S. I. KMI t Zi.
DE DOLENDE JUWEELEN.
TIELEMANS' WIJNEN
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Buiteftlandsch overzicht
Nr. 7000.
EERSTE BLAD
DONDERDAG 10 MAART 1932
60ste JAARGANG
Stemmen bij den dood van Brktnd. - I3e buitenge
wone Volkenbor.dsvergadering. - Geen wapenstilstand
in China. - De Engelsche marinebegrooting. - De
Fransche steun voor Centraal-Europa.
Visschers Kousen!!
«Jaap Snor*, Zuidstraat 19
Donau-federatie.
Aristide Briand.
China en Japan,
VRAAGT naar
Koningstraat 85.
om de kwaliteit.
Telef. 492.
in 50 dessins,
kleur-eoht, - wasch-ocht,
55 per el.
FEUILL ETON
COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Helderscha Courant f 1.50; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65 finnen-
land f 2.—, Nederl. Oost en West-ïndië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Zonda§»bl»d resp. f 0.50 f O.iO, f O.n),
f i._ Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1.35. Losse nos. 4 ct.; fr.p.p. 6ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ja.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct.
De dood van Briand heeft ontroering
gewekt over heel de wereld, omdat
Briand's persoonlijkheid ver reikte tot
over de grenzen van zijn vaderland. Met
hem is een van de grootste voorvechters
van den vrede heengegaan, die het wat
overmoedig en zeker zeer optimistisch
durfde zeggen, dat tijdens zijn leven geen
oorlog meer zou plaats hebben. De laatste
maanden van zijn leven hebben hem de
bittere teleurstelling gebracht van den
strijd in het Verre Oosten en een op mis
lukking gedoemde ontwapeningsconferen
tie.
Wij laten hieronder nog eenige uittrek
sels uit persstemmen volgen. Allereerst
dan uit ons eigen land. Zoo schrijft de
„Nw. Rott. Crt." o.m.:
„De dood van Briand schept een leege
plek in de Europeesehe politiek, die geen
ander in staat is te bezetten, want Briand
had een vertrouwen in zijn bedoelingen
weten te scheppen, dat een plaatsvervan
ger slechts zeer langzaam zal kunnen ver
overen.
Briand was Briand geworden en niets
of niemand anders. Als goed Franschman
stond hij in den dienst der politiek van
zijn land. Maar hij trachtte die politiek
met zich omhoog te heffen tot een dienst
voor den vrede en de menschheid.
Briand was een oude wijze geworden;
hij had het ijdele leeren inzien van het
eerzuchtig streven van volkeren ten koste
van andere volkeren. Nóóit verliet hem
het besef van het volkomen redelooze,
het volmaakt krankzinnige en vreeselijke
van den oorlog. De verbinding van natio-
nalen hartstocht was van hem afgevallen.
Hij had zich losgewerkt uit de nationale
beperking van blik, uit de beperking van
blik der partijpolitiek, en toch heeft hij
zich in dienst van de politiek van zijn
land kunnen handhaven. Zoo was hij een
groot staatsman geworden".
Het „Handelsblad" schrijft:
„Wij geiooven dat wij de staatkunde van
Briand zóó mogen begrijpen. Zijn Euro
peesehe federatie, zijn pact van Parijs,
zijn ononwankelbaar geloof in de taak en
de toekomst van den Volkenbond waren
voor hem geen middelen om de Fransche
hegemonie, het overwicht dus, te consoli-
deeren. Met zijn ruim begrip en zijn ken
nis van menschen en hun ontroeringen,
moet hij hebben geloofd dat vrede en vei
ligheid slechts kunnen gedijen wanneer
de gevoelens en belangen der volkeren in
evenwicht zijn. En op de geleidelijke be
nadering van dat evenwicht is zijn gan-
sche politiek, sedert Duitschland lid werd
van den Volkenbond (aanvankelijk het
instrument der overwinnaars!) dan ook
gericht geweest".
Interessant is ook 'een Duitsche pers
stem te laten hooren, omdat de meening
over den gestorvene nogal uiteenloopen,
er echter ook heel veel waardeering is
voor zijn groote persoonlijkheid. Zoo
schrijft de Parijsche correspondent van
het „Berliner Tageblatt" o.m.:
„Deze man, vervolgd en uitgescholden
door een kleine troep van reactionaire
Eigen werk, tijdelijke aanbieding a f 2.25
(Let op den gelen winkel)
vijanden, was steeds ver verheven boven
het kleine politieke gekijf. In zijn heele
loopbaan heeft hij zich geen valschheid,
geen verraad, geen wraak te verwijten. De
Fransche reactionairen verweten hem dat
hij Duitschland te veel had gegeven, vele
Duitschers noemden hem onbetrouwbaar,
daar ze nog meer van hem verwacht had
den. Aristide Briand ging zijn weg als een
goed Franschman, maar ook als een goed
Europeeër. Hij was de eenige man, die
nog tijdens den oorlog heeft ingezien, dat
een einde aan het vreeselijke bloedvergie
ten moest worden gemaakt".
De behandeling van het Chineesch
.Tapansche conflict in de buitengewone
Volkenbondsvergadering wordt wel zeer
pijnlijk voor de vertegenwoordigers door
het feit, dat Japan zich practisch niets
aantrekt van alle verklaringen of be
palingen doch den strijd rustig voortzet.
De algemeene discussies zijn Dinsdag ge
sloten en vertegenwoordigers van 33
staten, die gesproken hebben, hebben
den wensch geuit, dat de Volkenbonds
vergadering krachtig zal vasthouden aan
de beginselen van het Volkenbondsver
drag.
Als wij eenstemmig en met den steun
der Verèenigde Staten van Amerika deze
rechte lijn van trouw aan het Volken
bondsverdrag blijven volgen, zeide graaf
Apponyi, zal onze moreele kracht zoo
groot zijn, dat niemand daartegen zal op
kunnen.
Krachtig genoeg hebben de gedelegeer
den zich dus geuit tegen het optreden
van Japan. Maar het resultaat daarvan?
Een Wolffbericht- van Maandag meldde:
De Chineesche delegatie heeft heden
een hier Zondag ontvangen bericht uit
Sjanghai gepubliceerd, waarin verklaard
wordt: Generaal Tsjang Kwang-Tai meldt
uit zijri hoofdkwartier: Vrijdag j.1. heeft de
Japansche artillerie van 15 uur af onze
stellingen hevig onder vuur genomen.
Daarop volgde een hevige infanterie-
aanval, die tegen middernacht werd af
geslagen.
In een hedenmorgen bekend geworden
mededeeling verklaart de Japansche gene
raal Shirokawa, dat de bezetting van
Hoeang-toe, dat ver buiten de zone van
20 km ligt, noodig is ter bescherming van
Nantsjang, dat zich op het oogenblik in
handen der Japanners bevindt.
Het is, voegt de Chineesche delegatie
er aan toe, dus heel duidelijk, dat de Ja
pansche strijdkrachten ook nu nog hun
opmarsch naar het binnenland voortzet
ten, waarbij als motief steeds weer de
eisch van bescherming van de laatst ver
overde stad dient.
De Engelsche marine-begrooting voor
1932 is Dinsdag door den minister van
marine, ingediend. De begrooting sluit
met een uitgaaf van 5lV2 millioen pond
sterling. Dit is l1/» millioen minder dan
vorig jaar en de minister wees er met na
druk op dat dit zoo niet door kon gaan,
ctil de marine haar taak van bescherming
der handelswegen naar behooren kunnen
vervullen.
Om een nieuw bewijs te geven van
Engelands goeden wil in het jaar van de
ontwapeningsconferentie en 'voorts om
de staatsfinanciën zooveel mogelijk te
helpen, was deze begrooting zoo zuinig
mogelijk opgemaakt, dat zelfs van de
twee door het verdrag van Washington
toegestane nieuwe torpedobootjagers
slechts één op stapel was gezet. In 10
jaar was nu geen nieuw slagschip meer
gebouwd wel waren er nog twee afge
leverd en ook hier moest op de vol
gende begrooting rekening worden ge
houden met de noodzakelijke vervanging
van verouderde schepen.
George Hall zeide namens de oppositie,
dat hij wilde aannemen, dat de minister
zijn best had gedaan, maar tenslotte was
een bezuiniging van lV4 millioen op 513/»
nog slechts iets meer dan 2 procent en
de arbeiderspartij was overtuigd dat het
nog zuiniger kon, vooral als men van
plan was van Genève een succes te ma
ken, wat toch zeker van de Engelsche
regeering verwacht moet worden.
Sir Austen Chamberlain beantwoordde
den vorigen spreker en betoogde dat En
geland zich opofferingen getroost had,
die geen enkele andere groote zeemo
gendheid nagevolgd had en dat het volk
niet zou willen dat de marine, die de toe
gangswegen moest vrijhouden, nog ver
der besnoeid zou worden. Dit kan slechte
dan de laatste begrooting van dezen
aard zijn en de anderen nu eindelijk En
gelands voorbeeld willen volgen.
De Fransche steun voor centraal Europa
waarover men hieronder een interessant
artikel vindt heeft niet de onverdeelde
sympathie van de mogendheden, omdat
de onzuiverheid van den steun aange
voeld wordt. Dat blijkt b.v. ook uit een
redevoering van den rechtschen afge
vaardigde Ybarnegaray, in de Fransche
Kamer, die de punten opsomde over welke
misverstanden tusschen Italië en Frank
rijk gerezen waren, n.1.:
De vloot-pariteit, de grenzen in Lybië,
het statuut der Italianen in Tunis en de
Italiaansche expansie-drang. Geen dezer
punten was volgens spr. zoo ingrijpend,
dat een oplossing niet te bereiken zou
zijn als men die van beide zijden ernstig
wilde. Het juiste oogenblik was thans
aangebroken, want wanneer in Duiisch
land Hitier zou gaan dreigen, zou Italië
zich ongetwijfeld weer aan Frankrijk's
zjjde plaatsen.
Frankrijk had nu 12 jaar verzoenings
politiek tegenover Duitschland bedreven
zonder eenig blijvend resultaat. Wanneer
men de helft der aan Duitschland ge
brachte cijfers aan Italië ten goede had
willen doen komen, dan zou men er in
Europa thans anders voorstaan.
De rede van Ybarnegaranay werd met
zeer grooten bijval door de Kamper aan
gehoord, waarop Tardieu onmiddellijk
opstond om bovenvermelde verklaring af
te leggen.
Het Midden-Europeesche blok is voor
Frankrijk buitengewoon interessant, om
dat het ten slotte een deel vormt van de
omsingelingspolitiek, die na den vrede
van Versailles door Parijs is ingeluid.
Men kent de geschiedenis hiervan.
Frankrijk vreest voor de Duitsche agres
sie, die in den loop der dingen ligt en
die op een gegeven moment moet
komen. Men zal een nieuwe botsing zoo
lang mogelijk voorkomen, maar al de
pogingen, welke gedaan worden om
Duitschland te knechten, loopen ten slotte
op het fatale moment uit, het moment van
afrekening en boetedoening voor ge
maakte fouten. Frankrijk wil daarom
Duitschland omringen door tal van
Staten, die van Frankrijk afhankeijk die
nen te worden gemaakt, die leeningen van
Parijs zullen kunnen verkrijgen, mits zij
daarvoor de noodige politieke concessies
verleenen. Onder anderen zullen zij on
getwijfeld hun weermacht op peil moeten
houden, hunne wapens, munitie en ander
oorlogsgerei van Fransche fabrieken koo-
pen, terwijl natuurlijk geheime overeen
komsten zullen bestaan in het geval
Frankrijk het sein geeft om tegen
Duitschland, op welke wijze ook, militair
dan wel economisch, in het geweer te
komen. De ring om Duitschland is moei
lijk te sluiten; de groote gapingen zijn
natuurlijk Nederland en de Skandinavi-
sehe Rijken, want Rusland kan in dit ver
band buiten rekening worden gelaten.
Rusland immers zal nimmer Duitschland
in een agressie tegen het Westen openlijk
helpen, al zal het natuurlijk gaarne zien,
dat de tweedracht tuSschen de Europee
sehe naties zoo krachtig mogelijk wordt
aangemoedigd.
In dit verband mag men de pogingen
van Frankrijk beschouwen ten opzichte
van een nauwere aaneensluiting van Bel
gië, Nederland en de andere Oslo-contrac
tanten. Ook de kanalenkwestie, die onze
gemoederen in beweging houdt, mag in
zekeren zin als uitvloeisel worden be
schouwd van de Fransche omsingelings
politiek. Hoe krachtiger zou Frankrijk
niet ten opzichte van Duitschland wor
den, wanneer het desnoods indirect, via
België invloed op de Rijnmonden kan
uitoefenen. Wjj willen echter in dit ver
band niet verder op dit interessante pro
bleem doorborduren.
Frankrijk heeft nu pogingen aange
wend om de Donau-staten aan elkander te
binden. Het zijn Tsjeeho-Slowakije, Roe
menië, Hongarije, Oostenrijk en Yoego-
Slavië; aan de oppervlakte komen natuur
lijk alleen de economische problemen,
het steunen met geldde afzet van de
landbouwproducten, het verkoopen aan
hen van industrieele artikelen en de ver
grooting van hun economischen weer
stand door elkander zooveel mogelijk te
steunen. Het liefst zou Frankrijk een tol-
unie tusschen deze gebieden wenschen
om daardoor ook de militaire band te kun
nen versterken. Maar dan handelt Parijs
te grof, omdat zij alles erop heeft gezet
om destijds de tol-unie tusschen Duitsch
land en Oostenrijk te verhinderen. De
geldnood is momenteel acuut; Oostenrijk
loopt op zjjn financieel tandvleesch, met
de andere Staten is het niet beter gesteld.
Zij zullen natuurlijk alles doen, alles be
loven, wanneer zij maar over de noodige
middelen kunnen beschikken. Later zul
len zü natuurlijk wel zien, hoe zij op de
handigste wijze de op den koop aangeno
men verplichtingen zullen nakomen.
Oostenrijk en Hongarije zijn de moei
lijkste vazallen. TsjecFo-Slowakije voelt
zich dichter tot Frankrijk, heeft meer af
finiteit tot het Fransche streven. Hon
garije en Oostenrijk zijn ten slotte Duitsch
georiënteerd, voelen het meest voor
Duitschland en zien dan ook het grootste
heil, tenminste op den duur, in het samen
gaan met het Midden-Europeesche rijk.
Natuurlijk kan Berlijn op het moment, nu
hetzelf in de grootste problemen, de
grootste moeilijkheden zit, niet daadwer
kelijk steunen; doch waar de Duitsche
energie niet te onderdrukken is, waar de
Duitsche toekomst-hegemonie al onmis
kenbaar vaststaat, zou het kortzichtig zijn
om voor incidenteel gewin de woede van
den Duitschen bondgenoot op den hals te
halen. Vandaar de schuchtere suggestie
van Oostenrijk en ook van Hongarije om
er Duitschland bij te halen. Frankrijk
kon dit natuurlijk niet weigeren en met
een zuur gebaar deelde de Fransche ge
zant, nadat allerlei onderhandelingen bui
ten Duitschland om, hadden plaats gehad,
de bereidwilligheid van Frankrijk mede
om ook Berlijn in het gezamenlijke stre
ven te halen. Volgens Tardieu zouden
Frankrijk en Italië de Fransche verlan
gens steunen. Wij geiooven er niets van,
al zullen natuurlijk de uiterlijke bewerin
gen wel waarheid bevatten. Engeland
tracht zich geleidelijk weder aan de spits
der Europeesehe politiek te stellen; door
het verlaten van den gouden standaard
heeft het daartoe de kracht en men be
hoeft niet te verwachten, dat Engeland iets
zal doen, om de Fransche hegemonie hi
Europa op de een of andere wijze te hel
pen bevestigen.
De begrafenis.
De nationale begrafenis van Briand
zal op Zaterdag 12 Maart om 2 uur 's mid
dags plaats hebben. Het stoffelijk over
schot zal Donderdag 10 Maart (heden)
naar de Quai d'Orsay worden overge
bracht en daar in staatsie gelegd wor
den. Het publiek kan den overleden
staatsman daar de laatste eer bewijzen.
Op den dag van de begrafenis zal men
het stoffelijk overschot in den tuin aan
den ingang van de Quai d'Orsay op
stellen.
Minister-president Tardieu zal daar in
tegenwoordigheid van het diplomatieke
corps een lijkrede houden. Vervolgens zal
hij de baar naar Passy begeleiden, waai
de voorloopige bijzetting plaats heeft, tot
aan de overbrenging naar Cocherel, waar
Briand volgens zijn wensch begraven
wordt.
Een rouwdienst in de scholen.
De minister van onderwijs heeft order
gegeven, dat op den dag van de begrafe
nis de scholen een rouwdienst, zullen orga
niseer en, die echter om 10 uur geëindigd
is, waarna de leerlingen den verderen dag
vrij hebben.
Chineesche troepen-transporten
naar het Sjanghai-front.
Van Chineesche zijde wordt gemeld,
dat groote Chineesche troepentransporten
uit het Noorden van het Jangtse-gebied
en uit de provincie Kiangsi zich bewegen
in de richting van Sjanghai.
Tegenstrijdige berichten over
Tsjiang Kai-sjek.
Uit Nanking komen tegenstrijdige be
richten over de houding van maarschalk
Tsjiang Kai-sjek. Eenerzijds wordt ge
meld dat Tsjiang Kai-sjek voornemens is
zich naar het Chineesche front bij Sjang
hai te begeven, teneinde den strijd tegen
de Japanners te hervatten. Anderzijds
doen geruchten de ronde, dat hij zijn be
trekkingen met de Chineesche regeering
geheel zou willen verbreken. Reden
daartoe zouden de scherpe aanvallen zijn,
die op hem zijn gedaan omdat hij zijn
medewerking heeft verleend bij het
terugtrekken der Chineesche troepen
van het front bij Sjanghai. Hiertegen
Verkrijgbaar bij:
Let op naam op den zelfkant
Vraagt onze Stalen-colleotie
voert Tsjiang Kai-sjek aan, dat hij nooit
militaire bevoegdheden heeft gehad, aan
gezien hij geen lid van de regeering is.
Om Sjanghai. Een Russisch bericht
Een Russisch bericht het komt wel
uit Sjanghai, maar via Moekden ver
meldt', dat de Japanners hun offensief
voortzetten en Hoeantoe hebben bezet,
waarna zij Anting attaqueerden. Zij zijn
bezig een autoweg aan te leggen tusschen
Tasjang en Siating voor het vervoer van
hun tanks en hun zware artillerie. Vijftig
Japansche schepen liggen tusschen Woo-
soeng en Nanking. Japansche vliegtuigen
bombardeeren dagelijks Soetsjou 14000
Japansche soldaten, deel uitmakende van
een nieuwe Japansche divisie, zijn te
Sjanghai gearriveerd.
In Tsjapei organiseeren de Japanners
onder leiding van hun officieren de politie.
Poe-ji.
De voormalige keizer van China, Poe-ji,
die door de Japanners als hoofd der re
geering van den nieuwen staat Mantsjoe-
rije, is naar voren geschoven, is te
Tsjangtsjoen, waar het bewind van den
nieuwen staat zal zetelen, aangekomen.
De plechtige installatie van Poe-ji in
zijn nieuwen staat was op gisteren be
paald.
Ter eere van Poe-ji's komst is de stad
in feestdos. Poe-ji ontving een enthou
siaste begroeting. De Japanners nemen
voorzorgen voor zijn veiligheid. Dinsdag
avond werd de stad geïllumineerd.
Bezorgdheid te Washington.
Een V.D.-bericht uit Washington
meldt:
In officieele kringen wint de meening
veld, dat Japan zal trachten de „zuive
ringsactie" rondom Sjanghai zonder zich
0111 de andere mogendheden en den Vol-
door
K. R. G. BROWNE.
49)
„Zoo doof als een pot", kondigde Sir
John aan toen hij terugkwam. „Verstaat
geen woord, al schreeuw je je heesch. E11
t is echt ook, want ik bood 'em wat te
drinken aan en hij hoorde me niet. Abso
luut ongeschikt 0111 een auto te besturen.
Vroeg me om assistentie te telefoneeren
terwijl hjj de schade opneemt, 'k Zal
iemand naar hem toesturen als we dezen
hier behoorlijk ondergebracht hebben.
Alles in orde?Vooruit dan".
Een oprijlaan, geflankeerd door zware
boomen bracht hen, na een minuut of wat
rijden bij het buiten, een groot, grauw-
steenen huis met veel ramen, omgeven
door terrassen en een collectie keurig aan
gelegde tuin-gedeelten. Toen de auto voor
de breede terrastrap stilhield, liet Sir
John de claxon krijschen en in antwoord
op deze waarschuwing werd de groote
massieve voordeur opengedaan en haastte
een man van het onvervalschte fvpe butler
zich de terrastrap af.
„Een klein ongeluk gehad, Sanders,"
vertelde Sir John op een toon, of kleine
ongelukken en het binnenbrengen van
bewustelooze slachtoffers dagelijksch
werk op Croyde Park was. „Deze heer
hier heeft een slag op zijn hoofd gekre
gen, die hem tijdelijk buiten gevecht ge
steld heeft. Help hem even naar binnen
dragen. Of nee, ik weet beter haal
den stoel h i e r, Sanders. Zal hem meer
goed doen als hü hier op het terras blijft,
dan als we hem naar binnen sleepen.
Frissche lucht en rust dat zijn de din-
gen, die hij noodig heeft."
Op oogenblikken als deze is het goed
als er één commandeert en de anderen
maar te gehoorzamen hebben. In een
merkwaardig kort tijdsverloop hadden de
heeren Carr, Todd en Sanders, zwoegend
als een compagnie kersversche recruten
onder het alziend oog van een dienstklop-
perigen sergeant, Fanshawe-Smith een
Fanshawe-Smith die alweer teekenen van
leven begon te vertoonen op een langen
dekstoel in een hoek van een der terras
sen gelegd. Toen dat gebeurd was, ver
dween de butler, op zoek naar een glas
stimuleerende medicijn voor het slacht
offer het huis in en posteerden George
en Mr. Todd zich in de houding naast de
legerstede om verdere orders af te wach
ten.
„Ziezoo, dat is in orde", zei Sir John.
„N11 eerst iets te drinken voor u beiden,
zou ik zeggen. Mijn vrouw heeft haar
enkel verstuikt, dus die zult u moeten
excuseeren. Helen, als jij eens even naar
boven, naar Mary ging en haar vertelde,
dat ons tochtje naar Yeobury door onvoor
ziene omstandigheden uitgesteld is
Er is altijd baas boven baas, ook wat
wil en doorzettingsvermogen betreft. Dus
knikte Miss Pringle gedwee en verdween
niet de bewegingen van een bezige kloek,
oir John keek eerst George aan, dan Mr.
lodd en glimlachte.
„Aangenaam u te ontmoeten, Mr. Carr...
u insgelijks, Mr. Todd. Als ik 't goed be
grepen heb, was u op weg hierheen, toen
dat van zooeven gebeurde. Jammer, dat
u niet dertig tellen eerder weggegaan
bentMaar.... hallo, kijk, die begint
bij te komen!"
Fanshawe-Smith begon inderdaad bij te
komen. Zijn oogen gingen open en beke
ken vaag en slapjes knipperend tegen het
licht, het landschap en de lucht; zijn ge
zicht droeg een uitdrukking van stomme
verbazing. Hij hief langzaam zijn hand op
om den bovenkant van zijn hoofd te in-
specteeren, maar na de eerste aanraking
staakte hij die pogingen onmiddellijk.
„Allemachtig!" zei hij.
„Prachtig!" zei Sir John goedkeurend.
„Begonnen op te knappen, wat?"
Fanshawe-Smith bekeek hem duizelend.
„Het ergste van aardbevingen," zei hij
zwakjes, „is dat ze zoo deksels onver
wacht komen. Dit is toch een aardbeving
geweest, niet?"
„Niet bepaald. De auto is in de sloot
gevallen en 11 bent tegen een telegraaf
paal terechtgekomen."
De man op den stoel nam deze kennis
geving langzaam, maar grondig in zich op.
„Telegraaf-paal!Zoo!.... Draad
loos heeft toch wel een hoop vóór, vindt
u niet?" Hy staarde Sir John suffig aan.
j „Wie bent u?"
„Mijn naam is Croyde. Ik woon hier.
Heb u hierheen gebracht om op te knap-
j pen."
I „Croyde!" herhaalde Fanshawe-Smith
met een even fronsen van zijn wenkbrau
wen, alsof hij zich iets probeerde te her-
inneren. „Croyde! Dien naam heb ik
meer gehoord.... Croyde!.... O, ver-
I duiveld!.Zeg.... toch niet Sir John
van dien naam?"
„Ja
„Verdraaid. hoe is 't mogelijk.
Maar vertel me dan...wat er is. alle
Goden! daar heb je ze... Of zijn het hun
geesten?Zijn jullie het in den vleeze,
vrienden Carr en Toddof ben ik nog
j meer van de kook dan ik me voel?"
George grinnikte den patiënt bemoe-
j digend toe.
I „We zijn het F.SCarr en Todd in
levenden lijve."
„Maar hoe.
..Kom, kom," zei George op den vrien-
delijken, beslisten, ik-ben-de-baas-en-
voor-zeuren-bedank-ik toon, waarmee een
zeker soort verpleegsters prikkelbare pa
tiënten tot het uiterste drijft, „je moet je
niet zoo opwinden, ouwe jongen. Leun
°P j® gemak achterover en blijf rustig
zitten tot je je wat beter voelt.... Hiei
is je drankje," voegde hij eraan toe, toen
de butler juist op dat oogenblik de huis
deur uitkwam met een blaadje in de hand
waarop een hoog glas met een gele vloei
stof erin prijkte..
„Daar zult u wel van opknappen,"
voorspelde Sir John.... „En dan nog
een poosje rust.en stilte om u heen)
Hier blijven liggen is het beste, dunkt
111e. Vindt het zeker niet erg ais ik met
de heeren hier even wegga om ze wat te
I drinken te geven? Als u wat noodig
mocht hebben, roept u Sanders maar.
Misschien uw hoofd wat betten.... of
koude compressen.
Fanshawe-Smith gaf geen antwoord.
Hii had het te druk met George aan te
staren, alsof deze een verschijning van
een andere wereld was.
„Vriend Carrbegon hij.
„Straks, als je wat beter bent," suste
I George hem. „Op het oogenblik ben je
nog niet in staat een behoorlijk gesprek
te voeren, F.SKom straks terug,
hoor!" Hij glimlachte hartelijk en toch
met iets medelijdends tegen den patiënt,
keerde zich om en ging zijn gastheer
achterna.
Sir John ging hen voor, door hooge,
openslaande deuren, naar een groot, met
donker eikenhout beschoten vertrek, waar
talrijke jacht-trofeeën hingen, afkomstig
uit verre landen, en minstens een dozijn
schilderijen van de soort een kost
bare soort! die op een afstand van
jmeer dan vijf meter niet meer te ontcjj-
I feren zijn. Daar bood hij hun ieder een
reusachtigen leeren clubfauteuil aan en
wandelde het vertrek door 0111 uit een
donker-eiken buffet de gewenschte kal-
meerënde vloeistoffen te halen. Dadelijk
toen hü zijn gasten zijn rug toegekeerd
had, boog Mr. Todd zich naar George
over en vroeg fluisterend:
„Je kijkt opeens bar gelukkig en te
vreden, jong! Wat ister gebeurd?"
Op het prettige, gezonde jongensge
zicht van George M. A. Carr verscheen
een breede grijns van genoegen. Hü keek
vlug om zich heen, greep in zijn zak en
haaide een klein pakje, gewikkeld in een
grooten, furistisch gekleurden zakdoek
te voorschijn. Hij legde vlug maar voor
zichtig de punten 0111 en hield Mr. Todd
den inhoud, een klein hoopje groene en
witte gesteenten, onder den neus.
„Gom!" bracht Mr. Todd er hoogelijk
verbaasd uit. „Daar hè-je ze! Maar hoe,
bij hier en daar, is het je
George vouwde de punten weer dicht
en liet het pakje in zijn zak verdwijnen.
„Ik heb het lijk beroofd," zei hij. „Toen
we hem naar de auto droegen, voelde ik
iets hards in zijn zak en op weg hierheen
heb ik een klein onderzoek ingesteld en
dit geconfiskeerd. Nou moeten we zien
hier gauw weg te komen en dan een,
twee, drie naar Carmencita.
„Maarre.begon Mr. Todd, maar hij
hield zich meteen weer in, toen hij Sir
John, beladen met alcoholische dranken,
naderbij zag komen.
„Soda, Mr. Todd?" informeerde de
eigenaar van Croyde.
„Nee, liever niet," zei Mr. Todd. „Ik
zou 't graag puur hebben, als 't u 'tzelfde
isIk heb zoo'n gevoel, dat een hart
versterking me goed zou doen."
HOOFDSTUK XVII.
Miss Milligan in actie.
Van alle erge dingen, die je een mo
dern jong meisje, dat behept is met tem
perament, kunt aandoen, is als een stout
kind alleen in een kamer opsluiten en
haa daar een poos laten zitten, wel het
allerergste. In den goeien ouwen tijd was
dat misschien de manier. Maar tijden en
zeden veranderen; ouders zijn bij de
tegenwoordige jeugd niet meer in tel en
een vader, die het zou willen probeeren
zijn dochter in haar kamer op te sluiten,
liep de kans, dat h ij 11a afloop opge
sloten in een brancard naar veiliger
oorden vervoerd zou moeten worden,
Daarom verwondert het ons niets, dat
Carmencita Milligan, toen Fanshawe-
Smith haar aangedaan had. wat haar va
der haar nooit zou hebben durven aan
doen en 11a afloop daarvan opgewekt flui
tend weggestapt was, een poos lang on
beweeglijk van machtelooze woede voor
zich uit bleef staan kijken.
(Wordt vervolgd).