Het gecompliceerde probleem. gemonteerd, opdat men tijdens een eventueele vlucht rustig door zou kun nen filmen. „n De hoofdpersoon naderde meel eu meer den beer, die in het lekken van zijn wonden verdiept, den man m nei eerst niet bemerkte. 1 oen de man vie meter van hein verwijderd was, riem te de beer zich in zijn volle lengte op en waggelde den man brommend tege moet. Het eerste oogenblik wilde deze onmiddellijk op de vlucht slaan, doch de roep van den regisseur „Jiersi schieten!" nagelde hem aan den grond vast De man had een behoorlijke dosis moed. Twee vuurstralen sprongen uit den mond van zijn wapen en beide schoten schenen getroffen te hebben want het dier waggelde tweemaal ais- of het een schok had gekregen. Toen ving de jacht aan! Het dier waggelde naar Johnny Goodwise die zich gereed maakte voor de vlucht. Hij plantte de skistokken in de sneeuw, doch gleed uit en viel. Onmiddellijk krabbelde hij overeind, doch nauwe lijks was hij op de knieën of de beer was reeds bij hem. Twee schoten van Cornick en mij, die gelijk klonken ais- of het één schot was, kraakten en zwaar voorovertuimelend, begroef het reusachtige dier den hoofdpersoon onder zich. Om hem heen kleurde de sneeuw zich plotseling rood. Johnny Goodwise, die niet wist dat de beer reeds dood was, trachtte zich met den doodsangst in zijn gelaat te bevrijden. De cameraman draaide kalm door en verfilmde zoodoende een scène, die onmiddellijk uit het leven was gegre pen. Toen de man bevrijd was, stroom den hem de tranen van ontroering langs de wangen en hij viel ons uit dankbaarheid om den hals. De twee kleine beren, die denkelijk twee maanden oud waren, en jan kend hun moeder besnuffelden, wer den buitgemaakt. De ontmoeting met drie tls- beren. Den volgenden dag trokken wij ver derop en het scheen wel alsof deze onderneming door een bijzonder geluk werd begunstigd, want nauwelijks wa ren wij onderweg of de honden waren niet te houden. Plotseling wees ons een Eskimo naar de plaats waar de eindelooze sneeuwvlakte zich in de verte schijnbaar bewoog. Wij reden naderbij en reeds spoedig hadden wij door middel van onze kijkers zeker heid. Drie waarschijnlijk nog jonge ijsberen stoeiden zorgeloos met elkaar. Er werd halt gehouden en met den regisseur beraadslaagd. De volgende scène, die gedraaid zou worden, moest een algemeene jacht voorstellen. De regisseur ontwierp het plan. De hoofd persoon Johnny Goodwise moest met begeleiding van nog enkele anderen en de Eskimo's de dieren omsingelen en een grootsche jacht ensceneeren. Getracht zou worden de dieren niet te dooden, daar men op het critieke moment met de hondensleden hoopte te kunnen vluchten. Ik sprak mijn goedkeuring over dit plan uit en stel de mij aan het hoofd van de jacht-ex- peditie. De projectie- en belichtings toestellen werden weer gereed ge maakt en nadat wij alle overtollige bagage achter hadden gelaten, trok ken wij met de sleden naar de plaats waar de ijsberen huisden. Zoo ver wij konden, drongen wij op en verdeelden ons daarna in drie ploegen dit tot den aanval over zouden gaan; bij elk der drie ploegen bevond zich op zijn minst een scherpschutter. De cameraman en de regisseur reden langzaam op met hun toestellen. Nadat wij de twee andere ploegen ae gelegenheid hadden gegeven om de beren te omcirkelen, gaf ik een scherp fluitsignaal, hetgeen tegelijkertijd een teeken was voor den regisseur en de aanvallende ploegen. Van verschillende zijden stoven wij de vlakte op en de beren waren zoo verrast, dat zij beduusd bleven zitten. Hierdoor hadden wij de gelegenheid om dicht in de nabijheid te komen en uit onze geweren looze schoten te los sen, die de jonge dieren angstig op elkaar deden kruipen. Het liep wonderbaarlijk van een leien dakje en toen ik naar den regis seur keek, bemerkte ik dat^ hij zich in de handen wreef van plezier. Op die manier kreeg hij prachtig materiaal bijeen. Plotseling hoorde ik een dof ge grom, ik draaide mij bliksemsnel om en bespeurde op korten afstand twee reuzen beren die met opengesperde muilen op ons toewaggelden. „Ver spreiden," schreeuwde ik, en daar al len gelukkig spoedig het gevaar reali seerden stoven zij als zandkorrels in den wind uiteen. Ik schaarde mij on middellijk aan de zjjde van den cow boy, die reeds zijn geweer aan den wang had gebracht. „Niet schieten!" snauwde ik hem toe. Hij keek mij verbaasd aan. „Niet onnoodig bloedvergieten," ver volgde ik, „afwachten of het noodig is. Kom mee!" „Zooals je wilt," zei de cowboy schouderophalend en volgde mij op de hielen. Een overhaaste vlucht. Het werd een overhaaste vlucht naar de plaats waar de sleden stonden. De beren hadden zich gelukkig eerst naar hun gangen begeven en begonnen ons toen eerst te achtervolgen. Ik sprong met den cowboy samen op de slee van den regisseur, die kalm zijn pijp rookend het bevel gaf om door te blijven filmen. „Wij moeten de achterhoede vor men," zei ik en drukte tegelijkertijd af om de beren in onze richting te lok ken, hetgeen ons ook gelukte. De twee logge dieren zetten koers naar onze slee. De regisseur gaf nog steeds geen bevel om er vandoor te gaan, hij boog zich kalm tot den cameraman en zei: „Close-up, wanneer je kunt." Onmiddellijk greep ik in en maakte hen erop attent dat wij binnen vijf seconden tot geweld over zouden gaan, en het was noodig. De regisseur knikte en telde: „Een tweedrie. Ja!" De Eskimo joeg de zweep over de honden, die bevend en jankend in het tuig heen en weer hadden gesprongen en joegen nu als een pijl uit een boog voort. „Niet zoo hard gebood de regisseur en met bovenmenschelijke inspanning wisten de Eskimo's de honden in te toornen. De beren kwamen nu weer wat dich terbij en zagen er angstaanjagend uit met hun bloedroode muilen, waaruit het speeksel droop. Toen de beren op ons wonnen, advi seerde ik den regisseur: „Sneller!" Hij schudde kalm van neen. Ik protesteerde kort maar krachtig. „Het wordt gevaarlijk". De regisseur schudde van neen, doch ik wist uit eigen ervaring, dat het tot de onmogelijkheden behoorde om een beer, die binnen een bepaalden afstand was genaderd, nog te ontvluchten. Daarom sprong ik van mjjn plaats naast den menner, ontrukte hem de leidsels en liet de zweep boven de hon den knallen. „Wat doe je?" schreeuwde de regis seur, die mij bij de schouders greep en mij de leidsels trachtte te ontfutselen. Ik antwoordde kalm: „Ons in veiligheid brengen". „Onzin", raasde de regisseur, „wan neer ze ons te na komen, dan maak je ze onschadelijk, begrijp je?" Hier kwamen onze gevoelens in bot sing, zijn liefde voor de kunst met mijn liefde voor de dieren. Hij raasde en rukte. Desniettegenstaande reed ik door en dit leidde tot een breuk. Toen wij in het kamp arriveerden, waren onze reisgezellen daar reeds aan wezig. Allen waren nog sterk onder den indruk van het gevaar, dat zij ter nauwernood waren ontsnapt. Onmid dellijk nadat ik de honden had inge houden, tikte de regisseur mij op den schouder als teeken dat ik hem moest volgen. In zijn hut ijsbeerde hij enkele momenten met de handen op den rug heen en weer, bleef toen plotseling voor mij staan en zei: „Waarom heb je niet aan mijn bevel gehoorzaamd?" „Omdat het niet mogelijk was". „Alles is mogelijk voor ons, begrijp je? We zijn hier niet voor ons plezier, maar wij maken een film waarmee we den geheelen wereld moeten overrom pelen". „Wanneer we het nog een minuut langer hadden doorgezet, waren we voor de beren geweest". „Onnoodig, dan had je ze neerge- 1&S?d" „Dat was niet noodzakelijk, ik dood uit principe alleen dieren, in een ge val van zelfverdediging". „Dat gaat mij niet aan!" „Mij wel!" „Je schaart je onder mijn bevel, ja of neen?" „In zooverre..." „Neen", schreeuwde de regisseur, „alles of niets". „Dan niets'. Pas had ik dit gezegd of de tent werd opengerukt en de cameraman stormde binnen: „Ze gaan in staking!" schreeuwde hij vertwijfeld. „Wie?" brulde de regisseur. „De acteurs, allemaal!" De regisseur uitte een vloek en holde zijn hut uit. Ik volgde hem nieuwsgie rig. In de groote tent hadden allen^ zich mokkend in een kring gezet en luister den onwillig naar den regisseur, die dreigde iederen deserteur een kogel als souvenir mee te zullen geven. Een zware stilte viel na deze woorden, toen stond Johnny Goodwise, de hoofdper soon, kalm op en zei: „Ik vertik het langer Packey. Je kunt of je scenario veranderen, of „Je komt hier niet vandaan!" Weer viel een stilte in, toen baande Johnny zich een weg door de omzit- tenden en stelde zich vlak voor den regisseur op. „Wat bedoel je Packey?' „Dat weet je!" zei de ander met een staalharde stem. „Ik weet niets", antwoordde Johnny. „Twintig duizend dollar, en nu zwij gen", besloot de regisseur. „Neen, geen dollar meer, ik vertrek en ik verbreek mijn contract". Instinctief voelde ik, dat na deze echte glasvensters; het zijn de eenige glasvensters in dit land. Ken je het huis?" „Of ik het ken?" zegt de ander aan genaam verrast. „Dan ben jij Don Car- lito met de glasvensters!" „Ja, ik ben Don Carlito", zeg ik vol trots. „Ik vertel je namelijk van die glasvensters, omdat ik die blonde daar aan de bar mij zoo buitengewoon goed bevalt. Groot, slank... ik heb haar nog nooit hier gezien. Maar ik was maandenlang boven; direct toen ik hier binnenkwam, viel het meisje mij al op. En ik ben er zeker van, dat ze mij ook heeft gezien. Ik zal haar vra gen, of zij een glas wijn met mij wil drinken. Daar boven bij den spoorweg aanleg drinkt men altijd alleen. Ik zal haar vragen, of zij met my wil trou wen. Men is daar boven in den winter steeds allen. Men stookt de kachel met droge cactusstammen, maar het vuur verwarmt niet erg en duurt niet lang, want cactusstammen branden spoedig hnjJt ïr I"eis-le vragen, of zij een hnii? 1 °,.-fen Souden polsarm- ,u,weiljks??deau wil hebben", drés klopte mij op den schouder en zeide: „Een koraalketting had zij bijzonder graag gehad. Ik weet dat heel goed. Zij is namelijk mijn ver loofde. In drie weken ben ik met haar getrouwd en jij zult mijn meest ge waardeerde gast zijn, broeder! Daar achter, in Las Cuevas woon ik, en iedereen kan je daar vertellen, waar het huis van Andrés Ramirez is". Ik schudde hem heftig de hand. „Je neemt mij toch mijn domme toespraak niet kwalijk? Als men met een net mensch een vroolijken dag doormaakt en een glas wijn drinkt, stijgt de alco hol veel spoediger naar het hoofd Ik wensch je veel geluk, kameraad. Vandaag is het Pinksteren. Waarom zal ik mij niet in jouw geluk verheu gen? Men is te veel alleen daarboven, dat is alles! In de étalage van den ju welier van Salta, Valle Independencia, is een schitterende koraalketting uitge stald. Die breng ik voor je bruid mee, als je gaat trouwen!" „Kom, ik zal je aan haar voorstellen. Zij zal verheugd zijn, mijn vriend te leeren kennen", zegt Andrés. „Neen, neem mij niet kwalijk. Ik moet nu op weg. Drie weken vanaf van daag. Zou ik zonder halt te houden vanavond nog in Salta kunnen zijn?" „Salta zal wel niet meer gaan. Maar tot Rosario zeker wel!" „Ik zou graag vandaag nog in Salta zijn. Het is een schitterend mooie hals ketting". Mijn vriend drukte mij hartelijk de hand tot afscheid en zeide: „Moge het je steeds naar wensch gaan. Maar de ketting krijg je vandaag niet meer. Het is immers fiesta?!" „Vertel aan je verloofde, wat ik daar straks zeide. Het is de waarachtige waarheid! Kom wij drinken nog één glas dan ga ik op weg. En tot weer ziens bij de bruiloft!" In den nacht stond een ruiter voor de étalage van een juwelier in Salta, Calle Independencia. Het paard valt bijna om van vermoeidheid. Bij iederen tweeden pas struikelt het dier. En de ruiter zegt: „De koraalketting is mooi. Het is Pinksteren en de len telucht vervult ons met liefde. Wij zijn vroolijk gestemd. Een koraalketting heel mooi maar den armband had ik haar toch liever gegeven (Nadruk verboden). KLEINE VREUGDEN. Bloesem. In den tuin waarop wij uitzien staat een abrikozenboom in bloei, vol fijne teer-witte bloesems. Een genot om naar te kijken. Die boom maakt den grooten, verwaarloosden tuin tot iets moois. Binnenkort zullen de appel- boomen, die tegen de andere schutting staan, ook bloeien met een warm, rose bloemenplacht. De heele natuur ademt nieuw leven, teergroene jonge_ blaadjes komen schuchter te voorschijn in de nog kille atmosfeer. De kale boomen, die al de lange wintermaanden door dood geschenen hebben, krijgen weer bladeren en bloemen. De trekvogels beginnen terug te komen. Hun gekwet ter is weer te hooren; misschien be spreken ze de geschikste plaats om een nestje te bouwen. Binnenkort zal het laatste restje kilte verjaagd worden, en zullen wij ineens verrast worden met een zomerschen dag. De goede dingen in het leven komen dikwijls onver wachts; eigenlijk meestal juist wanneer we erg neerslachtig en moedeloos zijn en ons voorbehouden, dat niets nu eens meeloopt, dan komt er ineens een dag van louter vreugde, een dag, die ons huiverend zieleleven in het zonnetje zet, en alles licht en blii maakt. Want het zieleleven heeft veel overeenkomst met de natuur; ook het zieleleven maakt „wintermaanden" mee, periodes waarin alles dor en doodsch is. Dan kunnen wij geen enkele bloesem, geen enkel bladknopje zelfs vinden. Een ijzioe Noordenwind verkilt ons hart, dat ril lend uitziet naar een beetje koestering, naar wat warmte. En dan komt er op een goeden dag een zonnestraal, een warme vreugde bode, die middenin ons huiverend in nerlijk schijnt. En ons verkleumde hart wendt zich er gretig naar toe als een bloem naar de zon en opent zich wijd voor de koesterende warmte. We kun nen weer vreugde voelen en gelukkig ziin, en dan kunnen wij ook weer oe- ven van onzen innerlijken rijkdom. Want een menschenhart heeft even goed zon noodig als een bloem. Zoomin als een knop kan open bloeien zonder licht en warmte, evenmin kan het hart meeleven met anderen en warmte voor hen' uitstralen als de levenszon ont breekt. Men kan het meeste geven als men gelukkig is! Dr. JOS. DE COCK. woorden de catastrophe zou komen, doch voordat er iets gebeurde, werd de tent opengerukt en de cameraman hol de schreeuwend binnen: „De beren, de beren!!!" Een paniekstemming ontstond. „Stilte, allen hier blijven!" schreeuw de ik en sprong toe om de vluchtenden tegen te houden. Helaas was ik te laat om den regis seur tegen te houden. Hij was naar buiten gerend en ik hoorde zijn stem schrille bevelen schreeuwen. Ik sprong hem na, juist op tijd om hemonder de witte massa te zien verdwijnen. Bliksemsnel legde ik aan, twee schoten knalden en de twee beren tuimelden op den grond. De cowboy had gelijk met mij geschoten. Wij wil den den beer opzij sjorren. Toen wij den cameraman hoorden schreeuwen: „Eén moment!' Ik hield beduusd op. Hij holde naar binnen, haalde zijn handcamera en be gon te filmen. Het lijk met den gekloof- den schedel van den regisseur werd op den band van celluloid vereeuwigd. Zelfs na zijn dood nog in dienst van het beroep Na dit ongeval liep alles in het hon derd. Na een verblijf van nog geen week aanvaardden wij reeds den terug tocht Vorm van ieder der naast elkaar staande woorden één enkel woord. De beginletters van deze verkregen' zes woorden van boven naar beneden ge- lezen, vormen den naam van een be roemden wijsgeer en rechter. DIER HOEST LEVER ARES KOEL BES VETO ROOM STELEN NOEMEN KOKEN TOREN Oplossing: Stoerheid, Arreslede, Lesboek, Overtoom, Molensteenen, Okkernoten. SALOMO.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 12