S. UkHISSEI I Zi.
TOBRALCO
Een avontuur in het land
der Pharao's.
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Buiteniandsch overzicht.
Beperking der werkloosheid door
verkorting van den arbeidsduur.
KONUN'S CERVELAATWORST
Nr. 7119. EERSTE BLAD
DINSDAG 17 MEI 1932
60ste JAARGANG
Dreigende kabinetscrisis in België. - Wilt ge dan
oorlog? - De bijeenkomst van de kleine Entente.
Wif Breien!!! en repareeren alle
soorten wollen kleeding, kousen en sokken (ook
de allerfijnste). Vraagt onze eigengebreide ijzer-
sterke Sportkousen. JAAP SNOR, Zuidslraat 19
China en Japan.
Schrikbarende toename van het aantal werkloozen.
De toestand van het bedrijfsleven in ons land.
in 50 dessins,
kleur-eoht, - wasoh-echt,
LLEN
FEUILLETON
10)
COURANT
Abonnement per 3 maanden by vooruitbet.: Melderscho Courant f 1.60; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65 finnen-
land f 2.—, Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0.70, f 0. <0,
f i._. Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1.35. Losse nos. 4 ct.fr. p.p. 6 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. O. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ju.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 60 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIEN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct.
In België is weer een dreinende kabi
netscrisis. Minister-president Renkin
heeft Zaterdag met verscheidene politieke
leiders over den toestand geconfereerd,
maar nog geen besluit genomen, wat be
treft het lot van de huidige regeering. In
goed ingelichte kringen verzekert men,
dat de vier Vlaamsche ministers hun por
tefeuille ter beschikking van den premier
hebben gesteld, wat deze echter niet zou
hebben aanvaard, daar dit den val van het
heele kabinet tot gevolg zou hebben. Ren-
hoopt nog steeds aan het bewind te kun
nen blijven. Hij zou echter in principe
bereid zijn zich van vier ministers, twee
liberalen en twee Vlaamsche katholieken
te ontdoen, om hen door sterkere persoon
lijkheden te vervangen. Waarschijnlijk zal
Dinsdagmiddag de beslissing vallen.
Wilt ge dan oorlog? Het is wel een
zeer merkwaardige verklaring schrijft
het „Hbl." welke Churchill Vrijdag in
het Lagerhuis bij het debat over de ontwa-
peningsquaestie in verband met de be
sprekingen te Genève heeft afgelegd. Hij
verzekerde n.1., dat hü het zou betreuren,
indien Frankrijk en Duitsehland wat hun
bewapening betreft, op eenigerlei wijze j
op voet van gelijkheid zouden worden ge- 1
steld. En tot hen, die juist hiernaar stre
ven, stelde hij de vraag: „Wilt gij dan
oorlog?"
Van een gelijkheid verwacht de heer
Churchill dus oorlog. Deze mogelijkheid j
is natuurlijk niet uitgesloten. Maar wordt j
de mogelijkheid van oorlog niet veeleer j
tot ambsoiute zekerheid, juist indien de j
toestand van ongelijkheid op den duur
wordt gehandhaafd? Het is toch immers
niet aan te nemen, dat een groot volk
generaties lang in de boeien zou kunnen
worden gehouden en zich op den duur
zou neerleggen bii een geweidpolitiek,
welke het in blijvende inferieure positie
zou dwingen. Veeleer zou te verwachten
zijn, dat dit volk zich elders den noodigen
steun zou zien te verschaffen om in een
geweldige krachtsinspanning zich met ge
weld van het juk te bevrijden, en dan zou
men den oorlog juist hebben, welken
Churchill denkt te kunnen voorkomen
door handhaving van de huidige grond
slagen van den Europeesehen vrede.
De door Churchill aanbevolen methode
van voortdurende handhaving van de ge-
weld-politiek om den overwonnene onder
de knie te houden, lijkt al de minst ge
schikte weg. Het vergrooten van het wan
trouwen, zooals kon voortvloeien uit de
interpretatie van Stresemann's woorden
inzake de Elzas-Lotharingsche quaestie
in verband met het verdrag van Locarno
al evenmin.
Met een doelbewust streven om de oor
logspsychose te overwinnen en recht te
stellen in de plaats van macht, zal men
ongetwijfeld verder komen.
In aller belang, dat allerminst gediend
is bij verscherping der verhoudingen.
De bijeenkomst van de kleine Entente.
In verband met het Pinksterfeest hebben
de ministers van de kleine Entente Zater
dag al een uiteenzetting voor de pers ge
geven, ofschoon de conferentie pas Zon
dag zou at'loopen.
Marinkowitsj vergeleek de Kleine En
tente met een goed huwelijk uit liefde,
waarop de ouders hun zegen hadden ge
geven. Men leerde elkaar in den loop dei-
jaren steeds beter begrijpen en tenslotte
zi,jn daardoor reeds halve woorden vol
doende. Ook gaan de partners, naar men
zegt, steeds meer op elkaar lijken. Ten
slotte kent de een de belangen van den
ander als de zijne en houdt er rekening
mede als waren het zijn eigen.
Benesj optimisme was niet voldoende,
dat men niet door zijn woorden heen voel
de, dat hij er aan twijfelde of de inter
nationale conferenties in staat zullen zijn
de hangende ernstige internationale
vraagstukken tot een bevredigende oplos
sing te brengen en dat hij in het hechter
aaneensluiten der Kleine Eutente-staten
een laatste middel ziet om een debacle te
voorkomen. Hij formuleerde dit reeds gis
teren bij een toast: „Het heil van onze
drie landen is bovenal in hun solidariteit
gelegen. Wij zijn van elkaar zeker en er
vooral van overtuigd, dat het samengaan
van onze drie landen gemakkelijker over
de nooden van het heden zal zegevieren".
Thans verklaarde hij nog, dat de kracht
der drie in het feit was gelegen, dat zij
elkaar bij onderlinge verschillende struc
tuur volkomen aanvullen.
Op de conferentie is een gedragslijn
voor de drie staten naar alle richtingen
uitgestippeld, waarbij rekening is gehou
den met alle wegen, die de ontwikkeling
van de internationale vraagstukken zou
kunnen inslaan. De Kleine Entente wil
alle plannen voor oeconomische samen
werking welwillend in overweging nemen,
doch wanneer er geen doeltreffende mid
delen gevonden worden om uit de moei
lijkheden te komen, moeten de landen dei-
Kleine Entente op den ingeslagen weg
voortgaan en zich nog nauwer aaneen
sluiten, overtuigd, dat hun eigen kracht
ook bestand is tegen een algemeene crisis.
Ten aanzien van Lausanne en de con
ferentie van herstel heeft men zich niet
aan een bepaald standpunt pogen te bin
den, daar men zich ook naar anderen zal
hebben te richten.
Ghika betoogde, dat de Kleine Entente
er trots op kan zijn een groote mogend
heid te zijn geworden, aan wier stem aan
dacht wordt geschonken. De Kleine En
tente is een geloofsbelijdenis, die de aan
gesloten landen met kracht en overtui
ging verder zullen dragen.
(Let op den gelen winkel)
P.S. Voor Texel: Wed. BUIJSMAN, Den Burg.
Successen van anti-Mantsjoe-
troepen.
Uit Moekden wordt gemeld, dat volgens
berichten in Chineesche bladen de troepen
die tegen de strijdkrachten van de
Mantsjoe-regeering in het veld zijn,
verscheiden detachementen van den
Mantsjoe-generaal, Joe Tsitsjang op de
vlucht hebben gejaagd. Het geheele
district Loehe is door hen bezet.
Ongeveer 10.000 anti-Mantsjoe-troepen
zijn geconcentreerd in de districten
Bodoen en Tsjangling, hetgeen beteekent,
dat het geheele westelijke gedeelte van
de provincie Kirin in strijd is met den
Mantsjoe-staat.
Afdeelingen van de «Groote Zwaarden«
hebben het district Tsian (ten Oosten van
Moekden) geheel bezet. Opstandelingen
hebben de daar ingerichte Japansche
politiepost verwoest en de gevangenen
in vrijheid gesteld.
De vrije stad Sjanghai?
Naaf het Japansche blad «Nitsjinitsji*
meldt, zal Japan er naar streven, dat
Sjanghai tot een vrije, internationale stad
wordt veranderd, waar geen militairen
zullen mogen zijn. Het Japansche depar
tement van buitenlandsche zaken heeft
echter geweigerd, nopens dit bericht zijn
houding ie bepalen.
NAAR GOEDKOOPE SIGAREN
E venals de alom bekende 3 ets. Philosoof
sigaartjes, brengen wij nu een 5 ets. sigaar
in den handel welke werkelijk ééniglekker
i s, en gedekt is met lichtvale Sumatra tab ak.
Wij raden U werkelijk aan, hier eens een
proef mee te willen nemen.
Bij allesigarenwinkeliershier ter plaatse
verkrijgbaar.
Voor Engros H. W. J. VAN HEUVEL,
(adv.) Oostslootstraat 97—99.
door
MEYER Azn.
Directeur van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financieele
Adviezen der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten.
II.
Hoe staat het nu met de voornaamste
onderdeelen van ons bedrijfsleven?
De Koopvaardij.
Sedert 1921 lijdt de geheele wereldvloot
aan de gevolgen van de wanverhouding
tusschen scheepsruimte en hoeveelheid
lading en passagiers. Die wanverhouding
is voornamelijk te wijten aan de vertra
ging in de ontwikkeling van het verkeer
door allerlei belemmeringen van protec-
tionistischen en politischen aard. De ver
ergering van den toestand sedert 1929
heeft rampzalige gevolgen. Menige ree-
derij heeft haar bestaansmogelijkheid
reeds totaal verloren. Van onze vloot was
eind December 1931 opgelegd 33.8
het meest van de algemeene vrachtvaart,
n.1. 72.2 doch ook reeds 29 van de
groote lijnreederijen en 43.3 van de ge
mengde reederijen. En wat nog vaart, dekt
zijn kosten nauwelijks of niet, vooral
sedert den val van het Pond en de kro
nen.
Pijnlijk is het om te zien, aldus de
Directeur-Generaal, dat, door den nood
gedwongen, Nederlandsche schepen ver
kocht worden aan het buitenland en dan
onder vreemde vlag, met veel lager exploi
tatiekosten onze scheepvaart beconcurree-
ren.
Bij de oorzaken van dien noodlottigen
achteruitgang bekleedt de algemeene de
pressie in het bedrijfsleven in Neder-
landsch-Oost-Indië een belangrijke plaats.
Het havenbedrijf.
Nauw verbonden met de zeevaart is
het havenbedrijf. De langdurige slapte in
het havenbedrijf neemt gestadig toe. In
Rotterdam verminderde het aantal take
(halve dagen) der losse arbeiders sedert
1929 van ruim 2 millioen op IJ millioen in
1930 en D/4 millioen in 1931. In Amster-
van ruim 1 millioen in 1922 tot J millioen
in 1931.
Binnenvaart.
Zoowel in de Rijnvaart als in de vaart
op onze binnenwateren liggen honderden
schepen maandenlang zonder emplooi.
Overal, vooral in het Noorden, liggen de
havens vol met werklooze schepen. Die
rampzalige toestand is niet alleen aan de
crisis toe te schrijven, doch ook een ge
volg van de voor velerlei vervoer beter ge
schikte vrachtauto. Dit bedrijf zal dus na
een eventueel economisch herstel zijn oude
plaats niet meer kunnen innemen, al bie
den de in aanleg zijnde kanalen eenig
nieuw gebied.
Spoor- en tramwegen.
De exploitatie der spoor- en tramwegen
lijdt ook in hevige mate door de vervoers-
vermindering. Het gebruik van den motor
wagen doet daarbij nog zijn nadeeligen
invloed gelden.
Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie
en Telefonie.
In de eerste 2 maanden van dit jaar
zijn de ontvangsten ruim 5 ton beneden
de raming gebleven.
Noordzeevisscherij.
De waarde der aangevoerde visch was
in 1931 zeven millioen gulden minder dan
in 1930, in hoofdzaak een gevolg van de
lage prijzen in het verder verarmende
Duitsehland en van den val van het Pond
en de Noorsche Kroon.
Steenkolenmijnen.
In de snelle ontwikkeling van de mijn
industrie kwam vertraging door de contin-
genteeringsmaatregelen in de exportlan
den. Goedkoope Ëngelsche kolen en af
nemend verbruik werken samen om den
afzet te verminderen en den prijs te ver
lagen. Groote bedrijfsverliezen worden
onvermijdelijk geacht.
Veenderijen hebben In 1931 nauwelijks
op halve productie gewerkt en kunnen
thans bijna geen afzet meer vinden.
Bouwbedrijven. In de grootste organi
saties bedroeg de werkloosheid in Decem
ber ongeveer 35 voor de schilders
45 Sedert dien steeg dit nog. Verge
leken met een jaar tevoren steeg het per
centage met pl.m. 10 Nu het woning
tekort is ingehaald, is onafhankelijk van de
crisis een aanmerkelijke teruggang in de
komende jaren te wachten. Een groote
vermindering is merkbaar in den bouw
van fabrieken, groote kantoorgebouwen,
bioscopen en villa's. Ook moeten sommige
In Crisistijd Is kwaliteit goedkooper
gemeenten den bouw van groote openbare
gebouwen uitstellen.
Hoewel de toestand lang niet zoo ern
stig is als in vele bedrijven, die op uitvoer
harer producten zijn aangewezen, is het
werkloozencijfer toch zeer hoog.
De industrie.
De Directeur-Generaal van den arbeid
heeft, na een omvangrijk onderzoek, den
toestand van de eigenlijke industrie neer
gelegd in een rapport, dat als bijvoegsel
van het Maandschrift van het Centraal-
Bureau voor de Statistiek is verschenen.
Door allerlei gebeurtenissen in het bui
tenland: de val van het Pond en de Kro
nen, contingenteeringsmaatregelen, beta
lingsbelemmeringen door deviezen-veror
deningen, verhoogde invoerrechten, vooral
in Engeland, is aan menig bedrijf nog de
laatste kans ontnomen om voort te werken,
zij het ook met afzien van all*> winst.
Op 1 October 1931 was in de onder
zochte bedrijven in 2 jaar tijds-het aantal
arbeiders geslonken van 602 op 509 dui
zend en hiervan werkten er nog 87 dui
zend geen volle weken.
Het zwaarst getroffen van de grootste
groepen was die der metaalindustrie,
waarin van de 159.000 arbeiders en em
ployés van 1929 er nog 106.000 over wa
ren, van wie er 30.000 en verkorten werk
tijd hadden.
De scheepsbouw liep terug van 40 tot
19 duizend arbeiders. Zij is sedert dien
niet alleen nog verder achteruitgegaan,
doch ziet zich bijna geheel van nieuwe
orders verstoken. Op 31 December 1931
waren nog 26 schepen, metende 67.866
ton in aanbouw, tegen ruim 160.000 ton in
de jaren 1928, 1929 en 1930.
De machine-industrie werd behalve door
slapte in den scheepsbouw zwaar getrof
fen door ontzettende inzinking in de In
dische cultures en petroleumindustrie. Van
28.000 in 1929 liep het aantal arbeiders
terug tot 20.000 op 1 October 1931 en na
dien heeft weder ontslag plaats gehad.
Van de grootste gloeilampen- en
radiofabriek is bekend, dat de personeel-
sterkte daalde van boven de 20.000 tot be
neden 10.000.
De toestand is voor de ijzergieterijen
zeer somber.
Een der grootste draadnagelfabrieken is
ingevolge een kartelovereenkomst geslo
ten.
Ook bij de hoogovens' is de productie
verminderd geworden.
Wat de textielindustrie betreft, wordt
medegedeeld, dat het totaal aantal arbei
ders in twee jaren inkromp van 87000 tot
73000, waarvan 18000 niet de volle week
werkten. Daarna onderging deze industrie
nog den nadeeligen invloed van den val
van het Pond en de werkstaking. Ook de
vermindering van de koopkracht en de
verhoogde invoerrechten hebben voor
Twente de moeilijkheid verzwaard.
De wol- en de jute-industrie gingen in
1931 achteruit. In de kunstzijde-industrie
liep het personeel in twee jaren terug
van 11000 to- "000, deels door sterke
rationalisatie.
Een industrie, die zwaar bedreigd wordt,
is de glasindustrie. Het personeel vermin
derde in twee jaren van 4600 op 3200,
waarvan er 1000 een verkorten werktijd
hadden.
Een groot deel van de diamantindustrie
is voor goed verplaatst naar elders.
De typografische bedrijven ondervinden
den terugslag der algemeene bedrijfsslapte
SS per el.
Verkrijgbaar bij:
Let op naam op den zelfkant
Vraagt onze Stalen-collectie
in het verminderen der orders.
Nog tal van andere industrieën onder-*
vinden de gevolgen der depressie, ent
door concurrentie met het buitenland,
sterk verminderden uitvoer, waar, vermin-*
derde koopkracht, afbrokkeling van prij-*
zen, daling van het Pond, enz.
De margarinefabrieken krompen haar
personeel na den val van het Pond sterk
in. De productie werd voor een deel naar
Engeland overgeplaatst.
Een nieuw verschijnsel is de vorming
van groote internationale concerns, die ook
fabrieken in ons land hebben, waarbij de
directie telkenmale, als de productie inge
krompen moet worden, voor de keuze
wordt geplaatst in welk land één of meer
fabrieken zullen worden stil gezet.
In tal van industrieën werd overgegaan
tot de inkrimping van den werktijd.
Den omvang van de werkloosheid leereü
ons de gegevens van den Rijksdienst der
Werkloosheidsverzekering en Arbeids
bemiddeling.
Bij 218 organen der openbare arbeids
bemiddeling waren op 12 Maart j.1. inge
schreven 226050 mannen. Opgemerkt'
wordt echter, dat niet alle als werkzoe-
Een beslagen tong Is
een vrij zeker bewijs van
slechte spijsvertering en
verstopping. Ook voor
kinderen zijn Foster's
Maagpillen, het bekende
laxeermiddel, uitstekend.
f 0.65 rxf flacon.
Oorspronkelijk verhaal.
door
KEES MIDDELBERG.
(Auteursrecht voorbehouden).
Ze hadden dus een dag of zeven te
Caïro den tijd. Natuurlijk waren zij er
a! geweest vóór zij den Nijl opvoeren,
maar Caïro is en blijft een interessante
Oostersche stad. Het Oostersche leven
toont 6r zich in een kaleidosooop van vor
men en kleuren. Het is een geestelijk
centrum van den Islam; het is de poli
tieke en feitelijke hoofdstad van Egypte;
het is tevens het middelpunt van den
handel op Boven Egypte, den Soedan,
Arabië en Nubië. De Mohammedanen
hebben er een paar honderd moskeeën,
de christenen beschikken over een paar
tientallen kerken en ook de, Joden ont
breken er niet Voor den Islam is er de
Mohammedaanse!») hoogeschool geves
tigd, waardoor de stad in de oogen van
de volgelingen van den Profeet nog een
bijzonder cachet krijgt. De koning van
Egypte resideert er, maar ook do Ëngel
sche vertegenwoordiger van het moeder
land, die altijd nog de machtigste man in
het land is. Zooals iedere Mohammedaan-
sche stad heeft Caïro zijn grooten bazar,
waar men het beste beeld krijgt van
Oosterschen koop en verkoop. Geen
vreemdeling, die in Caïro komt, zal ver
zuimen een bezoek aan den bazar te
brengen, al moet hij al heel goed met
Oostersche verkoopmethoden op de
hoogte zijn, om werkelijk een „koopje" te
kunnen doen. De heer en mevrouw Rus-
sell bezagen het leven te Caïro anders
dan Dr. John Oxenham. Zij werden ge
boeid door het kleurig uiterlijk; de heer
Oxenham zag dieper en zocht naar de
volksziel. John bracht vele uren door in
het Egyptische museum. Te zamen gin
gen zij nog eens naar de oude citadel met
de groote moskee van Mohamed Rli. Zij
reden door de nieuwe stadswijken en be
zochten de groote Mohammedaansche
kerkhoven. En zij reden opnieuw naar de
groote pyramiden van Gizeh. massale
grafmonumenten van oude Egyptische
Pharao's.
Ze hadden kamers gehuurd in een eer
ste klas Europeesch hotel en de houten
kist met de mummie stond, veilig afge
sloten, inet een aantal der koffers in een
der boxen van het bagagedepot van het
hotel. Lr was voor dit depot een sp'eciale
bediende aangewezen, onder wiens be
velen een paar hotelknechts stonden, die
de bagage van en naar het station en de
aanlegplaats der booten brachten of om
gekeerd. en verder alle werk deden, dat
daarmede verband hield. Dit waren in-
laders; zij woonden niet in het hotel. Zij
waren, zooals alle Oosterlingen, belust op
drinkgeld en fooien, maar hun werk aan
het hotel dwong hen tot meer beschei
denheid en zelfbeheersehing dan de losse
gidsen, dragers en helpers in Caïro, die
door hun opdringerigheid en hun onbe
grensde brutaliteit aan den vreemdeling
een bezoek aan de merkwaardigheden
van stad of omgeving soms tot een on
uitstaanbare kwelling kunnen maken.
Het was op den tweeden dag van het
verblijf der Amerikaansche toeristen in
Caïro, dat een der twee bagageknechts
des morgens niet op zijn post was. Abdul
lah, zoo heette hij, was een trouw bedien
de en mankeerde nooit. Volgens het ge
bod van den Profeet vermeed hij den wijn
en alle andere bedwelmende dranken. Dit
is niet met alle Mohammedanen het ge
val, vooral niet met lieden uit de lagere
volksklasse, die door hun arbeid veel met
Europeanen in aanraking koinen. Ware
het Abdullah niet geweest, dan zou men
aan het hotel hebben gedacht aan een al
te vochtigen avond, die gevolgd wordt
door een dorren, pijnlijken dag. Maar bij
Abdullah was dit niet te verwachten.
De hoteldirectie verwachtte, dat hij nog
wel zou verschijnen of dat er een bericht
van hem zou binnenkomen. Zij wist zelf
niet, waar zij Abdullah zou moeten zoe
ken. Hij was niet getrouwd en had dus
geen gezin; hij woonde nu hier, dan daar
bjj kleine kooplieden of in de goedkoope
Mohammedaansche caranvanserais. Men
wist aan het hotel niet zijn laatste woon
plaats en een Burgerlijken Stand moet
men in Oostersche steden niet verwach
ten. Ten slotte maakt men in een groot,
internationaal hotel van een stad als
Caïro zich niet veel zorg om een inlandsch
bagageknecht. Arbeidsovereenkomsten,
contracten, opzegtermijnen zijn 'dingen,
die buiten de sfeer van den Oosterling
liggen. Hij werkt of hij droomt; hij komt
of hij blijft weg; voor hem tien anderen,
als hij wegblijft. Elk gaat zijn eigen weg
en maat niet om den ander. Allah is groot
en Mohammed is zijn Profeet!
Abdullah bleef weg. Het was het drukke
seizoen, reizigers kwamen en gingen. De
afwezigheid van den bagageknecht was
een inconveniënt en de chef van het
bagagedepot nam tijdelijk een ander in
Abdullah's plaats.
Doch op den tweeden dag was van Ab
dullah's afwezigheid kwam er een man
beschroomd en verlegen het hotel inslui
pen. Hij vroeg den portier met diepe bul
gingen en veel strijkages naar Abdullah.
De grootmachtige portier, in het besef
zijner geüniformeerde waardigheid, ver
wees hem uit de hoogte naar den chef
van het bagagedepot. Daar herhaalde de
man zijn buigingen, riep Alah's duizend-
voudigen zegen over het hoofd van den
hoogen heer af en vroeg om de hooge ge
nade een paar woorden te mogen spre
ken tot Abdullah.
De chef keek hem nieuwsgierig aan.
„Abdullah? Die is er niet. Hij is sinds
eergisteren niet meer hier geweest."
De vreemde man staarde den ander
verschrikt in het gelaat.
„Allah Akbar! Abdullah is niet hier?"
„Neen."
„Hij is ook gisteren niet hier geweest?"
„Neen."
De man hief de handen ten hemel.
„Allah Kerim! Ik ben een geslagen
man!"
„Ja?" zei de chef onbewogen. Hij ken
de de Oostersche spreekwijzen!
„Allah sta mij bij! O, wat een ramp, wat
een ongeluk! O, waarom heb Ik het dag
licht mogen aanschouwen om zóó gesla
gen te worden? Allah, Allah!"
„Hm," zei de chef, die geen hart in zijn
borst droeg. „Wat is er eigenlijk? Weet
je iets over Abdullah?"
„Ik weet, 0 verheven Effendi, dat Ab
dullah mij nog voor twee weken moet be
talen! En hoe zal hij mij betalen, als bij
niet by mij is en als hij ook niet meer
hier is? Waar zal ik hem vinden? Hoe zal
ik ooit dien slag te boven komen? O romp-
zalige zoon van een ongelukkige moeder!"'
De chef begon te begrijpen.
„Hoe heet jij?" vroeg hij onverschillig.
„Men noemt mij Mahmoud Ibrahim, 0
verheven Effendi. Maar niet lang meer
zal men my.
„Ja. Woonde Abdullah bij je?"
„Hij hield verblijf onder het dak van
mijn nederige caravanserail, 0 verheven
Effendi. Het is maar een bescheiden en
n.derig huis. Allah moge het bewaren,
maar er is geen beter en geen.
„Ja. Waar ligt je huis?"
„Het ligt ginds, verhoven Effendi," (hij
maakte een vage beweging om de richting
aan te duiden) „niet ver van den grooten
muur en het is beroemd.
„Ja. Hoe lang woonde Abdullah bij u?"
„Ik kan het niet zeggen, 0 verheven
Effendi, maar ik denk, dat sinds zijn
komst de maan drie malen vol is geweest.
Ik weet echter heel zeker, dat hij nog
twee weken.
„Ja. Is hy bij je vertrokken?"
„Hij is weggegaan, groote Effendi, en
niet meer teruggekeerd. E11 twee
weken.
„Ja, waarom heb je hem dan laten ver
trekken?"
„Allah Akbar! Hij is niet vertrokken."
„En je zegt, dat hij weggegaan is!"
„Zoo is het, machtige Effendi. Hij is
niet vertrokken; hij is alleen maar wegge
gaan. Ik dacht, hy zal over een uur terug-
keeren, maar hij is nog niet terugge
keerd. En daarom heb ik hot gewaagd,
hier te komen, denkende Abdullah hier te
zullen vinden. En zie, hij is niet hier! Hij
is niet hier! E11 hy moet mij twee weken,
twee volle weken betalen. Allah Kerim,
ik ben een geslagen man."
„That is curicous," zei de chef zachtjes,
terwijl de ander als een beeld van wan
hoop oogen en handen ten hemel hief.
En er begon in het brein van der chef
een gedachte op te komen, dat hier méér
achter kon zitten dan twee weken beta
ling.
„Zou Abdullah oen ongeluk overkomen
zijn?" vroeg hij den houder van de ne
derige maar heste earayanseral van Caïro.
„Allah Is groot! Hoe kan uw uederige
dienaar dat weten, 0 verheven Effendi?
Al wat hU weet la. <lal Abdullah nog twee
volle weken sohul
„Ja Verte! mij *en» precies, wanneer
Abdullah ia weggegaan Mut precies,
versta je?"
(Wordt vervolgd1!.