BAKVISCH EN BOXER-GENERAAL.
ander mensch was geworden. Nadat in.]
den oorlog niet had kunnen verhinde
ren, waar hij dht moet gezegd wor
den alle moeite voor heeft gedaan
deed hij thans zijn best, als minister
van munitie, een beslissende overwin
ning te doen bevechten. In deze positie
'liet hii 1000 munitiefabrieken bouwen,
en nam als lijfspreuk: De oorlog is pas
voorbij als de overwinning aan den da
geraad gloort! Als Britsch 100 procent-
patriot had hij ingezien, dat deze oorlog
voor Engeland overwinning of neder
laag beteekende en dat een nederlaag
de ondergang van het rijk zou zijn.
Hii zette al zijn energie in en wist alle
oorlogvoerende landen te beïnvloeden,
te injecteeren met zijn levenskracht en
wil tot werken. In 1916 werd hii minis
ter van oorlog, daarna premier met
dictatoriale bevoegdheid, en thans kon
men hem werkelijk noemen, zooals hij
in Duitschdand werd genoemd, „de mi
nister-president van den oorlog". In
1922 eerst trad hü af en thans onder
ging hij wederom een gedaanteverwis
seling, want nu trachtte hij de ge
scheurde draden weer op te rapen en te
rangschikken. Een der knapste koppen,
die ooit door Engeland voortgebracht
zijn, dat was hij en is hij steeds geble
ven en slechts daarom is hij zoo groot
geworden, omdat hij de armoede aan
den lijve ondervonden heeft en omdat
hii bii iedere nieuwe taak, niets van
anderen aannam, maar zichzelf van de
feiten overtuigde, zelf eerst poolshoogte
ging nemen. Thans is hü leider gewor
den der Liberale Partij, waar hij rustig,
maar overlegd, wederom belangrijk
werk verricht, al treedt hü oogenschijn-
lijk niet meer zoo op den voorgrond.
Hii is geen geleerde, beschikt echter
over een buitengewoon scherp ver
stand, een schitterend redenaarstalent
en een groote portie geluk. Zoo komt
hü door het leven. Tegenwoordig is
Lloyd George, wien zijn oorlogsmemoi-
res alleen reeds een millioen dollar op
brachten, een zeer rijk man.
Dat David Lloyd George zonder aan
zien des persoons zün doel nastreefde,
is duidelijk gebleken, toen hij eenvoudig
een stuk Engelsche traditie afschafte;
hifliief namelük de bepaling, dat alleen
adellijke personen als minister moch
ten optreden op. Tot dien tijd werd
iedere burger, die minister werd, in den
adelstand verheven. Dat een positie als
minister overigens geen goudmijn wm,
is overbekend. Meestal moesten de per
sonen, die deze betrekking bekleedden,
zelf reeds gefortuneerd zijn, daar zij
anders heel slecht hun stand konden
ophouden. Bekend is om even van
Engeland af te stappen, daar in andere
landen dezelfde toestanden heersohten
de geschiedenis van Wilhelm II von
Hohenzollern en den duiker, waarmede
de keizer op een van zijn slagschepen
een gesprek aanknoopte.
„Wat verdient u per jaar ongeveer?"
vroeg de keizer.
„Nu, als ik veel werk heb, ongeveer
80.000 Mark (ca. 50.000 gulden!)" ant
woordde de duiker.
„Mijn hemel, dat is meer dan mijn
eerste minister verdient!" riep de kei
zer uit.
„Dat kan wel zün", zei de duiker,
„maar die duikt er ook niet voor!"
Na den oorlog is de adel en de geld
aristocratie weliswaar niet uit de diplo
matie en de ministerambten verdwenen,
maar het burgerelement is toch overal
in de meerderheid. Daarom is bet te
genwoordig niet meer te ei ^on<jören,
wanneer aan het hoofd van een depar
tement of een afdeeling mannen 8taan>
die zich geheel en al van oml«ren af
opgewerkt hebben, ja, die ais kinderen
van arme lieden op de wereld zijn s>eko-
men en zeker nooit do ixiinisterstaf* in
hun mars droegen, terwijl hun ouders
dikwijls groote moeite hadden
schoolgeld te betalen.
In Amerika is het niets vreemd, jn.
dien iemand als krantenjongen
en als multi-millionnair eindigt, hoepel
het aantal millionnairs, die op deze
wijze zijn begonnen, lang niet zoo gro0t
is als men volgens de verhalen der
Amerikanen zou meenen. Doch wpl
heeft men in de Vereenigde Staten
steeds het principe gehuldigd, iedeam
in de gelegenheid te stellen van zijn
„kunnen" blijk te geven, te bewijzen wat
hii waard is, of zooals dit in het
Amerikaansch heet: „Give him a chan-
ce!" En deze „chance" hebben vele aan
gegrepen. Eigenaardig is het, dat van
alle negen de mannen, die wy in deze
artikelen-serie behandeld hebben, geen
enkele uit de hoofdstad van het desbe
treffende land geboortig is. Zoo is b.v.
Hovd George geboren m Manchester,
Hoóver in West Braoh in de staat Iowa,
Stalin in Gori, Masaryk in Goding. dat
tegenwoordig Hodonin heet, Keinai
Pasja in Saloniki, Mussolini in Pre-
dappio, Laval in Ohateldon, en Briand
in Nantes. Deze mannen hebben allen
van hun eerste jeugd het verlangen naar
iets hoogers gekoesterd zij hebben
allen hun eerzucht gemeen zij zyn
allen vlijtig, energiek, plooibaar in hun
meening, dikwijls overgaand© tot een
andere richting, wanneer zij meenen
daar meer heil in te zien, maar vastbe
raden in de wijze waarop zü hun doel
tegemoet streven.
Herinneringen van een .jmjftialist
Chinc8#hen Boxeropstand.
uit den tijd van den
IV
door
JOSEPH HËRRINGS.
(Geïllustreerd door Wooping).
Nu mengde ook de Chinees, die tot
nu toe bescheiden op den achtergrond j
had gestaan, zich in het gesprek en ver- j
telde de beide dames zoo ongeveer alies,
wat hij ook aan mü had medegedeeld.
En wederom eindigde hü met het ver
zoek als onze boy te mogen meegaan
op het schip. De kerel wüde mij zeker
tegenover de dames beschamen om mij
zoo meer voor zün plannen te kunnen
winnen. Zij kenden beiden de ernstige
grondoorzaak niet, welke tegen de uit
voering van zijn plannen sprak, maar
waren gaarne bereid zijn verzoek in te
willigen, nadat Wang hen had duide
lijk gemaakt, dat hii als Chineesche
blankenvriend het ergste van de boxers
te verwachten had, indien hij niet wist
te ontkomen. Noch hij, noch ik spraken
van den zilverschat, om de oudere
dame, die toch reeds haar zelfbeheer-
ÖCHlUff naa VGrloaeiI, IIOJJ 11-ict HIOOP o-p
te winden. Voor Mabel zou de schat
echter nog een tweede sensatie zün ge
weest.
Maar ik kon toch niet nalaten, er op
te wijzen, dat Wang al evenmin als de
boy van ons zou kunnen passeeren, als
mijn bediende, want ook de dames wa
ren door de soldaten aangehouden, toen
zij de stad ingingen en daarbij had men
immers kunnen vaststellen, dat zü zon
der boy gekomen waren.
Maar het bleek anders te zijn, dan ik
gedacht had. Toen de dames in den
vroegen morgen het tolhuis gepasseerd
waren, waren de soldaten van Woe-
tsjoe-feng nog niet in Tsjifoe terugge
keerd en waren zü dus niet aangehou
den. En daarmede was een der grootste
hindernissen opgeruimd. Nu ging het
er nog slechts om Wang-kai-tse langs
de troepen te brengen, zonder dat men
herkende.
Ik wist er geen raad op. Mabel wel
een half dozijn, maar deze waren alle
onbruikbaar. Tante Alice men merk
te het duidelijk aan haar wensohfce,
er voor zorgen. Er staat op het oogen-
blik een trein met zes wagens klaar.
Daar kunnen de manschappen in ko-.
men". „Doe dat niet. Zend een passa-
gierstrein met een Pullman-wagen er
achter, zoodat hij er uitziet als een ex
press-trein. Zend hem dan af op het
uur van den express-trein". „In orde.
Maar wat ben jü van plan te doen?" „Ze
zullen me doodschieten. Kun je niet
een verbinding maken met het elee-
trisch licht uit de stad, dan probeer ik
den kerel in contact te brengen en dan
is hü er geweest". „Gaat niet. Dan moet
eerst alle licht in de stad uit, voor
bandgevaar. Naar dynamo-magazijn
gaan duurt te lang. Ik zal je alle stroom
toezenden, die we hier hebben, daar
kun je de heele bence mee verlammen
en in dien tijd den kerel zijn revoivcr
ontnemen. Roep ons kantoor op, zoodra
ge klaar zijt".
„Het schijnt nogal lang te duren", zei
de bandiet, ongeduldig geworden.
„Ja, datis ook zoo. Ik zei immers al,
dat de trein verlaat was. En nu hebben
ze er geen lust in hem nog eens te laten
stoppen. Ik zei hun al, dat er °ea bij
zondere omstandigheid in het spel was
en nu wilden ze details weten. Maar ik
ben nog niet klaar. Ik moet, nu den
draad naar Fenter City afsnijden".
De telegrafist ging naar een kast, en
nam er een stuk draad uit, aan welks
uiteinde hü een schaar vastmaakte. Hft
andere einde verbond hii aan den zwa-
ren draad naar Bloomville. Daarna ging
de telegrafist weer zitten. „Klik-a-klik"
ging het weer. Het volgende oogenblik
was er een verblindend groenachtig
licht in het vertrek.
De bandiet sprong van zijn stoel op.
„Drommels, wat was dat?" „Ik denk dat
er ergens onweer is; het zün geduchte
bliksemstralen".
„Als er dan maar geen beletsels in
den weg komen". „Daar kunnen we
voor zorgen. Zulk gevaar kunnen we
wel afwenden. Geef me dien schroeven
draaier maar eens aan". Den schroeven
draaier werd hem overhandigd, maar
nog altijd bleef het pistool op hem op
richt. De bezoeker was er de man niet
naar, om een moment zün aandacht te
verflauwen. Warner gebruikte den
schroevendraaier even en zei toen op
gejaagden toon: „Och geef me die
schaar even!" Maar geen seconde latei-
vloog de roover met 'n luiden schreeuw
tegen den muur en vervolgens met een
smak op den grond.
„Handen omhoog, schurk!" riep nu
Warner, terwijl hü den bandiet zijn
eigen revolver voor hield.
Spoedig daarna was de geheele bende
ingerekend en de sheriff geleidde den
roover met zün manschappen naar
Bloomville.
dat zü den Chinees nooit gezien had.
Doch deze haalde een dikke bundel
b&nkbiljetten uit zijn zak, telde honderd
Chineesche dollars uit en zeide tot mü'
„Geeft u alstublieft den tolk dit geld,
maar zonder getuigen, en verzoek hem
eea baar met vier soldaten als dragers
beschikbaar te willen stellen om den
boy van de dame, die ongelukkigerwijze
het been gebroken heeft, aan boord van
de ,Lien-Shing" te brengen.
Hoewel het plan mij tegenstond, be
greep ik toch, gezien dé mentaliteit der
troepencommandanten, dat dit de eeni-
ge weg zoude zijn tenminste als wü
eenig geluk-hadden. Daarom ging ik op
weg en inderdaad het schc-*1 het
juiste middel te zün geweest, want alles
verliep naar wensch.
Zonder slechts één vraag te stellen,
ging de tolk op mijn plan in. Hii ver-
ïocht o-ofe ons te haasten, opdat
wü den generaal wj.et ontmoetten, die
zich naar de OhineezervStad had begeven
en ieder oogenblik kon terugkeer en.
Mabel, die niet er van terug te houden
was geweest, om met mij mede te gaan,
had gedurende deze onderhandelingen
den mond niet geopend, iets opmerke
lijks voor haar. De snelheid, waarmede
wü tot een resultaat kwamen, verbaasde
haar waarschijnlijk. Ook het Ridgin-
Engelsch, waarin wü ons onderhielden,
was voor haar gedeeltelijk onverstaan
baar.
Toen wü met de vier dragers bii het
huis van Mabels familie waren aange
komen, was daar alles reeds klaar. Op
het goed-onderhouden grasveld voor de
huisdeur lag een Chinees met van pijn
wüdopengesperde oogen, die mij totaal
onbekend voorkwam. Een wollen deken
was over zün lichaam uitgespreid, maar
toen de dragers hem opbeurden, be
merkte ik, dat zün been verbonden en
gespalkt was. De hemel weet, met welke
middelen Wang-kai-tse zijn gezicht bin
nen zoo korten tijd zoo onherkenbaar
had gemaakt.
De dames en ik volgden de baar dooi
de straten, die intusschen vol soldaten
stonden. Hier en daar zag men Boxers
tusschen hen rondloopen, kerels met
brutale gezichten, die geen moeite
deden de roode banden, het bende-
teeken, te verbergen. Zonder twijfel
speelden niet alleen de soldaten, maar
ook generaal Woe-tsjoe-Feng met hen
onder één hoedje.
Wij hadden nog slechts een goede
hondera meter tot aan het tolhuis voor
ons, toen op een der zijwegen een
draagstoel naderde, met de standaard
van den generaal. Woe-tsjoe-Feng in
eigen persoon zulk een pech! Eenigs-
zins verruimder haalde ik adem, toen ik
naast de draagbaar de gestalte van den
tolk bemerkte. Ik wilde doen, alsof ik
den generaal in het geheel niet bemerkt
had, en dreef de dragers tot haast aan.
Maar deze waren van een andere mee
ning. Toen de generaal met zijn gevolg
naderde, hielden zü, misschien tien
meter van den draagstoel halt en namen
de houding aan.
r^P mii t°c, dat de generaal
my wilde spreken. De soldaten maakten
plaats, toen ik mü haastte, dezen
wensch met spoed op te volgen, daar
ik vreesde, dat de generaal uit zün
draagstoel zou komen; dan zou alles
verloren zijn.
Woe-tsjoe-feng was een man van on
geveer 50 jaar met een plat, Chinee^n
gezicht, waarin twee shiwe oSfS
OORZAAK EN GEVOLG.
Niemand is volmaakt. Iedereen
maakt fouten, en voor de fouten, die
men maakt, moet men boeten. Het
komt veel voor, dat men er de voor
keur aan geeft, datgene te doen wat
voor liet oogenblik het gemakkelijkste
en het prettigste is, en dat men niet
denkt aan de gevolgen, die dit met zich
brengt, zoowel voor zichzelf als
voor anderen. Maar de wet van oor
zaak en gevolg werkt onverbiddellük
door en er komt een oogenbKk dat wij
duur moeten betalen voor het inslaan
van dien weg die op het verleidelijk
oogenblik zoo prettig en onschadelijk
leek.
Geen mensch ter wereld kan een
begane daad ongedaan maken. Maar
al te dikwüjs weten degene, die gevol*
gen van een door hemzelf begane fout
ondergaan, niets beters te doen dan
hun onverstandig of unfair gedrag
luide te betreuren. „Had ik maar
niet...." of: „Was ik maar niet....
Als ik alles van te voren geweten had,
dan zou ik.
Dat alles geeft niets. Het kwaad is
begaan en heeft zün uitwerking gehad.
Men kan niet alle gevolgen van een
dïad vooruit overzien, zeker niet. Maar
e«n mensch heeft genoeg intuïtie om
h»t te voelen, wanneer hij op het punt
sttat, iets te doen wat oneerüjk of op
andere wyze verkeerd is. Maar helaas
doet hy het dan toch, omdat het zoo
prjttig of zoo gemakkelyk is, met
eei stille hoep dat het lot wel gen a ig
zaUzyn en hy er wel „door zal rollen".
Bat is struisvogelpolitiek. Vroeg of
laai moeten wü de gevolgen van onze
haidielingen dragen. Zijn de handelin
gen verkeerd geweest dan is de
eeiige juiste houding: eerlijk trachten
om zooveel mogelyk goed te maken.
Veiaat u gerust op datgene wat een
eerjk berouw u ingeeft en handelt
ern ar.
Ei past voor de toekomst het „be
zint eer ge begint" toe. En bedenkt
dat heel veel van de verleidelük-ge>-
maktüjke wegen naar een afgrond
voeren!
Dr. JOS. DE KOCK.
keiden. Hii knikte mü toe en ik beant
woordde zijn groet op dezelfde wijze.
Intusschen had de tolk, zooals ik ver
moedde, inlichtingen over ons gegeven,
wleke den generaal echter geenszins
schenen^ te voldoen. Hii wilde weten,
welke defc beide dames mü'n vrouw was.
Ik ovtaiegde een oogenblik. Mis
schien kbn deze vraag ten nutte ge
maakt wi-den. Ik loog dus er op los,
toen ik hta mededeelde, dat de jongste
dame mü'n vrouw was.
De geleraal was zichtbaar teleur
gesteld. marom wü zoo bezorgd waren
om een koAie, die „onze boy" was, wilde
hü weten inderdaad als men be
denkt, hoornen in China meestal met
het Chineèjehe dienstpersoneel om
springt, wal onze handelwijze op zün
minst genonen opvallend.
(Slot volgt).
De schoorsteenveger probeerde een
motje te vangen.
(„Gutierrez")
Gurkers heetf een tuin. Tuin kan
men het eigenlijk reeds niet meer noe-
men. Zoo klein is hjj. „Hoe is het met
.ie groententuin, Gurkers?" vraagt
I iemand. „Dank je, we hebben hem
vanavond verorberd".