HET BINNENHOF
OP EN OM
kroniek
Minister Beelaerts over de Belgische
kwestie. - Op de lange baan! - Econo
mische toenadering op den voorgrond. -
Defensie afgedaan.
Parlementariër.
f
Dat wat overblijft
L at uat overblijft, dat wat op het strand
aangespoeld door de golven van het
«roote stadsleven, zou men de „Gevonden
voorwerpen" kunnen noemen. Het Rijk der Ge
vonden Voorwerpen is, naar men uit de lange
lijsten, die onze bladen schier eiken dag plicht
getrouw afdrukken, een rijk Rijk. En als dicta-
tor in dat Rijk, als een Mussolini in dat Gebied
van het Verlorene, regeert de politie-ambtenaar
ochoen, die in een lokaal van het Hoofdbureau
-"Politie aan den O.Z. Achterburgwal te-
nii den van zijn schatten den scepter zwaait.
Ik kom aan hem en zijn Rijk te denken, door-
c.at deze laatste week de rubriek Gevonden
Voorwerpen ongewoon veel.... bankbiljetten
bevatte. Is dat een teeken, dat de malaise af
neemt en we weer wat ruimer in ons geld ko
men te zitten, vroeg ik mij af. Of wordt men,
langzamerhand beu van het steeds maar denken
over geldzaken, allengs losser van het geld,
behandelt men het nonchalanter? Een van
de twee moet het zijn, want dit is een feit, dat
een goed deel van het leven van Amsterdam
steeds een trouwe afspiegeling vindt in dit, ons
Museum van Gevonden Voorwerpen. Musso-
lini-Schoen kan er, en hij deed het dezer
dagen tegenover mij, van meepraten! Zon
der dat ik hier de deur uitkom, verklaarde hij,
kan ik u zoo wel zeggen wat er zich de vorige
dagen in de stad heeft afgespeeld. Is er een
Koninklijk bezoek geweest, ik vind er hier, met
een cavaleristen-kaplaars, wat oranjestrikjes,
wat vlaggetjes, de altijd zekere, onmiskenbare
teekenen van; hebben we enkele groote bal-
masqué s achter den rug, ik constateer het hier
de volgende dagen aanstonds aan een maske
radepak, een masker, een tooneelrapierGe
middeld komen hier een 40 voorwerpen per
dag binnen. Van allerlei grootte en qualiteit
Wat de omvang betreft: deze doorloopt alle
graden tusschen een zware vrachtauto als maxi
mum, tot een pareltje ter grootte van een
rijstkorrel als minimum. En wat de soort be
treft: alles wat er ligt tusschen de doodgewone
alledaagsche parapluie en het uitzonderlijkste
geraamte van een aap of een ingepakte, opge
zette aligator. Dat de heer Schoen er tenslotte,
in deze dagen van Gleich, niet heelemaal ge
rust op was nu ook niet plotseling een levende
aligator, of nog erger, een levende olifant, dan
wel tijger of leeuw, als gevonden voorwerp zijn
heiligdom te zien binnen wandelen, kon men
tusschen zijn woorden in wel bemerken. Maar
wat nu eigenlijk die plotselinge stroom van
bankbiljetten te beduiden had, daarover kon
hij mij geen definitief uitsluitsel geven. Eén van
de twee dingen, bovengenoemd, moest het wel
zijn dat was zeker. Iets beteekenen, zoo
als alles in zijn Rijk, moest het!
H WEE K-
Velen zullen met een zucht van verlichting
hebben gezegd: gelukkig, „de" Belgische kwes
tie is van de baan!
Want: er is immers al onrust genoeg in den
lande. De voortdurende geruchten over voor
ons volk schadelijke onderhandelingen van de
Nederlandsche Regeering met de Belgische,
over een voor onze welvaart ruïneus kanaal
AntwerpenMoerdijk wekten bij velen een zeer
geprikkelde stemming.
Enkele heethoofden meenden al met alle stel
ligheid te kunnen verzekeren, dat het Neder
landsche volk „verkocht en verraden" was
En er zijn altijd vele menschen te vinden, die
geloof hechten aan alarmistische taal.
Echter kan niet worden ontkend, dat er aan
leiding bestond tot een zekere bezorgdheid over
den loop der onderhandelingen, temeer, daar
minister Beelaerts een niet geheel te begrijpen
stilzwijgen bewaarde.
J.l. Vrijdag-ochtend zou hij dan in de Eerste
Kamer aan 't woord komen, ter beantwoording
van de vele leden, die hadden gesproken over
zijn Begrooting, waarbij tevens de Belgische
kwestie op 't tapijt was verschenen. Men weet,
de heer De Savornin Lohman had Z. Exc. op
heel weinig vriendelijke manier „aangepakt"
over de zaak. Eigenlijk constateerend, dat de
minister op afkeurenswaardige wijze zijn boekje
was te buiten gegaan tegenover onze Zuide
lijke naburen.
Toen Vrijdag-ochtend even over elven de
zitting der Kamer geopend werd, stroomden de
tribunes vol met genoodigden en nieuwsgierigen.
Er werd dus wel op „iets" gerekend. Als men
vooruit geweten had, hoe weinig de minister
zou „los" laten, zou men vermoedelijk wel thuis
gebleven zijn!
De minister verkreeg aanstonds het woord.
Maar het duurde nog geruimen tijd eer Z. Exc.
de zaak, waarom tenslotte alles draaide, bij den
kop vatte.
Allereerst werd prof. Van Embden van ant
woord gediend. De minister verklaarde over
onze delegatie naar de Ontwapenings-confe-
rentie zeer tevreden te zijn. De bewering van
den heer Van Embden, als zou het welslagen
der conferentie bedreigd worden door de sa
menstelling van de Nederl. delegatie, bestem
pelde de bewindsman met „links-nationale paci
fistische zelfoverschatting". Ook was Z. Exc.
weinig te spreken over mr. Fock s pessimisme
ten aanzien der waarde van den Volkenbond.
De moreele beteekenis van het instituut isniet
zoo gering, verzekerde de heer Beelaerts met
overtuiging.
Na gog verschillende onderwerpen van niet
zeer groot belang te hebben behandeld, kwam
Z Exc. eindelijk tot „de" kwestie.
De minister zei het te waardeeren, dat men
de Regeering waarschuwngen heeft willen ge
ven ten aanzien der onderhandelingen met Bel
gië, ook al zijn die voegde mr. Beelaerts er
aanstonds bij overbodig.
De minister verzekerde herhaaldelijk over
deze zaak in overleg te zijn getreden met voor
aanstaande mannen op het gebied van handel
en scheepvaart en verdere deskundigen. Aan
bekwame voorlichting heeft 't de Regeering
niet ontbroken en zij zal voortgaan die te
zoeken.
't Zou thans voor mij aangenaam zijn
aldus de bewindsman indien ik door
uitvoerige mededeelingen misverstanden uit den
weo kon ruimen. De minister herinnerde eraan,
cfe^dc Regeering door het publiceeren van het
Witboek in 1929 de bewijzen heeft gegeven
van overleg niet afkeerig te zijn. De Staten-
Generaal hebben ten slotte te maken met het
eindresultaat der gevoerde onderhandelingen,
meende de heer Beelaerts, en de voorbereiding
is uitsluitend het werk van de Regeering. Zij
is geen mandataris van een der beide Kamers.
Hangende het overleg kon zij niet ingaan op
openbare discussies, waardoor de moeilijkheden
slechts vergroot zouden worden. En ook de
Regeering bepaalt wanneer het noodig is tot
openbaarmaking over te gaan.
Voorts waarschuwde de minister tegen het
ingaan op geruchten zonder wezenlijken grond.
Slechts wordt de atmosfeer daardoor ver
troebeld.
Nu volgde de belangrijkste passus uit de rede
van den bewindsman. Zoowel de Nederland
sche als de Belgische Regeering hadden ge
hoopt, de ingewikkelde kwestie tot oplossing
te brengen binnen de thans loopende parlemen
taire periode, verklaarde mr. Beelaerts, waar
mede hij dus wilde zeggen, dat die hoopniet
ir. vervulling zou gaan.
Aldus: de kanalen-kwestie tot na de verkie
zingen van 1933 van de baan!
Er zijn moeilijkheden naar voren gekomen
legde de minister verder uit die nadere
overwegingen door de beide regeeringen noodig
maken. Daarmee zal stellig de noodige tijd zijn
gemoeid.
Mag men nu aannemen, dat de minister door
dit uitstel tot de erkenning is moeten geraken,
dat hij gelijk „De Residentiebode" het zegt
„als minister van Buitenlandsche Zaken
mislukt is"?
Zulks is toch wel wat boud gezegd- Want de
minister zei nog in het slot van zijn rede, dat
het streven blijft gericht op economische toena
dering tusschen beide landen. De Kamer zal
zich er toch stellig over verheugen aldus de
minister nog als binnenkort een nieuw han
delsverdrag kan gesloten worden, „waardoor
de zeer vriendschappelijke verhouding tusschen
ons land en België nog kan worden ver
stevigd".
Toen ik deze woorden vernam, moest ik on
willekeurig denken aan hetgeen de heer De
Zeeuw (s.d.a.p.) een dag tevoren had beloofd,
n.1. dat de kanalen-kwestie een plotseling op
duikend relletje na den oorlog werd, waarvan
men vóór en tijdens den wereldbrand nimmer
had gehoord. De afgevaardigde was geneigd te
veronderstellen, dat de belangstelling voor de
zaak wel eens spoedig tot nul kon dalen
En nu de kwestie voorloopig „in t zout is
gelegd, zal het 't best zijn, dat men naderhand
als vanzelf tot een logische oplossing komt.
Wel is jammer, dat men niet weet of de on
derhandelingen zijn afgestuit op de onverzette
lijkheid van onzen minister dan wel, dat men
niet verder durfde gaan uit vrees voor de pu
blieke opinie in Nederland. In 't laatste geval
zou minister Beelaerts inderdaad niet veel meer
dan „mislukt" zijn als beheerder van ons „Fo-
reighn Office
IDe heer De Savornin Lohman repliceerde
naar hij verzekerde. - „uit hoffelijkheid".
De afgevaardigde zei slechts van den minis
ter de verzekering gevraagd te hebben, dat h.
vasthield aan het Memorandum van 29. Uat
heeft niets te maken met het verklappen van
geheimen betreffende de onderhandelingen,
meende de heer Lohman terecht.
Overigens bleek de C H. Senator wat opge
lucht door het denbheeUL dat „het gevaar, t
deze onnationale daad zal worden gepleegd, al
thans tot na 1933 van de baan is".
Ook bij zijn dupliek gaf de minister de door
den heer Lohman gevraagde verklaring niet.
Zou hij dus toch niet sterk hebben gestaan?
t Is 'n ietwat onbegrijpelijke gestie. Overi
gens zal men goed doen niet te snel te oordee-
len en waakzaam te blijven!
De Begrooting van Buitenlandsche Zaken
werd z.h.s. goedgekeurd, met aanteekening, dat
de heer Van Embden (v.-d.) tegen was. Later
°P den middag werd nog de Begrooting van
Defensie op stemmen na afgehandeld. J.l.
Woensdagavond had het neuzen-tellen plaats.
Met 2914 werd zij aanvaard.
A.s. Dinsdag begint aan de overzijde van het
Binnenhof, in de Tweede Kamer, de groote
„ruk tot het zomer-recès. Men weet, aller
eerst is aan de orde het initiatief-ontwerp-
Ebels (v.-d.) betreffende de loopende pacht-
contracten.
ONTEVREDENHEID.
Jalouzie maakt de ander niet
armer en u niet rijker!
Meestal wordt iemand ontevreden
doordat hij een ander in het bezit ziet
van iets-dat hijzelf graag zou hebben.
Of het een materieel of meer een
ideëel bezit is, maakt voor het gevoel
van jalouzie geen verschil. Dit gevoel
bestaat uit het zichzelf stellen van de
vraag: „waarom heeft hij of zij dat en
ik niet?"
Een antwoord op die vraag is ge
woonlijk niet zoo dadelijk te geven, en
de onbeantwoorde vraag wordt ge
woonlijk gevolgd door een minder wel
willende gedachte aan het adres van
de bezitter of bezitster van het be
geerde. Wanneer deze het bewuste be
zit door eigen kracht heeft verwor
ven, dan heeft hij of zij het ten volle
verdiend. En is het een kwestie van
geluk geweest, wel het is prettig om
een geluksvogel te zijn, maar men kan
er niets aan doen.
Het is zoowel onedel als nutteloos
om een ander iets te misgunnen.
Wanneer u bij een ander iets ont
dekt, dat uw verlangen wekt om het
ook te beztiten, weert dan terstond
elk gevoel van misgunnen. Peilt eerst
eerlijk voor uzelf, of het bezit van het
verlengde u werkelijk gelukkiger zou
maken, of dat u het eenvoudig niet te
pas vindt komen dat een ander iets
bezit, dat u mist.
In het tweede geval is alles wat u te
doen heeft, uzelf eens ernstig onder
handen te nemen.
In het eerste geval scheidt u het ver
langen naar hetgeen waarom het gaat
direct af van iedere gedachte aan de
persoon die het bezit. Inplaats van uw
energie aan afgunst te verknoeien, be
gint u direct met het opbouwen van
een voor u geschikt plan om het ver
langde te veroveren. Het plan zal mis
schien niet direct een uitvoerbare
vorm aannemen; er zal een en ander
aan gewijzigd moeten worden, en de
uitvoering zal ook, in de meeste geval
len tijd en moeite kosten. Maar, het
verwezenlijken van 'n ernstige wensch
is toch zeker wel wat inspanning
waard. In ieder geval zal deze methode
u dichter bij uw doel brengen dan het
benijden van anderen!
Dr. JOS. DE COCK.
(Nadruk verboden).
„Mijnheer, zullen we de oude corres
pondentie tot 1910 maar niet vernie
tigen?"
,,'t Is mii best, als ne maar zorgt
van alle brieven afschrift te houden."
(„Muskete").
Nou is de vacantie dan al weer afgeloope
en zitte we weer op school. Nou er was de
laatste dagen toch niet veel meer an as dat
mooie weer maar aldoor weg is dan is het
ook niet prettig om steeds thuis te zitten.
En ik ben toch blij dat ik nou in Amster
dam ben geweest. Dat is tog heel wat an
ders dan in Den Helder. En juist op de
laatste dagen dat ik daar ben geweest heb
ik ook nog een mooi sircus gezien. Het
stond midden in Amsterdam op een groot
plein op de plaats waar eerst een groote
schouwburg heb gestaan. Maar of de men
schen het nu wel zoo prettig zalle gevon
den hebbe as die schouwburg dat weet ik
niet want een schouwburg het er geen last
van dat ie moet stinke naar de oliefante
en ape en beere en nog ten heele hoop
van die andere beesten wel, maar daar
zalle ze wel niks aan kenne doen. Maar het
was toch wel mooi want ik heb er de
heele dag naar staan te kijke toen al die
wagens aankwame. En ik ben d'r ook in-
gewees. dat vond ik wel lollig van die
meneer die zoo maar in een kanon kroop
om z'n eige d'r uit te late schiete.
En de mensche hebbe ze weer allemaal
voor de gek gehouwen met een April en
die meneer van de krant ook en d'r heb
ben een heele hoop menschen d'r eige dat
late doen want ze zijn allemaal naar de dijk
geloope om te kijke of ze nou wel zoue
gaan zwemrne en of de minister nou wel
zou kome, maar d'r was toch lekker niks
van an en die mensche zalle wel gemop
perd hebbe. Net as die meneer in Amster
dam die ik door een juffrouw door een
fiets heb zien overrije en op die juffrouw
lag te schelde en dat was lollig en die heb
zeker al die stukkies niet geleze die over
het verkeer allemaal in de krant geschreve
worde. Ze zegge dat dat alleen maar voor
de kleine kindere is maar de groote men
schen magge dat ook wel eens leze want
die kenne er ook bijna niets van.
En ik vind het niks geen lollig weer de
laatste dagen met almaar die regen maar
dat zal ook wel weer veranderen. En dat
zegge de visschers ook die nog altijd aan
het haringe vangen maar d'r heelemaal geen
cente meer voor krijgen.
Mijn vader heb verteld datte de meesters
ook aan het voetballe zijn gewees maar dat
was toen ik in Amsterdam zat dus daar kon
ik hier niet kijke maar m'n vader is d'r
naar toe gewees en die heb moeten lagge.
Hij vertelde dat de meesters lekker op
hun kop hebbe gehad en dat ze er niet
veel van kende maar het leeke heelemaal
geen meesters meer want ze zate heelemaal
onder de modder.
Nou heb ik van de week aan de meester
gezeg dat hij heelemaal niet mooier was
geworde. En toen zeg ie waarom niet.
Toen heb ik 'm gezeg dat als andere men
sche modderbaden neme ze dat doen om
mooier te worde en dat de meester dat niet
geworde is alleen dan dat ie een heel blouwe
plek op z'n gezi:g had en dat was omdat er
een heele harde bal tege aangekome was.
Nou dat had ik toch wel eens wille zien
dan had ik nog eens lekker kenne lagge
maar dat mag nou niet meer want nou zitte
we weer op school en dan magge we niet
meer lagge en nou zeg een van de jongens
dat de meester in de vacantie veel aardiger
was maar dat de meester dat wel gedaan zal
hebbe om dat ie anders bang was dat ze hem
ginge uitlagge wanneer hij aan het voet
balle was. Maar nou mag het niet meer
want ik had de eerste dag alweer een heele
hoop strafregels omdat ik iemand jeuk
poeder in zijn nek heb gedaan wat ik uit
Amsterdam mee heb genome.
En Donderdagavond heb Winnubst ook
weer gespeeld in Kassinoo en dat was ook
weer mooi. Die dikke meneer die d'r voor
stond kan toch maar mooi met de stok
slaan dat vond m'n vader ook en Jaap en
m'n zuster zijn ook meegewees maar toen
de muziek en het tooneel afgeloope ware
moes ik naar huis en toen zijn zullie nog
blijve danse en dat mog ik niet en toen ze!
Jaap dat de ape naar hun bed moeste en
toen heb ze voor de lol een briefje op
zijn rug gespeld en d'r op gezet: „Deze
aap zeg dat ie te koop is" en toen kwame
ze een half uurtje later thuis en toen gave
ze mij de schuld datte ze niet hebbe kenne
blijve omdat ze uitgelagge werden en hoe
ken ik dat nou gedaan hebbe as ik toch
direct ben weggegaan maar ik krijg nou ook
eenmaal van alles de schuld vooral as mijn
zuster kwaad is. Nou ik schei er dan maar
weer uit. Tot de volgende dan maar weer
hè daaag.