|,WEEK HET BINNENHOF
OP EN OM I
J
De mislukte interpellatie-Boon. - Indische
belasting-verhooging. - De schooltjes in
de Wieringermeer. - „Dorre theorie".-
Wijziging Vuurwapenwet. - De Econo
mische Raad. - Zegen of folter
'\kkzt
I
KRON I E K
Over hetgeen op Vrijdag 29 April j.l. in
hoofdzaak werd behandeld in ons Lagerhuis,
kan ik wel kort zijn. Wijl mijn bespiegelin
gen gevoegelijk beschouwd zouden kunnen
worden als „mosterd na den maaltijd!" Het
was de liberale afgevaardigde mr. Boon, die
minister Verschuur interpelleerde over „de
groote bezwaren, verbonden aan bet op 1 Mei
in werking treden van de Winkelsluitings
wet".
Gemeenten als Den iiaag, Rotterdam,
Alkmaar, Utrecbt, Haarlem, Vlissingen, Nij
megen, Sittard, Roermond, waren met de ver
ordeningen, noodig door de artt. 6 en 9 der
wet, nog niet gereed, zoodat dus op 1 Mei
de stringente wet zou worden toegepast. Dat
achtte mr Boon voor tallooze winkeliers
hoogst nadeelig, dus ongewenscht. Hij plèitte
dan ook voor uitstel der invoering. Ging
zelfs nog verder. Hij poogde gedaan te krij
gen dat, zoo lang de crisis in al haar felheid
heerscht, de wet opgeborgen werdTot
het tijdstip, waarop het welvaartspeil zich
cenigermate zal hebben hersteld. Want: de
winkeliers zullen voorspelde de liberale
afgevaardigde van de wet schade in hun
bedrijf ondervinden.
De heer Boon praatte voor doovcmans-
ooren. Want achter de groene tafel vond hij
een minister, die steeds pertinent afwijzend
bleef staan tegenover zijn aandringen, en
rondom hem manifesteerde zich een Kamer,
die absoluut onbewogen bleef voor den
woordenvloed des interpellants.
Geen enkele afgevaardigde achtte het ge-
wenscht, collega Boon de eer aan te doen
van officieel belangstelling te doen blijken
voor diens goedbedoelde pogingen! De inter
pellatie werd finaal „doodgezwegen". Uit de
rede van minister Verschuur wil ik toch nog
het een en ander vermelden. Reeds in Juni
1931 wisten de gemeenten zei Exc.
dat op 1 Mei 1932 de invoering der wet zou
geschieden. Op alle verordeningen, die op
1; Februari bij bet Departement binnenkwa
men. was op 1 April 1.1. beslist. De gemeen
ten badden dus allen tijd om zich aan te
passen bij het advies van de Kroon. Verorde
ningen kunnen bovendien later nog gewijzigd
worden. De georganiseerde middenstand
vervolgde mr. Verschuur heeft 23 jaar
lang voor wettelijke winkelsluiting geijverd,
en nu hij haar heeft, komen krachten los, die
er tegen ageeren.
De minister verklaarde eigenlijk de mees
te waarde te hechten.... niet aan de ver
togen van groote lichamen of organisaties,
maar aan brieven van eenvoudige menschen.
De bewindsman kan niet nalaten een briefje
voor te lezen, hem gezonden door een
Baarnsch winkeliertje, dat aandrong om het
invoeren van de winkelsluitingswet toch niet
uil te stellen.
„Och, beste minister Verschuur", stond
cr in te lezen, „doe dat toch niet". Ge
schetst werd een groot gezin, waarin moe-
der-de-vrouw een respectabel getal kinderen
moet verzorgen en tevens het winkeltje mee
bestieren. Om acht uur sluiten.... Heerlijk!
vond het winkeliertje. „Denk eens aan al het
naaiwerk! Neen, minister Verschuur
wilde volstrekt niet van uitstel hooren. De
Regeering moet nu voet bij stuk houden,
zei hij.
De heer Boon hield tot het laatst vol.
Diende twee moties in, zijn beide denkbeel
den (eenig of meer langdurig uitstel) be
lichamend.
Ze werden beide verworpen. Voor het
eerste waren nog 13 leden te vinden o.a.
de Kersten-menschen voor het tweede 12.
Gelijk men weet, is op 1 Mei j.l. de Win
kelsluitingswet in werking getreden.
De heer Boon heeft dus geheel en al „tegen
de bierkaai" gevochten!
Het verdere deel van den middag is aan
een paar Indische ontwerpjes besteed. Een
vrijwel verlaten Kamer nam allereerst z. h.
st. aan een wetje betreffende invoering van
een tabaksaccijns voor Indië, om daarna be
schouwingen te gaan wijden aan het wets
ontwerp tot verhooging der opcenten op de
invoerrechten in Indië van 20 op'so, behalve
voor katoengoederen.
J.l. Dinsdag werd dit ontwerp aangenomen
met 5026 stemmen. De s.d. waren tegen
omdat h.i. de inlandsche bevolking te sterk
■wordt getroffen. Minister De Graaff had dit
ontkend, wijzend op de daling van de kosten
voor levensonderhoud, die thans wel 70 pet.
moet bedragen
Een vrij fel debat heeft zich ontwikkeld
n- a. van de interpellatie-Oud op Dinsdag
3 Mei j|.. „omtrent het voornemen der
Eegcering met betrekking tot het stichten van
scholen in de Wieringermeer".
De omschrijving van deze interpellatie zou
doen vermoeden, dat het slechts betrof een
kwestie van informatorisch karakter.
De bedoeling bleek geheel anders. De heer
Oud trad niet alleen vragend, doch tevens be
schuldigend op. Zelfs werd van v.d.-zijde ge
sproken van „herleving van den ouden
schoolstrijd" om wat momenteel in de Wie
ringermeer gebeurt!
In dit blad hebben reeds verslagen van het
gevoerde debat gestaan. Ik zal de kwestie
dus in 't kort samenvatten.
In het reeds drooggelegde gedeelte der
Zuiderzee, de Wieringermeerpolder, wonen
reeds menschen en zullen hopen wij
meer lieden zich komen vestigen.
En waar menschen zijn, vindt men ge
woonlijk ook kinderen. Kinderen, die naar
school moeten.
Nu is genoemde polder nogal uitgestrekt
en gaat 't niet aan, de jongens en meisjes
dagelijks uren te laten loopen om b.v. een
school te Medemblik onder welke ge
meente de polder nog ressorteert te be
zoeken.
Om in de voorloopigc behoefte te voor
zien heeft de Rcgecring medewerking ver
leend aan een stichting, die in één gebouw
i schooltjes onderbrengt, van gemengd open
baar en bijzonder karakter. Godsdienston
derwijs wordt daar gegeven door aparte
godsdienstonderwijzers op speciale uren.
Kinderen van ouders, cjie geen godsdienstige
opleiding begeeren, behoeven dus niet in de
Bijbelkennis onderwezen te worden.
Dit is nogmaals een voorloopigc
regeling, die zal vervallen zoodra duidelijk
blijkt, hoe volgens het verlangen der
ouders het onderwijs moet worden inge
richt.
De heer Oud nu betwistte, dat de stich
ting „Scholen in de Wieringermeer", waar
van de kosten geheel door het Rijk zullen
worden betaald, voldoet aan de eischen. door
de L.O.-Wet gesteld. De afgevaardigde zag
hier een inbreuk op de financieelc gelijkstel
ling van openbaar en bijzonder onderwijs, ten
bate van het laatstgenoemde.
Minister Terpstra wees op den bijzonderen
toestand in den Wieringermeerpolder. Zoo
lang nog niet is gebleken in hoeverre er be
hoefte bestaat aan openbare lagere scholen
kan nog niet worden voorzien in die behoefte
aan openbaar onderwijs, verklaarde Z.Exc.
De thans bestaande schooltjes moeten in de
aanvankelijke leemte voorzien.
Toen mr. Terpstra verklaarde, dat de
Grondwet tenslotte niet verbiedt aan bijzon
dere scholen steun te verleenen buiten de
L. O.-Wet om, brak het rumoer los.
„Dat is 'n schande!" riep de heer Kete
laar wocdend'iiit. ..'t Ts door alles heen!"....
„Maak je toch niet zenuwachtig",....
bromde de heer Duymaer van Twist.
Maar de heer Ketelaar was buiten zich
zelf. ..Ik- maak me daar zeker, zenuwachtig
om", hitste hij terug.
Waarop de miester verder betoogde, dat
ieder jaar op de Begrooting een post voor
komt voor uitkecringen aan scholen, die....
niet voldoen aan de 'bepalingen der wet!....
Ten slotte wees Z.Exc. op het feit, dat
Vadertje Staat in den Wieringermeerpolder
optreedt als kolonisator, waardoor de kosten
voor de scholen niet komen op de Onderwijs-,
maar op de Waterstaatsbcgrooting.
De heer Oud repliceerde. Was fel-agres-
sief. Reschuldigde den minister van in te
gaan tegen de eerlijke grondslagen, die in de
Bevrediging zijn gelegd. De Grondwet schrijft
de Regeering den plicht voor, te zorgen voor
voldoend algemeen vormend en openbaar
lager onderwijs. De minister gaat nu aldus
de afgevaardigde aan bedoeld art. 195
Gr.w. een uiterst-bedenkelijke uitlegging
geven.
De heer Oud kwam met een motie, de
Regecring uitnoodigend maatregelen te
nemen, dat, met *t oog op de bijzondere om
standigheden. waarin den Wieringermeer
polder verkeert, van Rijkswege voorloopig
voor behoorlijk openbaar onderwijs zal wor
den zorg gedragen.
Verschillende afgevaardigden kwamen zich
in het debat mengen.
Prof. Eerdmans, v.b„ betoonde zich niet
zoo fanatiek als mr. Oud, doch ging in
hoofdzaak met diens zienswijze mee. Even
eens mej. Grocneweg, s.d.a.p. Ook de heer
Ketelaar, v.d., voerde het woord, verklaarde
herhaaldelijk van de houding des ministers
„niets te begrijpen". Hij meende tenslotte
zelfs te moeten profeteeren, dat we „aan den
vooravond staan van een nieuwen, hoewel
gewijzigden schoolstrijd".
De minister werd gesteund door de heeren
„Ik droomde vannacht, juffrouw, dat
ik een kus van u stal, maar toen werk
ik ineens wakker?
„Waarschijnlijk van de oorvijg, die ik
u gaf!"
(„Matin").
Zijlstra, a.r„ Suring, r.k. en Tilanus, c.h.
De heer Suring was wel het duidelijkst in
zijn betoog. Verklaarde niet in te zien, dat
den minister eenig verwijt treft. In de wet
wordt de Regecring niet verplicht tot het
stichten van een Rijksschool, zei de heer
Suring. De normale gang moet wezen, dat
de scholen door het gemeentebestuur of de
schoolbesturen worden, gesticht.
De heer Zijlstra onderstreepte, dat de hui
dige toestand de voorstanders van het bijzon
der onderwijs ook allerminst bevredigt. Maar:
't is een nood-maatregel.
De lieer Tilanus zei: In plaats dat de
heeren blij zijn, dat de verschillende richtin
gen de handen ineen geslagen hebben, komen
zij met allerhande bezwaren. Wij kunnen met
den minister dankbaar zijn voor de bereikte
samenwerking, die overigens een tijdelijk
karakter draagt.
De minister ontraadde natuurlijk de motie,
voornamelijk omdat nog geen voldoende
zekerheid bestaat, dat de scholen bevredi
gend zouden worden gevolgd.
De motie duikelde met 47—31, Rechts
tegen Links.
De oude coalitie manifesteerde zich dus
weer voor 'n momentje!
Overigens kan ik de verleiding niet weer
staan, het optreden van mr. Oud te karak-
ter^seeren door het onvertaalbare Duitsche
woord: Prizipien-reiterei. Het hardnekkig
vastbonden aan de „dorre theorie", als de
nractijk afwijken daarvan alleszins wettigt.
Een ontwerp tot wijziging der Vuurwapen-
wetde bepalingen worden strenger!
werd aangenomen, nadat z.g. alarm'-pistolen
bij amendement uit het ontwerp werden ge
licht in dier voege, dat voorschriften om
trent de vervaardiging daarvan bij Alg.
Maatregel zullen worden vastgesteld.
De Kamer wijdde zicb vervolgens aan bet
wetsontwerp tot instelling van den Econo-
mischen Raad.
Rang niet algemeen was er groote waar
deering voor deze. nieuwe schepping, een „na
tionaal advies-college" inzake handel, in
dustrie, landbouw, scheepvaart.
De heer Van Braambeek, s.d., en Kuiper,
r.k., pleitten voor het opnemen van het arbei
ders-element in den Raad. Prof. Slotemaker
de Bruine, c.h., bieek voorstander van het
opnemen van werkgevers en werknemers.
Mr. Joekes, v.d„ ontwikkelde bezwaren tegen
de vele bijna autonome sub-commissies. Min.
Verschuur, in zijn nieuwe hoedanigheid van
bewindsman aan bet Departement van Eco
nomische Zaken en Arbeid, legde er aan
stonds nadruk op, dat bet ontwerp geen too-
ver-formule inhoudt om plotseling aan de
crisis een einde te maken.
De minister bleek zeker niet te wanhopen
aan bet vinden van personen, die de natio
nale belangen als lid van den Raad zal weten
te dienen.
En tenslotte ontboezemde de minister, dat
de nrac^jk antwoord zal geven op de vraag,
of de Economische Raad „een zegen dan we!
een folter" zal wezen.
Op de artikelen van bet ontwerp zijn een
aantal amendementen ingediend. A.s. Dins
dag worden de deliberatiën over bet ontwerp
voortgezet. Want de dag na Hemelvaartsdag
hebben de heeren er maar aan gegeven, 't Ts
we! zeker dat minister Verschuur zijn Raad
er-door krijgt, boewei misschien 'n ietsje ge
wijzigd door een of ander amendement.
Parlementariër.
Ik weet niet of de mensche het wel alle
maal wille geloove, maar Wiempie heef
een nieuw zussie gekreegge. Niet zoo'n
grootte, gelukkig niet, anders zou die ook
maar de heele tijd achter me aan zitte
maar het is zoo'n heelle kleine van ~1/j pond
zeg m'n vader en die doet niks anders as
schreeuwe behalve as ze slaap want dan
lig ze met d'r mond dig. En het is zoo'n
kleine datte je d'r bijna niks van ken zien,
want ik kon d'r eers heelemaal niet vinde
toen ik nog eens kijke mog en beene heeft ze
niet, ik geloof het tenminste want ik heb
heelemaal geen beene gezien. Want een
zussie heef toch rokke aan, nou en die had
zooies, ja wat ik er nou tege zegge moet
dat weet ik niet meer, maar nou schijnt ze
d'r toch weer wel te hebbe en d'r is nou
ook zoo'n juffrouw met blauwe rokke aan
en een witte schort en die vind ik wel aar
dig en die heb mij het eerst het zussie late
zien. Ze vroeg of ik het aardig vond,
maar dat weet ik nog niet, dat moet ik
eers eens kijke want as ik nog niet met d'r
spele mag dan kén ik toch niet zegge of ze
aardig is en nou is me moeder ook ziek ge-
worde.
Die is zoo geschrokke toen ze de ooie
vaar daar zoo maar met m'n nieuwe zussie
in z'n bek de kamer zag binne stappe dat
ze er ziek van is geworde, dat vind ik niet
prettig maar ze zal wel weer gauw beter
zijn want van schrikke zal je wel niet lang
ziek blijve hè.
Maar nou kan ik maar niet begrijpe dat
dat nou een sussie is, een zussie heef toch
lange haarre nou en die heb er bijna heele
maal geen op d'r hoof, maar ze heef maar
een paar. Maar nou zeg Heintje zoo, de
meissies late immers tegenwoorejig alle
maal hun haarre d'r af knippe, nou en om
dat ze dat niet meer lang wille hebbe heef
de ooievaar zeker maar meteen korte haare
gegeve.
Ik geloof ook dat ze met d'r buik kan
praatte, want die meneer, die dat Zater
dag in Cassiennoo heeft gedaan die deed
dat nu juist zoo as m'n nieuwe zussie ook
kan doen. Hoe dat nou gaat dat weet ik
niet, maar het is zoo'n gek geluid. Toen
ik vannach in m'n bed heb geleege kon ik
niet slaappe en toen moes ik de heele tijd
denke en toen dag ik as het nou nog eeng
een jonge word, dat kleine ding het tog
nog korte haarre en nou ben ik van plan
om wanneer ze nou nog grootter wordt om
dan lekker telkens d'r haarre af te knippen,
net zoo lang totdat ze niet meer lang worre
en dan heb ik lekker een broertje en da#
kenne we lol hebbe, want aan dat eene
zussie heb ik genoeg.
Want wat heb je nou aan die zussies,
die doen allemaal zoo gek. M'n groote zus
ook, want nou moet u hoorre wat m'n zus
ter tegen Jaap het gezeg toen die m'n zus
sie of broertje ook mog zien toen zeg ze
tegen Jaap: Wat een lekker wurmpie hè,
nou en toen ik moes lagge en tegen d'r zet
dat ze niet goed wijs was toen was ze weer
kwaad. Nou ze is toch niet goed wijs as
ze dat zeg, hoe kan dat nou. M'n zussie
kan toch geen wurmpie weze en lekker is
ze toch ook niet want je kunt d'r toch niet
opeette. Nou dan heb ik toch gelijk? Maar
ik mag ook nooit wat zegge
Maar as ik er ook wat aan te zegge zou
hebbe dan magge de ooievaarren van mij
alle daaggen zussies koomme brenge want
de muissies ware wel lekker, want die
koomme ook van de ooievaarre hè. Jam
mer dat ik d'r hier in Den Helder nog
nooit een gezien heb, maar nou zeg m'n
vader dat ze .d'r wel zijn as ik maar goed
kijk, datte het net van die vliegmachines
zijn die hier allemaal rondvliege. E11 de
meester vond ik ook aardig want die deed
net of ik jarig was, want hij feliciteerde
me en toen ik tegen hem zei dat ik niet
jarig was toen zcit ie dat het zoo hoorde.
Nou dat heb ik wel gemerkt want d'r
zijn een heele hoop mensche gewees en die
wouwen nie allemaal een hand geven en
feliciteeren maar toen er ook een tante
kwam met een groote wrat op d'r wang en
die me een zoen wou geeve ben ik maar
hard weggelooppe want as je daar nou
ook nog mee beginne moet dan wil Wimpie
geen zussies of broertjes hebbe.
En nou koomme de Pinksterdaagge ook
weer, as het dan maar mooi weer is niet
zoo as Zondag toen het eers mooi en toen
weer Ieelijk is gewees. We zulle maar
hooppe hè. Nou mense ik moet nou maar
weer gaan ophouwe, tot de volgende week
dan maar weer hè.
De bootsman: „Potverdikkie! Wat
was het nou ook weer, dat ik niet
moest vergeten!"