericht [van z'n vader zélf gehoord. „Neemt U de zaak niet te licht op!" waarschuwt de dokter zijn patiënt, „het rooken moet U zooveel mogelijk laten, hoogstens één sigaar na het eten, maar beslist niet meer!" Na vier weken komt de patiënt terug. „Schitterend!" riep de dokter uit, „U bent zelfs eenige ponden zwaarder ge worden!" „Geen wonder, ik eet nu ook acht maal per dag!".... De Doode Zee ligt in Syrië en is eigenlük geen zee, maar een gewoon meer. De Jordaan, nadat deze door de meren Samachonitis en Genezareth of Tiberias is gestroomd, stort in het meer zün water, nadat hü onderweg tal van kleinere stroompjes in zich opgeno men heeft. Behalve de Jordaan stroo men in het meer nog vele andere klei nere stroompjes, die Mie hun water met zouten in dit merkwaardige meer. dat 394 Meter onder de oppervlakte van de Middellandsche Zeee ligt, uit storten. Het meer heeft geen afvoer naar zee, maar de verdamping is zoo sterk, dat het verdampte water meer bedraagt, dan het aangevoerd, zoodat de kusten of oevers breeder worden en het meer steeds smaller. De oevers zün kaal, er groeit geen boom of struik. In de oudheid noemden de Jo den dit meer reeds: zoutzee of zee van de woestijn; de Grieken en Romeinen noemden het Asfaltmeer; de Arabieran meer van Lot, omdat volgens de legen de Lot en zün vrouw er zün omge komen. In het meer zelf leeft nóch visch, nóch ander dier. Het water, dat helder en zuiver is, bestaat uit 25 zoutdeelen. De oplossing is oververza digd, zoodat zout, in het meer gewor pen, onveranderd op den bodem zinkt. Het soortelijk gewicht bedraagt 1.166. Het menscheüjk lichaam zinkt niet. doch wordt evenals een stuk hout drij vende gehouden. Dit eigenaardige schouwspel wordt duidelijk verklaard door de wet dat ieder lichaam in het water zooveel van zijn gewicht ver liest, als het door het lichaam ver plaatse water weegt. Zü, die niet kun nen zwemmen zullen er nooit in kun nen verdrinken. Maar baden er in is niet aangenaam, alleen reeds om de vreeselü'ke zoutsmaak, die men in den mond krijgt! Zoo nu en dan drijft er in het meer een stuk asfalt, dat van den bodem naar de oppervlakte wordt gedrongen. Over het algemeen bestaat de bodem uit zuiver zand. Zooals hier boven reeds vermeld staat, ligt het meer diep onder de oppervlakte van de Middellandsche Zee en is het de diepst bekende inzinking der aarde! Naar bijbelsche voorstelling beston den aan de oevers van het meer des tijds de zondige steden dodom en Go- morra, die beide door een zwavel regen verwoest werden. Uit hetgeen men uit die verhalen kan putten, schijnt het wel een vulcanisch land geweest te zijn, dat het bij een uit barsting zich aldus heeft vervormd. „Prachtig, ga maar even hooren wie er is!" Zeer belangwekkend is het eens na te gaan hoeveel menschen in de ver schillende dichtbevolkte Europeeschc landen per km" wonen. Onderstaande üjst geeft een duideüjk beeld hiervan: 5. Italië 125 99 99 99 1. België 257 personen p. km* 2. Nederland 210 99 99 99 3. Groot-Britt. 182 99 99 99 4. Duitschland 134 99 99 n 6. Tsjecho- Slowaküe 97 99 99 99 7. Zwitserland 94 99 99 99 8. Hongarije 86 99 99 9* 9. Oostenrijk 78 99 99 99 10. Frankrük 72 99 99 99 11. Polen 70 99 99 99 Hieruit büjken weer verschillende dingen, die wü niet verwacht zouden hebben. Dat Nederland en België dicht bevolkt zün, weet iedereen wel te ver tellen. Maar dat b.v. Frankrük slechts 72 personen per vierkante kilometer telt, dat is wel verwonderlük! Wie dan ook wel eens in Frankrük gereisd heeft en de uitgebreide landstreken, moerassen en heidevelden gezien heeft, waar geen mensch woont, kan het zich indenken. Wie echter Frankrük nooit bezocht heeft en dit getal hoort noe men, zou licht geneigd zün er geen ge loof aan te slaan. WAT BETEEKENT „MIMICRY"? „Mimicry" noemt men de hoedanig heid van sommige dieren om zich vol komen aan te passen aan de omgeving, waarin zjj leven. Zü benutten deze eigenschap in de eerste plaats om hun eigen leven te beschermen, in de tweede plaats om ongemerkt hun prooi te kun nen besluipen. De leeuw heeft een zandkleur en is ook tegen een rotsachtigen achtergrond moeiiük te onderscheiden. Wil de tijger zijn prooi besluipen, dan merkt men hem nauweüjks op met de loodrechte zwarte strepen, als hü door de wilder nis sluipt. In de boomen zitten de panters en luipaarden. Daar zijn zü goed verborgen, daar de zonnevlekken, die ontstaan door de openingen in het bladerdak, dezelfde ronde lichtplekken geven, als de huid van de dieren ver toont. De grijsbruine kleur van de aarde weerspiegelt zich in de pelzen der hazen en in het hooge Noorden zijn de vossen en hazen in den winter wit. Het sneeuwhoen is daarentegen in den zomer zoo bont als een fazant. Kroko dillen. die traag aan den oever van een rivier liggen, zien er uit als onschade lijke boomstammen, waarvan er zoo vele in het water en half op den oever verspreid liggen. Zwartbruine kreeften zijn van den waterbodem nauwelijks te onderscheiden. De meeste visschen glanzen in het water evenzeer als het water zelf. Het beste zijn echter de insecten be schermd. Zoo bestaan er b.v. rupsen, die zoo groen zijn als de bladeren, waar op zü geregeld zitten. Op de berketak- ken kan men een rups vinden, die met vier zuignapjes tegen de tak staat, ter wijl de andere pooten in de lucht han gen, zoodat men meent met een twijg te doen te hebben! Kun je mü even veertig gulden leenen? Zeker, hoeveel zei je? Vüftig! Complimenteus. Ik ben in alles het tegendeel van mijn broer, mejuffrouw. Tja, men heeft me al verteld, dat Uw broer zoo'n aangenaam mensch moet zün. Spreekt 't al een taal dat leeft. Gezel le. Uit alle hoeken waait, stormt de critiek op het leven los. Wijzelf zün er aan gewend geraakt de wereld, de levensverhoudingen, de kunstwerken met een critisch oog te beküken. We vergeten daarbü, dat critiek fataal is voor onze geestelijke groei en ontwik keling. We gaan al bil voorbaat den indruk tegen, dien een levensuiting op ons zou kunnen maken. Iemand spreekt ons van Amerika, het land van het geld, de massa productie, het haastige leven. Ge hebt dadelijk Uw oordeel klaar: Amerika is het materialistische, ziellooze werelds deel. Nu komt ge zelf in Amerika. Tal- looze, geweldige indrukken zoudt ge daar kunnen krijgen, schoone, af- stootende...., maar nee, ge komt met Uw kritiek. Geld-verdienen, door het leven jachtenis materialistisch, is zielloos. Amerika is door U al veroor deeld. De beroeps-criticus wordt meestal voorgesteld als een zuurpruim, als iemand, die last van zijn gal heeft. Dat is wel wat overdreven, er zijn gelukkig ook critici, die een kunstwerk nog weten te beleven, die onbevooroor deeld tegenover de kunst weten te staan en die kunst op zich laten inwer ken. Het is hun indruk, dien ze dan opschrijven. Maar de verstandelijke cri ticus, die met de beste bedoelingen alles bestudeert en ontleedt. fou ten hier ontdekt, onvolmaaktheden daar, die moet wel een zuurpruim worden. Want voor hem lèèft er niets meer, alles is studie-object geworden. En alles wat niet vlekkeloos is, is leelük. En juist.... hoe mooi kan ook het onvolmaakte wezen. Als wü maar stil weten te zijn, zien en luisteren, dan blinkt en klinkt overal wel iets moois, iets onroerends of geweldigs. De menschen schelden op de jazz band, omdat ze niet harmonieus is, maar als ze ophielden met schelden, dan zouden ze toch ook in die uiting van hun eigen tijd, iets hooren wat weerklank bü hen vond. Het onvol maakte is tragisch en het tragische is schoon. Sluit den weg naar uw aandoeningen niet af met critiek. Schaam u niet iets mooi te vinden. In elke levensuiting moét ge iets moois ontdekken, want het is immers een uiting van het leven, van het leven, dat mooi is. Een af geleefd besje kan u evengoed een schoonheids-ontroering geven als een grappig, klein kindje, de drukte en haast in een groote stad evengoed als een grootsch, vredig landschap. We hebben slechts te kijken, te luisteren. Het wordt ons allemaal geboden om er ons mee te verrijken. Maar critiek onthoudt ons de schoon heid van het leven. Pr. JOS. DE GOCK. Kussens mee vullen? Neen, zei Peggy. Ze vroeg zich af, hoe zoo'n onuitstaanbaar individu aan zoo'n innemenden glimlach en aardige oogen kwam. Kan ik iets doen? Neen. Maar als u. Doet u alstublieft de deur dicht. U bedoelt.... achter mij? Ja, zei Peggy en vond zichzelf on redelijk. Ze begon de stukjes van rol 1 in de kachel te verbranden. Midden in dat proces werd er geklopt. Op den drem pel verschenen de portier en een agent van politie. Uw schoorsteen brandt, verkon digde de portier. Ik.... ik wist niet.... Een kwartier later zag de flat er uit, alsof 'n brigade brandweerlieden een grooten brand hadden gebluscht. Dank zü de vereenigde krachten van den portier en den agent en natuurlijk dat hatelüke individu van beneden! Dat aanbood te helpen opruimen, hetgeen ze natuurlijk weigerde, zoodat ze er uren mee bezig was. Ze eindigde met te schreien. Van woede tegen zichzelf en dat mispunt van beneden. Toen besloot ze, het oude zeil in de dakgoot te leggen. Ze sleepte dadelijk de rol op het balkonnetje en tilde deze omhoog. Maar het was zwaar der dan ze gedacht had en ze was niet bü machte de rol tegen te houden, toen die naar beneden slipte. Van beneden klonk een kreet. Peggy dacht, dat haar hart stilstond. Ze had iemand ver moord! Die vreeselijke man had de zware rol zeil op z'n hoofd gekregen en was er aan overleden, om haar te hinderen. Wat een onuitstaanbaar mensch! Ze rende naar beneden en vond den onuitstaanbare op zün balkonnetje zit ten ze was na vergeefsch kloppen maar binnen geloopen bezig zijn hoofd te wrijven. Bent u niet dood? vroeg Peggy ademloos. Neen, dat zal u wel spüten, zei het jongmensch niet zonder bitterheid en krabbelde overeind. Hethet spijt me ergik bedoel, dat het zeil viel.... Peggy voelde zich eensklaps duizelig. Sinds dagen tobde ze en werkte ieder vrij uur en sliep weinig. Er kwam een mist voor haar oogen en ze was zich slechts vaag bewust, dat de onaange name man haar in een leunstoel zette en iets zei van thee en vermoeid en kalm blijven. Ikik ben zoo geschrokken, stotterde Peggy. Laat ons, o bleek gezichtje, de vredessigaret rooken en dezen kop vuurwater tezamen drinken, zei hü en ze lachte, voor het eerst sinds dagen. Ze dronk de thee, die haar heelemaal opknapte en begreep niet, dat ze hem ooit onuitstaanbaar had gevonden. Het leggen was niets, bekende ze, maar dit oude zeil.... Eensklaps viel haar wat op in zijn gezicht. En ze her innerde zich, dat het leggen inderdaad erg was meegevallen. Ze was 's mor gens naar kantoor gegaan, in de over tuiging, dat ze nog uren te werken had en het viel erg mee, toen ze thuis kwam. UU heeft iets gedaan, zei ze. Welehik zal het beken nen, zei hij, ik had nog een sleutel van uw flat, uit den tijd, dat mün vriend er woonde. Die.... gaf ik u nog niet terug, omdat ik er in wilde als u weg was, omik hoorde u zoo hard wer ken en het is veel te zwaar werk, zen leggen voor zoo'n klein, mooi enwel, wees maar niet boos. denk, dat u me bijna gedood hebt met dat oude zeil! Maar waarom deed u dat? stame - de Peggy. Bent u altijd zoo hulp vaardig? - Ja.... jaantwoordde hü. maar eh.... zal ik dat oude zon voor u van de hand doen? Eenige dagen later was de Pa 9 orde en zeer gezellig. Na rijp ove:r.*: vond Peggy, dat ze, in aanmerking nemend de onbaatzuchtige hmP. P de zware rol linoleum op zijn h0° wel verplicht was den buurman op thee terug te vragen. Hier eindigt de geschiedenis, v zoover het betreft het zeil leggen op flat. hao Dat andere, twee jaar later, m eigen woning, legde hü- (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 18