1 1 DAMMEN. i TL Bridge-Rubriek fl iiyiy ui. •jua vorige artikel sorireveri wij, „at bij whist de gever troef maakt. Deze vergissing winen wij even herstellen; de gever keert de laatste kaart van het spet, en dat is troef. Wij zulten ons voorioopig nog even bij de theorie van het spel houden en widen in ue eerste plaats opmerken, dat hoewel contract thans vrijwel alge meen wordt gespeeld en auction is ver laten, er nog verschillende spelers zijn, die het ouuere spel niet direct los kun nen laten en in hun biedmethoden nog te veel de „auction-biedingen" in hun hooi'd laten spelen, instede ervan door drongen te zijn dat contract heel an dere eischen daaraan stelt; de heele bied-tactiek is door contract gewijzigd. Manning Foster, een van Engeland's bekendste experts, zegt daaromtrent o.a. het volgende: „In het algemeen gesproken kan men wei aannemen, dat het openingsbod bij contract een trek in de hand sterker moet zijn dan bij auction. Men denke er maar aan dat het: „De voorzichtig heid is de moeder van de porselein kast" bij contract nog meer dan bij auction op zijn plaats is. Overbieden bij contract kan een zeer dure grap wor den met daaraan klevende „down slagen". Wat bij auction nog een goed bod was, kan bij contract fataal zijn". Foster gaat voor zijn bied-theorie uit van de z.g. „vaste slagen". Als men een spel heeft b.v.: A. H. vijfde van harten, ruiten aas en schoppen, heer derde en de rest klein grut, dan kan men bij harten troef rekenen op twee vaste slagen in de harten, de ruiten aas is ook een vaste slag en de schoppen heer (omdat het aas bij de tegenpartij kan zitten, slechts Va slag). Die taxatie van halve slag zullen wij even toelichten; als schoppen aas bij de tegenpartij zit kan het aas vóór de heer zitten en kan men de heer dus maken en telt de H dan voor 1 slag. Zit het aas echter achter de H, dan vliegt de heer erin, is dus geen slag waard en men neemt nu het gemiddelde van deze twee mogelijk heden en telt zulk een heer zonder aas dus als l/- slag. Het spel in kwestie heeft dus "een taxatiewaarde van 31/- slag. Hierop kan men volgens Foster 1 trek in de harten bieden, bij 4 tot 4V, vasten slag twee trekken, drie aan trek op 5 vaste slagen, vier op zeven, vijf op 8Vs, zes op 10 en groot slem op ll'/2 vasten slag. Die theorie der vaste slagen is later iets gewijzigd toen men daarvoor in de plaats heeft gesteld de z.g. „quick trieks" of honneurslagen. Wij komen daar t.z.t. op terug. Wanneer de bieder zijn bod doet, rekent hij bij dat bod erop, dat zijn partner ook wel iets in zijn hand zal hebben. Als deze echtér een poppen- looze dertien in de hand heeft, komt hij natuurlijk bedrogen uit, maar in dat geval zal de tegenpartij ook wel iets van zich laten hooren en iets bieden, tenzij zij een brutalen bieder zit op te wachten en als het moment gekomen is, tot dubbelen overgaat en in zulk een geval is een débacle natuurlijk niet te voorkomen! Bij een normale kaartverdeeling, waarbij dus geen spellen voorkomen dat b.v. in één hand vrijwel alles zit, of dat b.v. N zooiets als negen schop pen heeft en O tien harten, kan men ongeveer zijn bieden zoo regelen, dat men: <U C U C a u O- 5 g e rt y 37, trek 3 27, 99 2 99 IV, 99 I 9 Alles betreffende deze rubriek te adresseeren aan: G. L. GORTMANS Roerstraat 101 Amsterdam (Z.) Het volgende is een studie van J. de Haas, waarbij hij opmerkt, dat hoe wel algemeen als dogma geldt, dat in de blanicle partij een schijf, te vroeg gespeeld op 25 of 26, nadeel brengt; het toch niet altijd meevalt de juiste methode te vinden om voordeel te be halen. yam wm vm- 'om, '//4z. Ü1 émt. li W//. Wit aan zet, speelt in dergelijke standen meestal 31—26, oogenschijnlijk sterk. In werkelijkheid is het resultaat nihil, omdat noch 31—26,12—17 37—31, 17—22noch 31—26, 12 -17 28—22, 17X28; 33X22, 24-30; 26X17, 7—12 voerdeel van beteekenis brengt aan wii. Neen, de sterkste voortzetting hier is: 23X34 1. 34—29 2. 40X29 Thans heeft zwart slechts één zet, die niet onmiddellijk verlies brengt, n.1. 18—23, waarna wit met 3126, 7—12; 26X17, 12X21; 37-31. 24-29; 33X24, 20-29; 39-34, 29^<40; 35X44 een aanval krijgt op zwart's korten vleugel, die doorslaat. Bij het sterkste spel van zwart krijgt wit dus nog voordeel. Behandelen we nu de verschillende an' woorden van zwart bij den tweeden zet 2- 7—11 a op 21-26 volgt 27—21,28—23 en 33X2. 1117 gedw. 25—30 3. 4. 31—26 37—31 5. 42—37 20—25 foutief is 1722 en 19—23 wegens 33-28! 6. 29X20 15X24 7. 28—23 het zwaartepunt wordt verlegd. 18X29 Op 19X28 wint wit een stuk. 8. 2?22 17X28 9. 32X34 12—17 gedw. Op 19X23; 26X17, 12X21; 31-26, 2127; 26—21 schijfwinst. Op 13—18; 26X17, 12X2131—26, 21—27 33—29, 24X2135X2. 10. 34—29 19—23 Op 1420 wint wit een schijf. 11. 29X20 14—19 12. 35X24 25X14 13. 37—32 19X30 14. 32—2721X32 15. 38X27 en wit wint een schijf. Variant a. 2. 25—30 3. 31—26 18—23 gedw. Op 20-25; 29X20, 15X24; 26X17, 12X21; 27-22, 18X2728-22,27X18 39-34, 30X2832X1. 4. 29X18 13X31 5. 26X17 12X21 6. 37X17 Wit heeft een schijf gewonnen, want op 7—12 volgt 33—29 en 35X4. Probleem van G. L. Gortmans. MottoH is a lang way. w 'm m, v,m>\ wz wè Wm m Wt 2 3 4 5 6 Zooals men ziet, moet men bij hooge- re biedingen niet te veel op zijn partner rekenen. Het is logisch, dat als men groot slem zelf biedt, men niet hoopt om bij den partner nog een paar trek Zw.: l, 8, 9, 13, 19, 21, 24, 15 D. Wit: 27, 33, 35, 37, 39, 40, 43, 50,16 D. Wit speelt en wint. Oplossing volgende week. ken aan te treffen, als zijn spel open gaat! Bovenstaande tabellen zijn van toe passing op het bieden van een kleur, niet van sans; in dat geval moet men meer in zijn mars hebben. Bij een sans- bod van 1 zal de partner ook, wanneer hy dit steunt, meer in de hand moeten hebben dan wanneer de bieder met 2 .sans begon, wat direct al op groote kracht wijst. Wy willen zij het mis schien voor vele lezers ten overvloede nog eens wijzen op een fout, die by Sansbiedingen herhaaldelijk gemaakt wordt. Als Z opent met 1 sans en W zegt daarop 2 harten, mag N het saüs- bod niet steunen als hij niet in de har ten is gedekt. Zelfs een heer tweede is niet genoeg dekking, want al biedt W twee harten, is het nog heelemaal niet gezegd, dat het aas bij hem zit; het kan net zoo goed bij zijn partner O zitten en dan vliegt die heer erin en loopen NZ kans, dat de harten achter elkaar afgespeeld worden en de tegenpartij daar alleen al in 6 of 7 slagen maakt. M. W. ETTY—LEAL. Het smalle bord op den huisdeur van den tandarts Grolle was destijds, toen de studenten nog meer plachten te drinken, het middelpunt van hun grappen. Steeds weer werd het door hen van de deur gehaald en in jeugdi gen overmoed op de gekste plaatsen bevestigd. Dat had men reeds twintig jaar geleden in het kleine universi teitsstadje gedaan en dat deed men nog steeds. Het was haast een heilige traditie geworden van het studenten ras. Als Grolle er een te pakken kreeg, sleepte hij hem voor den rechter. En ieder jaar kréég Grolle er inderdaad één minstens te pakken Vandaag heeft hij weer zoo'n onge lukkige op heeterdaad betrapt. Grolle zal als getuige moeten opkomen De nog jonge rechter vraagt hem gestreng: „Vertelt u ons eens naar waarheid, meneer de getuige, hoe alles zich toegedragen heeft!" Grolle kijkt den rechter verbaasd aan en grinnikt: „Wat zou ik nou nog moeten vertellen, meneer de rechter* het ging op precies dezelfde manier' als toen ik u vijftien jaar geleden daar voor te pakken kreeg!" Tableau! De trombonist droogt de wasch van zijn vrouw. SCHAKEN De oplossing van het probleem van de Gebr. Bettmaun zal ik de volgende week geven. G. Mansfield. II Problema 1932. Wit begint en geeft mat in twee zetten. Wit: Kg8, De8, Ta6 en d3, Lc2 en d2, Pf2, pi e5 en f4. Zwart: Kf5, Dbl, Tal, Lf6, Ph4 en h2, pi a2, e7, h6 en h5. De volgende partij is uit den wedstrijd tusschen Flohr en Sultan Khan. Flohr. Sultan Khan. 21. Tc5 Tab8 1. d4 d5 22. Lel f5 2. c4 c6 23. a3 Tfc8 3. Pf3 Pf6 24. Ddl De8 4. Pc3 g6 25. g4 Pe7 Het koningsflanchetto is hier wel goed, zegt Tarrasch, maar zwart krijgt moeite met zijn damelooper. 5. e3 Lg7 6. Ld 3 Pbd7 Nu moest dc4:. 7. cd5Pd5 8. Pd5: cd5: 9. 0-0 0-0- 10. Db3 Pb8 Om Pc6 te spelen maar dit kost een tempo. 11. Ld2 Pc6 12. Tfcl Lf6 Nu blijkt, dat ook den looper beter moet geplaatst worden. 13. Tc5 e6 14. Tacl a6 15. Le2 Kg7 Le2 om d3 voor liet paard vrij te maken. 16. Pel Le7 17. Tc2 Ld6 18. f4 De7 19. Pd3 Ld7 Dit kan nu, daar na Db7:, Tb8, de dame verloren zou gaan. 20. Pc5 Lc5: Dit moet weL Wit werpt zich op den koningsvleugel. 26. g5 Tc6 27. h4 Ta8 Zwart begint te weifelen. 28. 29. 30. 81. 32. 33. 34. 35. h5 Lf3 Tc3 Lc3; Lb4 Kf2 Le7 Dhl T6c8 b6 Tc3: Lb5 Dd7 a5 De7 Kg8 Dit is wel den winnenden zet van wit. 36. LdöTd8 Na ed5:, Dd5:f, verliest zwart den toren. 37. 38. 39. 40. 41. La2 hg6 Dh6 Tc8 Lc4 Le8 hg6: Td6 Df8 Tc6 Listige zetjes van zwart, die niet m®el helpen. 42. Tc6: Dh6: 43. gh6Lc6 44. Le6:+ opgegeven. Er volgt Kh7, d5, Lb7, d6 enz. Dr. P. FEENSTRA KUIPER. nnnllili- I striid uitstekend hpIpiH 2.80 eil t 1.20T.zlO nllPC ru r VriTi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 22