POPULAIR. öXVOE;Cii3^I-HVAJiDÉ,MELDÉlRi5clHÊ( COURAMT Martelingen ten behoeve van het filmpubliek. TWEEDE BLAD. VAN ZATERDAG 7 MEI 1932. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) 538 HET KWD door Dr. S. RETERS. Onlangs woonden wij een bioscoop voorstelling bij, waarbij de hoofdfilm in Afrika speelde. Het was een echte sensationeele film, die den avond groo- tendeels vulde. En de dingen, die zij ons te zien gaf, deden onwillekeurig de vraag oprijzen, of dit nu een mo derne bioscoop was of het oude Ro- meinsche colosseuin. Want op het doek zagen wij de wilde dieren in het stof rollen in een strijd pp leven en dood. Het was echter geen strijd om het be staan in de wildernis, doch de fantasie van den menschelijken geest had situa ties bedacht, waardoor de strijd nood wendig komen moest en daarmee de verlaagde sensationeele opnamen. Juist die omstandigheid was het, waar geven, hier enthousiast is over de film, die hij „kolossaal" vindt. Zij is ook kolossaal, maar zou het geen aanbeve ling verdienen om het gevoel van men- schelijkheid en de publieke opinie eens op te wekken tegen dit verschrikken, kwellen en tenslotte afmaken van die ren voor de film? Wanneer het Afri- kaansche expedities, ontdekkingsreizi gers en dierenverzamelaars gelukt, een paar duizend meter boeiende opnamen te maken van het leven der dieren in de vrije natuur, dan zal een ieder van ons die film niet alleen waardeeren als wetenschappelijk werk, doch ook gaarne zijn avond erdoor laten vullen. En dat die film dan ook zoo spannend mogelijk wordt gemaakt, dat men Een strijd tusschen gladiatoren en wilde dieren in het oude Rome. Honderden roofdieren werden opgehitst tegen de dikwijls onvoldoende gewapende gladiatoren. door een vergelijking met de bloedige spelen van den Romeinschen keizer tijd voor de hand lag. Het eigenaardige is echter dat dezelf de man, die verontwaardigd uit een rij dende autobus springt om een koetsier, die zijn weldoorvoed paard wat te hard slaat, bij de dierenbescherming aan te streeft naar dramatische effecten, spreekt eveneens vanzelf. Er kan ook weieens in een scenario staan, dat Con- rad Veidt door Jannings wordt ver inoord, maar als het werk afgeloopen is, gaan zij samen wat gebruiken in een café. Doch die opgejaagde dieren zijn sterren en figuranten, die hun rol ge woonlijk slechts eenmaal kunnen spe len. De gedoode en gewonde, verbrande on doodgeplaagde beesten kunnen niet meer verder leven; zij wpMeh 'eenvou dig opgeofferd' öm ofe' een genoegen te bereiden, óm li ei reeds geheel aan sen satie gewende publiek een nieuwe zenuwprikkeling te verschaffen. Onge twijfeld is een toevallig gelukte opname van vechtende dieren in de wildernis van wetenschappelijke waarde, doch hier heeft men'té doen met het bedrijf van gewetenlooz.e ondernemers, die als men bijv. dé beschrijvingen van Delmont leest zelfs met de gezond heid en het leven van menschen tame lijk zorgeloos omspringen. Ik herinner mij vooral een scène, waarbij een paar leeuwen niét één aan tal onrustig gemaakte ossen."enj stieren in een nauwe,kraai warén opgesloten (volgens de filmtekst waren, de leeu wen daar ingebroken). Zoo'als békend is de koning, der dieren .zoo goed als onfeilbaar "tri zijn sprong: mei zijn klauwen kan hij geduchte slagen uit deden en als hij eervdier.naar de keel springt, beteekent - dit onvermijdelijk den dood. Doch hier zien wij het ko ninklijke dier om de ossen heenloopèn als een kat om een bordje war ui e pap; telkens opnieuw tracht hij zijn klauw uit te slaan of een sprong te wagen, totdat'eindelijk, daar zit .bij op een gehoornden kop;hij houdt den nek vast in een wreede omarming, knauwt in de sterke, spieren. Hij: zou allang de slagader moetèn doodgebe ten. Maar wat is dat.hp valt weer naar beneden, de „leeuweor.tt" is''afge broken. Weer' sluipt de leeuw om de runderen heen, die bun gehopimde kpo- pen schudden en tenslotte geeft hii het op en hinkt met een gebroken klauw weg. Als hij uit. de kraal sluipt, wacht hem echter een nieuw', gevaar; hij wordt begraven ineen sterk nét van honderden vierkante meters; hoe meer .hij zich verweert, hoe meer hij, zich erin wikkelt. Nu komen de blanke en zwarte figuranten van de hooge omheiningen af en drukken hem met lange, gevorkte stangen tegen den .grortd, tot hij ge heel weerloos is. Met kiju woédend ge blaas vermengt zich het, opgewonden geloei der stieren en het geschreeuw der figuranten maar ook de snelle ademhaling der mensch.en in de bios coop, die mét gespannen apndacb't dit tooneel op het witte doek volgen. Het wreedste, wat .ik bij die véle Afrikaansche films nog gezien heb. was het vangen van epn.-kudde, anti lopen. in vei' uitgespannen nétten. Het is bekend, dat deze mooie, schuwe, bewo ners van de wijde steppen reeds door een onverwachte aanraking van een menschenband, enkel van angst, kun nen sterven. Waar gaan zij naar toe? Een jongen, die een kat plaagt, krijgt Tooneel uit een moderne Afrikaansche film. Een opzettelijk uitgelokte strijd tusschen menschen, leeuwen en ossen. een oorvijg en hier worden voor onze oogen sinds jaren systematisch en op grapte schaal we zouden haast zeg gen in massaproductie dieren ge kweld, doodgejaagd, verbrand en op allérei manieren afgemaakt. Wij zitten ernaar te kijken in luxieuze bioscopen, •in bekleede stoelen, knabbelend op wat zoetigheid en genieten arm in arm met o, zoo fijngevoelige vrouwen, die het hoogstens over haar hart kunnen ver krijgen een mot dood te slaan. Als ons genoegen dan niet bedorven wordt door medelijden met de menschen en dieren, dan moest toch teninste ons verstand worden opgeschrikt door de overwe ging, dat wij ons op een hellend vlak bevinden en reeds bedenkelijk veel overeenkomst vertoonen met de oude Romeinen, die zonder uitzondering van stand, geslacht of leeftijd in staat wa pen, om zich in de arena geheel aan hun hartstochten over te geven. Wij zijn er immers aan gewend, dat er bij huto.-races" verkoolde of verpletterde lijken worden weggedragen, dat in Amerika alleen in 1931 het rugbyspel 40 dooden eischte. Zeer bezadigde bur gers blijven zicli verdringen om de.tou wen, waarbinnen populaire boksers eikaars gezicht veranderen in een bloe derige brei. Waarom trekken wij 'eigenlijk nog den neus op over de Zuidelijke volkeren met hun stierenge vechten? door OLIVER HARDEN. Hij woonde reeds langen tijd aan den mond van de rivier, welke zich uit stortte in zee. Ofschoon maar een paar mijlen verwijderd van de naaste neder zetting, stoorde niemand hem in zijn rust. Hij zag er niet uit als een kluize naar. De nog jónge man, met zijn kaarsrechte houding, goed gekleed, zorgvuldig geschoren, met een zachte stem en een zwaarmoedigen glimlach beantwoordde niet aan de voorstelling van een schuwen zonderling. Hij bad daar lang genoeg gewoond om de doffe eentonigheid van het eene .jaargetijde te zien verglijden in de doffe eentonigheid van het andere. Het gaan en komen van voorjaar en herfst enkele veranderingen in zijn gevederde vrienden, de sporen van allerlei dieren langs den rivierover hielpen hem de trage maanden in ge dachte houden. En het zware gedreun van den golfslag op geringen afstand van zijn hut, was 'n vage klank, de echo van een lang verd wenen ver leden. Eiken morgen ontwaakte hij als ver bijsterd, in een telkens nieuwe we reld. Hij hield van den geest der een zaamheid en des avonds, als diens be schermende vleugelen zich sa mem vouwden boven zijn hut, kon hij daar stil zitten, met een gevoèl van veilig heid, zooals hij tevoren nimmer ge kend had. Bij zulke gelegenheden liet hij de deur openstaan en placht te luisteren als naar voetstappen, die tot hem zouden kunen naderen, uit de vage wereld daar om hen heen. Zij misschien zelf; want deze eenzame was slechts alleen naar het lichaam. Nacht en dag, slapend of wakend, zwervend of mijmerend, steeds zag hij vóór zich een vrouwengelaat,de trekken van haar,, die hem bemind en verlaten bad en om wie hij hier de eenzaamheid zocht. Het waren haar blanke armen, die zich hoogbieven uit het schuim der golven, het was 't ritselen van haar kleed, dat golfde dooi' het hooge oevergras; het was het fluisteren van haar stem, dat hij hoordé in -het. aan zwellen en wegsterven van den wind in het riet. Kortom,'zij was even alorii- tegenwoordig 'als .de zee. .en- de lucht en de rivier. Zoo leefde, de man voort, toen de storm kwam opzetten,-die-ftannieu.w begin maakte aanzijn bedorvenleven, Het weer was - ongestadig' geweest. De wind woei.nu eens uit; het Zuiden, dan uit het .Westen, met verdachte tusschen poezen, van., stilte.,'Hoog in de lucht joegen onder vliegende wolken scharen van zeemeeuwen ,en watervo gels. Tegen den middag ..werden plot seling de jagende wolken hls-een strak gespannen reuzen-kleed over &e,n hé mel getrokken. De zée werd grijsp. als gerimpeld; en oud. Eji jlónk iets als een halfgesmoorde kreet- in de lucht, een mengeling van v/elè gelui den. als het donderen- van kanonnen in de verte-, .klokgelui, -brijsén -. 'VèED golven en het kraken 'van- balken. Bij zonsondergang nam de- wind in-kracht toe, 'n zwarte dwistérnig .Jj-pa^e; over het strand en.... de orkaan»;brak kpsi In zijn lint zat J.im Havdtd in g$ri onrustig flikkerend- yiiuy.Jé-'staren én lette er niet op, dat de*winzijn vyrtning tot de grondvesten- $p£d\ »t*ht\Tïl-55(j. was hecht, en sterken wtis;.'tegvn ntl-; geweld bestand. Te middernacht déecl -een geluid hem opschrikken uit zijn peinzen. Wat was dat? Met moeite opende hij de cteur en nauwelijks bui ten zijnde, werd hij. ais een veertje van de 'been gelicht en tegen den grond geworpen. Doch hrij hoorde door het razen van den orkaan niets meer en toen het hem gelukt, was naar de hut terug te krui pen, grendelde hij de deur en wierp zich op zijn bed, waar hij bijna on middellijk in slaap viel. Toen hij waker werd' was het helder dag en zonneschijn. Hij sprong op met een wonderlijk gevoel van verlichting, ging naar buiten en zag om zich been. De omgeving was bijna niet te her kennen. Het strand was als bezaaid met allerlei wrakhout. Op eenigen af stand van hem lag een kist. Er heen gaand'e hoorde hij plots een vreemd, klagend geluid. En zich over de kist heen buigend, vond hij op een paar kussens een schreiend kind. Toen hij het optilde, zag hii, d-at het een nog zeer jong kindje was; nog geen jaar oud, dacht hij. Het moest - dbar al een poos.jje in de zon gelegen hebben, want het was warm en- zijn 'kleertjes waren bijna droog. Het in ziin Jas te rollen in naar de hut te dragen, was 't werk van een oogenhlik. Zijn naaste buur was Jee Valstar, een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 17