%k w f2 Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden. Roodkapje en de wolf. Deonvermoeibare timmerlieden Voor vlijtige meisjeshanden! RAADSELS. Maar de „slang" kwam niet uit zijn schuilplaats in Bollenbos'sche gras. ondanks de melk! Zoo stonden zij te wachten, Bollenbos en de buren aan de bovenvensters.de brandwachten en hun chef aan de spuit, allen oogen gericht op het vogelkooitje en de "slang"! Maar er gebeurde niks! To taal niks! "Wat nu? „Meneer Bollenbos!" gilde de chef- brandwacht naar boven, „het beessie wil niet! Zal ik een steen op zijn karse- pit gooien?" Dat was een nieuw ge zichtspunt! Waarom zoo'n gevaarlijk ondier te vangen, op gevaar af het te laten ontsnappen en weer gevaar te laten opleveren? Beter afmaken, vond meneer Bolenbos, en hij knikte toe stemmend. De chef-brandwacht nam zijn portefeuille uit zijn zak en gaf die aan een van de anderen. „Geef dat aan mijn vrouw," zei hij, „als het dier rnjj soms doodt Daar zitten mijn sleutels, mijn testament, mijn loterijbriefjes en nog wat kleingeld in!" Ontroerd nam de ander het aan.... Toen nam de chef een grooten steen en trad behoed zaam nader. Door de toeschouwers ging een gemompel van bewondering! „Heidaar!" klonk opeens een knor rige stem, „wat voeren jullie hier uit? Hebben jullie soms niet een paling gezien, die ik hier verloren heb? Zoo'n dikke. Duizend bommen en granaten, daar had ik me juist zoo'n kanjer ge vangen en nu is me dat dier ontglipt! En d'r zitten er niet zoo veel in het slootje van Harmsen. het was een echt buitenkansje." De brandwachten draaiden zich om. Stomme verwondering. „Een paling?" krijschte Bollenbos uit zijn venster. „Man, ben je gek, het is de gevaarlijk ste slang, die er in heel het Braziliaan- sche oerwoud leeft! Hier zit 'ie!" Hengel, want die was het, deed een paar pas nader. De chef-brandwacht ging opzij, in bewondering voor zoo veel moed. In den tuin van Bollenbos raapte Hengel tot ieders ontzetting de „slang op, lachte smakelijk, stopte het dier in zijn zak, nam zijn 'hoed af, stak tevreden zijn pijpje op en... wandelde weg, in de richting van het kasteel. De baron zou dien avond nog smullen! Dat deze geschiedenis nog langen tijd eel hilariteit in het dorp veroor zaakte, behoeft niet gezegd te worden! De reputatie van meneer Bollenbos werd er niet beter op, want voortaan als hij het over slangen had, zei men steeds: „Je bedoelt zeker palingen!" En dan schoot iedereen in den lach. (Nadruk verboden.) MIMI-POES. Meneer Kwast wordt gevraagd hoe men zijn naam schrijft. Wel, zegt deze: „Met de k van cacao, met öe w van vanille, met de a van entrée, met de f van vroolijken, met de t van van Nelle. (Ingezonden door Jan Avenarius). Deze teekening laat jullie de booze wolf zien, die in bed ligt, nadat hij grootmoeder heeft opgeslokt. Maar toch vergis je jehet is namelijk lekker de wolf niet.... het is Herta, onze wolfshond en Roodkapje en haar grootmoeder hebben zich in de kamer verstopt. Zien jullie ze misschien? Waarom huil je? Mijn vader heeft me een klaD gegeven! Nu, dat zal toch W©1 niet zoo erg zijn? Wat? Mijn vader is paukenist in de Opera'.!! Hierboven vinden jullie de oplossing van de mimi-poes van de vorige week. Vandaag hebben jullie zeker wel een oogen blikje tijd om een alleraardigst stuk speelgoed zelf 'te knutselen, is 't niet? In de eerste plaats hebben wij daar voor noodig een mooi plankje van enkele millimeters dikte, een goed gaaf stukje hout van een sigarenkistje bijvoorbeeld. Volgens figuur 2 snijden wij twee geheel gelijke timmerlieden uit met de figuurzaag. De teekening is zoo eenvoudig, dat dat heelemaal niet moeilijk is. Uit een tweede plankje van ongeveer een centimeter dikte snijden wij de zaagbok (B) uit. Vergeet vooral niet de inkeeping bovenaan, waarop de doGr te zagen „boomstam" komt te liggen. Deze boomstam is een stukje van een dikken tak (C). Dicht bil het einde, bii D geven ,wij er een flinke inkeeping in, waarin zich later de zaag E heen en weer zal moeten bewegen. Deze zaag tnaken wij uit een oud conserve- blikje, dat wij met een oude scijaar verknippen, en daarna met een hamer plat slaan. Boor nu de gaten F en G in de timmerlieden en in de zaagein- den. Dat de zaag even lang moet zijn als de afstand' van de heide timmerlie den, volgt uit de -teekening! Bevestig nu de timmerlieden, de zaag en de boomstam op B. Een stukje ijzerdraad. aan het einde omgebogen, is een prach tig scharnier! Plak nu aan een van de beide timmerlieden (liefst met hout- lijm) een tong van karton of hout, en men kan door deze heen en weer te bewegen (zie de stippellijn H) de beide timmerlieden tot in het oneindige laten zagen. Het is nog leuker als het ge heel aardig beschilderd wordt. Inpiaats van een boomstam, kun je natuurlijk ook een beschilderde kurk nemén. Met een spijker of anders met houtUJtn bevestig je die op B. Probeer het maar eens! Heeft moeder nog wat garenresten in haar werkmandje? Hoe kleuriger, hoe beter! Des te aardiger wordt het werk! Als ondergrond voor het „bor duurwerk" nemen we een stof, die niet te hard of te zacht is! Wii kunnen het patroon met calqueerpapier doordruk- T ken en kunnen nu uitmaken welke hlcemen men aardige kleurtjes zal geven en welke die kleuren zullen zijn, met het oog op de beschikbare zijde-resten. De meeldraden moeten natuurlijk geel gemaakt worden en zijn heel gewone, ronde knopjes. Als een borduursel voor de poppenwagen bestemd is, moeten wij het geheele kleedje omranden met een gekleurden rand en op ie deren hoek dit patroon aanbrengen, of alleen in het midden. Dat geeft de tweede figuur aan. Wil len wij een grooter kleed maken, dan moeten wij goed erop passen, dat het patroon dan overal netjes precies in het midden zit en dat wij waschecht garen gebruiken. Want misschien kunnen wij het kleedje aan moeder op hear verjaardag cadeau geven en on- practische dingen, die dus niet gewas- schen kunnen worden, kan zü niet ge bruiken. Een wonderkind. Dmrglas Mathews, een Ainerikaan- sche jongen, die nu in Tampa (Fla.) woont, is reeds van zijn vierde jaar af op school, is thans pas zestien gewor den en heeft 12 verschillende scholen in 10 verschillende steden bezocht; desondanks is hij geregeld bevorderd en behoort tot de beste leerlingen. Een bewonderenswaardig aanpassings vermogen! De ieeraar laat de kinderen zelfstan dige naamwoorden, die met een V be ginnen. bedenken. Als Fritsjc niet snel genoeg iets kan vinden, vraagt hij, te hulp komend: „Wel, hoe heet datgene, waarin zooveel bier gaat?" En het antwoord is: „Varkemansi, de conciërge, meneer!" Leeraar, die de kinderen de wei.ung en dien vorm van een mes heeft ver klaard: „Nu, kindereu, wat is dus het voornaamste deel van het mes?" Dood- sc'he stilte! „Kom Karei, weik deel van het mes gebruikt je vaaer het meest?" Karei: „De kurkentrekker, menc""!" Een eigenaardig gebouw. Toen het houten schoolgebouw te Harmonu (N. J.) gereed was gekomen ontstond er onder de gemeenteraads leden grooten strijd of het gebouw rood dan wel wit geverfd zou worden! Zij kwamen tenslotte overeen (1846) dat het als een schaakbord met wUttf en roode blokken geschilderd zou wor den. Dit is gebeurd; nog steeds staat het gebouw en wordt iedere twee jaar opnieuw overgeschilderd. Het is een der bezienswaardigheden van die streek. (Nadruk verbodenl. Oplossingen der vorige raadsel, I II j Statendam Wimpie. toonbank aikmaar turkije ellie noot dik ar m -Goede oplossingen ontvangen van: H. A.; D. J. en C. B.; M. B.; G. en J. B.; A. M. en A. B.; I. B.; G. B.; C. B.; J. B.; G. D.; C. D.; J. D.; G. F.; N. G.; N. v. d. H.; A. J.; M. J.; A. en J. K.; J. en K. K„ (Texel); N. K.; T. K.; J. K.; C. L.; D. en S. L.; A. v. L.; H. L.; G. L.; G. M.; J. en M. O.; A. v. S.; T. S.; D. T.; M. en A. T.; S. T.; H. V.; J. W.; A. W.; T. W. Nagekomen goede oplossingen: N. C.; A. v. d. B.; M. S.; J. en A. R., (Texel); J. V.; B. B. Nieuwe raadsel. Mijn geheel is een plaatsje in N.H. 12, 2, 11, 1 is een meisjesnaam. 3, 6, 7. 10 is niet wijd. 5, 1, 4, 8 vindt men bij den timmerman. 5, 6, 7. 10 is een vogel. 10, 12, 1, 8 is een rivier. 8, 9, 7, 10 is een jongensnaam. (Ingez. door M. v. d. B.) II Welk spreekwoord staat hier? «e. e s a a .e k. (Ingez. door KI. J. St.) 85. Op hun teentjes slopen de kikkers en Tuimeltje het paleis door tot ze gekomen waren aan een hokje, waar een groote doos met zeep stond. „Laten we glij den," stelde Tuimeltje voor, „we binden ieder een stuk zeep onder onze schoenen en dan zul je eens zien, hoe heerlijk we vooruit schieten." Nou dat was gezellig, vonden ze allemaal en ze gingen maar meteen zitten en bonden elk een stuk zeep onder hun schoenen. 86. Netjes gingen ze achter elkaar staan. Kikker Ka- rel en Tuimeltje kwamen heelemaal achteraan. Tui meltje commandeerde: „Eén, twee, tjoep", en daar gin gen ze hoor. Ze reden hoe langer hoe harder en schreeuwden het uit van plezier. Een der kikkers wilde met alle geweld naar boven en zoo gingen ze dan naar de eerste verdieping.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 23