Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden. Het verdwenen geldstuk. Het geheimzinnige klimopblad. Welke twee sterren? Verdeeling van den grond. RAADSELS. van den tuinman weten te bemachti gen en hiermede gewapend stegen zij in de donkere gewelven van den kas teel-kelder af. Kas had zijn zaklan taarntje meegenomen en daar hij juist een nieuw batterijtje had gekocht, had den zij daaraan volop licht. Zij vonden het eerst wel een beetje griezelig in den kelder, maar toen ze dichter bij een raam kwamen, waar door het daglicht viel en Kas zijn lan taarn liet schijnen, viel het toch erg mee. „Kom", zei Luc, „waar is de tegel ook weer, dan begin ik vast te graven!" Kas ging naar een hoek van het gewelfDaar was een stuk losse muur, dat slechts een stootje behoef de om van zijn plaats te vallen. Luc gaf er een trap tegen en de tegel rolde een eind opzij. Achter de tegel zat wat losse kalk, metselwerk, dat erg afge brokkeld was en op een bepaalde plaats in den hoek zag men het hout van het geen waarschijnlijk een luik was. „Hier", zei Kas, „hak nu met die schop het metselwerk weg". Luc ging aan den gang. Langzamerhand viel het metselwerk omlaag en wat de bei de jongens vermoed hadden, bleek waarheid te zijnhet was een luik, wat er te voorschijn kwam! Kas probeerde het open te krijgen, maar de grendel was stijf verroest en bedekt met overblijfselen van de kalk, die erover heen gezeten had. Daarom kwam Luc met de schop weer aan de beurt en met een paar fiksche slagen van de schop, schoot de grendel open en viel het luik met een dreunenden slag naar binnen open. De beide jon gens schrokken zich een aapen sprongen met bleeke gezichten achter uit. Maar er gebeurde niets en van af de plaats, waar het luik gezeten had, gaapte hen een donkere opening aan, die er griezelig uitzag en waaruit een duffe lucht opsteeg, die bewees, dat het luik al heel wat jaartjes gesloten was. „Luc", zei Kas beteuterd, „ik ga er niet alleen in! Zouden we moeder of vader niet waarschuwen! Die zullen het toch ook wel interessant vinden!" „Goed", vond Luc. „Ga je mee naar boven?" Ze klauterden omhoog en vader, die onmiddellijk geïnteresseerd was voor het geval, trok zijn werkjas aan, die hij altijd gebruikte, als hij zat te knutselen, waarvan hij een groote liefhebber was, stak een petroleum lamp aan en daalde met hen af. „Man- nie", zei moeder Van der Zon, „neem een kluwen garen mee. Het kunnen wel lange gangen zijn en dan vind je den weg beter terug als je dat afwik kelt". „Die vrouwen toch", zei Papa van der Zon bewonderend, „daar zou ik nou heelemaal niet aan gedacht heb ben!"... En zoo gingen zij gewapend met schop, lampen, garen en een revol ver (die papa van der Zon stiekum in zijn zak had gestopt) op weg naar het luik. „Tjonge, tjonge", zei vader. „Dat hebben jullie 'em geleverd! Dat is be slist een van de Middeleeuwsche gan gen. Erg frisch zal het daar binnen wel niet zijn, als het al zoo lang geslo ten is geweest. Maar kom, we gaan naar binnen! Help eens een handje moeder!" Want moeder was ook mee gegaan en had den tuinman, den knecht en een paar dienstboden mee gebracht die allemaal nieuwsgierig om het luik heendrongen. „Kijk, zei me neer van der Zon, „er zijn treden naar beneden en hij liet het licht van de lamp zoo door het gat schijnen, dat zij allemaal duidelijk de trap zagen (Wordt vervolgd). Een kleine truc slechts, die desal niettemin buitengewoon verbluffend werkt.Met eenig geduld en eenige handigheid leert men het al heel spoe dig. Men legt het geldstuk op de vlakke hand, in de holte daarvan Cfig. 1) kleine geldstukjes zijn later wel goed, maar men moet beginnen te oefenen met een grooter geldstuk, b.v. een gulden nu sluit men de hand, wrijft de munt schijnbaar tot poeder! Van het meeste belang is, dat de toe schouwers van het begin tot het einde van de truc steeds de open of gesloten binnenzijde van de hand zien. Gedu rende het „wrijven" drukt men de munt tusschen middel- en wijsvinger door en houdt haar daar, onzichtbaar voor de toeschouwers vast, geklemd tusschen de beide reeds genoemde vin gers (fig. 3). Aan de binnenzijde mag niets meer van het geldstuk te zien zijn! Dat moet men in het gevoel krij gen. Opent men de hand, dan zul len de toeschouwers bemerken, dat die leeg is. Hokuspokus-Fidibus men sluit de hand opnieuw, trekt de munt door een handige beweging met de vingers terug en in de geopende hand ligt weer de munt! Wie héél handig is en goed oefent, kan de munt ook bij iemand „uit de neus trekken". (Nadruk verboden.) In de op deze teekening voorkomen de kringen moeten de cijfers van 1 tot en met 11 worden verdeeld, zoodanig dat steeds de som der getallen van de drie in het veld dat met een punt is aangeduid, het dubbele is van het getal, dat in het middelste, zwart-om- rande cirkeltje is geplaatst. De som men der getallen in de blanke velden zijn eveneens aan elkaar gelijk en steeds 2 grooter, dan de som der getal len van de door een punt aangeduide velden. Slechts twee van de aanwezige ster ren in dit doolhof zijn met elkaar in aanraking te brengen door een naar beide toeloopend pad. Er zijn veel dood- loopende lanen in het wegennet en je doet verstandig, dleze zwart te maken voordtat je begint te wandelen. Er zijn, zooals je ziet, zes mogelijkheden om de sterren met elkaar te verbinden. Er zijn dus kansen genoeg. Van iedere ster gaan er verschillende wegen het dool hof in. Je ziet, het is geen gemakkelijke opgave, laat je gedachten dus maar eens flink werken. X O O X O O X X Het bovenstaande, uit 36 vierkanten bestaande stuk grond moet in vier aparte stukken van dezelfde grootte en vorm worden verdeeld. In ieder der nieuwe stukken gronds moeten zich een der met een kringetje en een met een kruisje aangegeven stukken be vinden. De vierkanten zelf mogen niet aangetast worden. Probeer het. Wel meneer Piepelman, wat hebt u nu gedaan? Waarom hebt u die duif en die papegaai in een en dezelfde kooi gezet? Ach ja, dat is nu zoo eenmaal mijn manier: je moet weten ik wil een postduif fokken, die men tegelijker tijd het antwoord mondeling kan mee geven! OPGELET! Een paar vragen, om onze kennisjes te plagen Bedenk tijd 10 seconden! a. Waarin heeft nog nooit iemand meer dan éénmaal gebeten? In een boomstam! b. Wat zuivert meel en suikeij? Wat maakt van zestien negen? Zeven! c. Wie weet precies te zeggen, wan neer de klok half tien slaat? Om vijf uur! dL Wie is het koppigste ter wereld? Een hoed! e. Welke handelsman slaat zijn wa ren het minste op of af? De glashandelaar! Een mooie wandelstok heb je daar; alleen is hij een beetje te lang voor je; daar kun je toch wel een stuk afsnij den? Neen, mjjn waarde, dat is onmoge lijk... van boven is het handvat en van onderen is ie niet te lang! „De lente is er weer!" zeide de jonge vrouw van den professor een beetje sentimenteel tot haar man. Mannie was juist bezig met een dor boekwerk „Al weer, laat hem morgen nog maar eens terug komen!" luidde het knorri ge antwoord. Oplossingen der vorige raadsel Bloembollenveld. - Loenen - bel - veen - boel - bonbon - meloen - Ede. II Wie het laatst lacht, lacht het best. Goede oplossingen ontvangen van: H. A.; G. B.; M. B.; J. en G. B.; J. B.; I. B.; A. v. d. B.; D. C. en J. B.; G. D.; G. F.; M. G.; G. G.; N. v. d. H.; A. J.; M. J.; K. en J. K., Texel; J. en A. K.; B. K.; N. K.; T. K.; O.L.; H. L.; J. en M. O.; C. O.; J. en A. R., Texel; W. v. S.; M. S.; T. S.; S. T.; M. en A. T.; H. V.; A. W.; J. W. Nieuwe raadsel. I Op welken dag werd Prins Willem I geboren. (Ingez. door M. P.) II I. h.. d...e. z.. a..e k..j.. g a (Ingez. door D' L.) III Mijn geheel bestaat uit 7 letters en ik ben nooit te vinden. Neemt men mijn voorste letter weg dan ben ik hier en daar. (Ingez. door A. W.) 105. Kikker Karei stond alles in de verte af te kijken en Tuimeltje klampte zich aan de takken vast. Nu nog zijn arm wat verder uitgestrekt en dan zou hij de muts weer hebben. Maar het windje had anders beslist en toen Tuimeltje de muts had, begon hij zoo heftig met den boom te schudden, dat Tuimeltje de muts liet vallen en alle moeite had om niet naar beneden te rollen. 106. Toen kikker Karei dat zag, kreeg hij medelijden met Tuimeltje en reeds wilde hij achter de muts aan rennen, toen Tuimeltje op den grond terecht kwam cn het opnieuw op een loopen zette, ongelukkig voor hen beiden moesten ze over een breede sloot. Tuimeltje liep er middendoor. Nu en dan stapte hij op een groote steen en eindelijk was hij aan den overkant. Maar zijn muts was nergens meer te zien en troosteloos ging hy tegen een boom zitten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 20