Gedistilleerd ook bij de maat verkrijgbaar B
A
T1ELEMANS' Wijnhandel
Een avontuur in het land
der Pharao's.
NltUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Buitenlandsch overzicht.
Frankrijk voert een geprononceerden economis hen oorlog?
Nederlandsche MiHmtiadshaik
UIMISSEII !i.
De verkiezing van een minister-president in Pruisen. -
De nieuwe Belgische regeering en het talenvraagstuk. -
Een radio-rede van MacDonald. - De grootste hin
derpaal voor de welvaart van de wereld is het
nationalisme.
China en Japan.
KONINGSTRAAT 7
Spaarbank Bewaarkluis
in 50 dessins,
kleur-echt, - wasch-echt,
Konijn's Haagsche Leverworst
FEUILLETON
COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1,50; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65 finnen-
land f 2.—, Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0.70, f 0.70
f 1._. Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1.35. Losse nos. 4 ct.fr. p. p. 6ct!
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ju.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIÊN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct.
De nieuwe Pruisische Landdag is Dins
dag voor de eerste maal bijeengekomen.
De vergadering duurde zoowat een half
uur of een kwartier langer dan algemeen
werd verwacht en incidenten, die men
verwacht had, bleven gelukkig uit. De
nationaal-socialisten waren zeer kalm en
lieten zich niet door de talrijke inter
rupties der communisten zenuwachtig
maken.
Naar het W. B. meldt, heeft de nat.-
soc. fractie in den Pruisischenlanddag
het onlangs door haar ingediende voor
stel tot wijziging der regeling van werk
zaamheden, wat de verkiezing van den
minister-president betreft, weer inge
trokken.
Naar men weet had de oude landdag
nog het voorstel aangenomen, inhouden
de, dat de verkiezing van een premier
slechts met volstrekte meerderheid kon
geschieden. De nazi's stelden intrekking
daarvan voor, maar hebben hun voor
stel thans weer zonder motiveering terug
genomen.
Zooals Litzmann mededeelde, erkent de
N.S.D.A.P. het „oude" reglement niet,
doch aanvaardt zij het voor tijdelijk ge
bruik.
Thans heeft de Duitsch-nationale frac
tie bij den landdag een voorstel inge-
dend, inhoudende, dat het reglement van
den vorigen landdag, in de redactie,
welke op 11 April 1.1. geldig was, voor-
loopig ook geldt als reglement voor den
nieuwen landdag.
De fractie stelt zich op het standpunt,
dat elke landdag zijn eigen reglement
opstelt, dat dus voor den nieuwen land
dag het reglement van den vorige niet
bestaat en dus niet bindend is. Daar een
reglement niet in één dag tot stand kan
worden gebracht, wil de D.-nat, fractie
de oude regeling van werkzaamheden
overnemen, doch zonder rekening te hou
den met de op 12 April door de regee-
ringspartijen van den vorigen landdag
daarin aangebrachte wijziging inzake de
verkiezing van den minister-president.
De nieuwe Belgische regeering is dus
tot stand gekomen, zooals wij in ons vorig
nummer nog hebben meegedeeld. De
voorwaarden waarop het nieuwe kabinet
Renkin tot stand is gekomen, schrijft de
„Nw. Rott. Crt.", zijn voor de zaak der
Nederlandsche taal in Vlaanderen, van
zeer groot belang.
Als zij werkelijk tot uitvoering komen
dan zal er, na aftrek van de vooralsnog
onvermijdelijke ontduiking en obstructie,
heel veel zijn bereikt om het Vlaamsche
land tot een Nederlandsch sprekend land
te maken. De middelbare school Neder
landsch dat beteekent het verdwijnen
van den Vlaming, die zijn eigen taal
slechts beheerscht voor huishoudelijk ge
bruik, maar die zich er niet in thuis
voelt zoodra hij spreken moet over din
gen die zijn latere opleiding in zijn leven
heeft gebracht, over al wat met weten
schap en techniek verband houdt in de
eerste plaats. Door deze regeling eerst
zal de Vlaamsche jeugd in haar geheel
voor het Vlaamsche hooger onderwijs
worden voorbereid, en zal voor het zoe
ken van dit onderwijs nie1! een opzette
lijke Vlaamsche gezindheid noodig zijn.
Men zal hiermede niet de kinderen van
de franskiljons naar het Vlaamsche hoo
ger onderwijs kunnen dwingen, maar in
ieder geval zal worden belet dat die kin
deren stelselmatig worden opgevoed tot
vervreemding van landstaal en landaard.
Er zal moeten worden afgewacht wat
er van al deze beloften in de toekomst
zal komen.
MacDonald voor de radio. MacDonald
is, zooals men weet nog niet geheel her
steld van zqn oogoperatie en vertoeft
nog te Lossiemouth, zoolang zijn doktoren
hem daar kunnen houden. Als het aan
den Engelschen premier zelf gelegen
had, dan had hij zijn taak allang weer
ter hand genomen, doch op aandringen
van den Engelschen koning en van zijn
doktoren, heeft hij nog eenige weken
noodzakelijke rust genomen. Dat heeft
hem evenwel niet belet zijn stem voor de
radio te doen hooren. Dinsdag heeft hij
voor den microfoon gesproken, ter gele
genheid van Empire Day (herdenking
van den geboortedag van koningin Vic
toria).
Hij had het daarin uitvoerig over de
rijksbetrekkingen en zei o.a.. Wij moeten
indien noodig gereed zijn om de consti-
tutioneele structuur van het Britsche
rijk te wijzigen, maar wij moeten geen
enkele aanmoediging verleenen aan hen,
die de rede door kracht willen vervan
gen. Wanneer wij over de heiligheid der
verdragen spreken, beteekent dat niet,
dat hetgeen zij bevatten op zichzelf hei
lig is, maar dat wij van meening zijn, dat
de methode van verdragen, van onder
handelen, van bespreking, van wijziging
door wederzijdsche overeenstemming
van datgene wat in het verleden volko
men juist geweest kan zijn,'maar wat het
nu opgehouden heeft te zijn, de eenige
methode is om de stabiliteit van den
vrede en van het vertrouwen te hand
haven. De methode, die de verdragen
als vodjes papier beschouwt, is een
methode van tweedracht, waardoor het
vertrouwen vernietigd wordt, daar alle
verdragen er door op macht in plaats van
op eer gebaseerd worden en waardoor de
moreele soliditeit ondermijnd wordt.
De grootste hindernis voor de welvaart
van de wereld na de herstelbetalingen,
voegde MacDonald er ^pn toe, is het na
tionalisatie, dat zijn eigen sfeer van cul-
tureele en politieke vrijheid verlaten
heeft en als rechtvaardig gebruikt wordt
voor restricties ten aanzien van den in
ternationalen handel, die wanneer zij in
de mate worden afgevoerd als waartoe
eenige landen zijn overgegaan, en ver
arming van de heele wereld beteekenen.
DUITSCHLAND, POLEN EN
DANTZIG.
Een opzienbarend besluit van
de rjjksdagcommissie van bulten-
landsche zaken.
De commissie van den Rijksdag voor
de buitenandsche politiek heeft Dinsdag
een voorstel aanvaard, dat zeker heel wat
stof zal opwerpen. Met 11 tegen 10 stem
men werd namelijk op voorstel der na
tionalisten besloten, de rijksregeering
uit te noodigen de regeering van de
Poolsche republiek te laten weten, dat
elke aanslag op Dantzig door het Duit-
sche volk zal wörden beschouwd als een
aanslag op zijn levensrechten. In een
dergelijk geval zal het Duitsche volk
dienovereenkomstig weten te handelen.
DE WERKLOOSHEID IN
DUITSCHLAND.
Naar het rijksbureau voor de werk
loosheid mededeelt, is in de eerste helft
van Mei de werkloosheid met 64,000 tot
5,675,000 teruggeloopen. Dit rs minder
dan men verwacht en gehoopt had.
Nog een treinongeluk op den
Oost-Chineeschen spoorweg.
Uit Harbin wordt gemeld dat bij een
spoorwegongeluk, in de buurt van Ja-
plonja op een gedeelte van den Oost-Chi-
neeschen spoorweg veertig personen ge
dood en honderd gewond zijn. Naar men
meent is het ongeluk veroorzaakt door
een botsing tusschen een goederentrein
en een trein met vluchtelingen.
spelers; vooral Engeland begint zich te
roeren, nadat het een krachtigen tegen
maatregel heeft genomen in het verlaten
van den gouden standaard. Niemand kan
zeggen hoe deze oorlog zal eindigen; wel
gelooven wij niet te boud1 te spreken door
te veronderstellen, dat Frankrijk den strijd
niet zal opgeven, alvorens het overwon
nen heeft dan wel het de vlag zal hebben
te strijken. De crisis zal daarom helaas
nog lang duren en de verwoestende ele
menten zullen wellicht in hevigheid toe
nemen. Daarom dient elk land zich econo
misch weerbaar te maken om in dien
strijd niet ten onder te gaan.
KANTOOR DEN HELDER
Paul Einzig, een Duitsoher, beeft in een
boek „Behind the scenes of International
Finance" (achter de schermen van inter
nationale financieele politiek) een zeer be
langwekkende beschouwing gegeven o-ver
den economischen wereld-oorlog, die z. i.
op het moment onze planeet teistert en
waarvan men de gevolgen niet kan over
zien. Wü kunnen in zekeren zin met de
opvattingen van den heer Einzigmede
gaan, al zal er hoogstwaarschijnlijk eenige
overdrijving in schuilen, omdat men nu
eenmaal niet kunstmatig kan doen ont
staan, wat niet in den loop der dingen ligt.
Er is natuurlijk een economische even-
wiohtsverstoring aanwezig; door de tal
rijke fouten gedurende en na den wereld
oorlog gemaakt, voornamelü'k belichaamd
in den vrede van Versailles, zün de ver
houdingen in de war gebracht, terwijl door
het giganteske in de moderne maat
schappij, ook de crisis afmetingen heeft
aangenomen, die alles van vroeger in den
schaduw heeft gelaten. Het is denkbaar,
dat Frankrijk van die gelegenheid gebruik
gemaakt heeft om zijn. financieele en mili
taire hegemonie te grondvesten. De ver
schillende gebeurtenissen met elkander in
verband gebracht, maken deze opvatting
zelfs zeer plausibel, terwijl het geniale
plan der Fransche financiers, destijds door
Poincaré ingeluid, in de huidige wereld
verhoudingen past. Wij gelooven niet, dat
Frankrijk gezegd heeft: „de toestanden
zuhen zich op die en die wijze manifes
teeren wü zullen ze verder door onze
plannen in een bepaalde richting drin
gen.... en wii zullen geleidelijk geheel
Europa gaan beheerschen". Integendeel!
Fankrijk had in de na-oorlogsjaren met
zooveel factoren te rekenen om het hoofd
boven water te houden, dat het niet in de
gelegenheid geweest is om een plan de
campagne te maken voor de verovering
van dte wereldmacht. Dit verlangen is o. i.
geleidelijk gegroeid en toen het eenmaal
besefte, waartoe het in staat zou kunnen
zün, hebben de chauvinistische fantasten
hun schema uitgewerkt. Wat toch is vol
gens Einzig het geval? Na den oolog heeft
Frankijk er alles op gezet om de wereld
aan zün voeten te kijgen, terw'ü Enge
land. en Italië, alsmede Amerika, blüde,
dat de ellende beëindigd was, zich voor
den Franschen wagen lieten spannen. De
vrede van Versailles beoogde de perma
nente verzwakking van Duitschland; ten
einde pogingen tot weder oprichting zoo
goed mogelijk te verijdelen, werden de
Donau-staten in stukken gesneden en
deze stukken, die op zichzelf weinig le
vensvatbaarheid. hadden, werden door
Frankrijk van geld voorzien. Met dit geld
moesten zü legers aanhouden boven hun
financieele draagkracht, om een eersten
druk te kunnen weerstaan, wanneer het
ontwapende Duitschland eens pogingen
zou gaan doen om zich uit het juk te ont
worstelen. Bovendien werd Duitschland
een oorlogsschuld opgelegd, die het nim
mer zou kunnen voldoen, doch dit zou
juist Frankrüks intentie zün om Duitsch
land durend onder den duim te kunnen
houden. Intusschen moest de franc wor
den verstevigd; om van drukkende bin
nen- en buitenlandsche schulden af te
komen, liet men de Fransche munteenheid
deprecieeren, waarna Poincaré de munt
stabiliseerde beneden het binnenlandsche
prijsniveau, na 4/5 van de waarde te heb-
hen uitgewist. Deze te lage stabilisatie
werkte als export-premie; vandaar kon
Frankrük in alle centra van beteekenis
groote saldi kweeken, die dreigingen
vormden voor de landen, die zich op een
gegeven moment tegen Frankrijk zouden
richten.
Toen deze voorbereidingen geschied
waren, begon Frankrijk zijn economisch
offensief. Hij verwekte de deflatie, ten
einde het wereld-bedrüfsapparaat te ver
nietigen ten bate van zichzelf, uitgaande
van de praemisse, dat Frankrijk de crisis
buiten zijn grenzen zou kunnen houden
door de grootere mate van economische
zelfstandigheid, inhaerent aan de organi
satie van zün economische structuur; de
Franschen ziin kleine land-renteniers met
betrekkelijk weinig behoeften en grooten
spaarzin. Het goud vloeide naar Amerika
en naar Frankrük toe; naar Amerika uit
zuiver economische oorzaken, want dit
land incasseerde de inkomsten uit zün
oorlog-beleggingen en uit de herstelbeta
lingen; Frankrük daarentegen door de
kunstmatige maatregelen, die wij hierbo
ven hebben besproken. De deflatie veroor
zaakte geleidelijk verscherping der crisis,
wantrouwen en gebrek aan geld. Talrijke
banken moesten hun loketten sluiten, lan
den kwamen aan den rand van den onder
gang en daarop wacht Frankrijk. Want
zoodra. de chaos dreigt te ontstaan, komt
Parijs met zün goudschatten te voorschijn
en kan de helpende hand uitstrekken, ten
minste, wanneer men de Fransche poli
tieke voorwaarden wensoht te aanvaarden.
Het is deze strijd, die in den loop van 1931
Is ingeluid1 en die gestreden wordt met af
wisselend geluk. Want Duitschland, En
geland, Italië en Amerika zün de tegen
DE LOONSONDERHANDELINGEN
BIJ PHILIPS.
Loonkorting door den modernen
bond opnieuw verworpen.
De door de drectie van de Philipsfabrie-
ken te Eindhoven voorgestelde loonkor
ting, varieerend van 5 tot 12 pet., is in
een goed bezochte vergadering van de
Nederlandsche vereeniging van fabrieks
arbeiders ten tweeden male verworpen.
DE AFVLOEHNG VAN
RIJKSPERSONEEL.
In het Rijksambtenarenregle
ment is een algemcene regeling
voor de afvloeiing van personeel
gegeven.
Op de schriftelyke vragen van het
Tweede Kamerlid mevrouw mr. Bakker
Nort:
Bestaan er voor alle dienstvakken al-
gemeene regelen voor de afvloeiing van
overcomplete ambtenaren?
Zoo ja, is de regeering dan bereid deze
mee te deelen?
Zoo neen, is er dan geen aanleiding
om een algemeene regeling vast te stel
len en bekend te maken?
heeft de minister van binnenlandsche
zaken, voorzitter van den raad van mi
nisters, geantwoord:
In art, 96 van het Algemeen Rqks-
ambtenarenreglement (St.bl. 1931, no.
248) zijn voor de afvloeiing van overcom
plete ambtenaren algemeene regelen
gesteld.
Het tweede en derde lid van dat artikel
luiden:
2. Bü ontslag wegens verandering in
de inrichting van een dienstvak ge-
1 schiedt, behoudens het bepaalde in het
I derde lid, het ontslag der in vasten dienst
aangestelde ambtenaren in de volgende
1 rangorde:
a. zü, die zulks wenschen;
b. de gehuwde vrouwelüke ambtenaren,
tenzjj de kostwinner zün van een gezin;
c. zü, die 35 of meer voor pensioen
geldige dienstjaren hebben, waarinj on-
gehuwden, gehuwden, die geen kostwin
ner van een gezin zün, vóór de overigen
en in beide groepen ouderen in leeftüd
vóór jongeren gaan;
d. zü, die den leeftüd van 35 jaren nog
«Si&waS por ©I.
Verkrijgbaar bij:
Let op naam op den zelfkant
Vraagt onze Stalen-collectie
In Crisistijd is kwatiteit goedkooper
KONINGSTRAAT 85
TELEFOON 492
niet hebben overschreden en niet 6 maan
den of langer hetzij gehuwd, hetzjj kost
winner van een gezin zijn, te beginnen
met hen, die de minste dienstjaren heb
ben;
e. zü, die de minste dienstjaren hebben.
3. Wanneer het dienstbelang zulks vor
dert, kan bü de verleening van ontslag,
van de rangorde, bedoeld in het vorige lid
worden afgeweken, met dien verstande,
dat, indien de omvang van de voorgeno
men afvloeiing daartoe aanleiding geeft,
deze geschiedt naar een bepaald, vooraf
vastgesteld en aan de betrokkenen ken
baar gemaakt plan.
NOORDZEEVISSCHERS OP URK.
In hoeverre lijden zij schade
door de afsluiting van de Zuider
zee?
De minister van Waterstaat heeft op
de vragen van het lid der Tweede Kamer
den heer Heemskerk betreffende toepas
passing der Zuiderzeestuenwet ten aan
zien van de Urker Noordzeevisschers o.a.
geantwoord, dat niet alle Noordzeevis
schers bp de Zuiderzeevisscherij op zoo
danige wijze betrokken zün, dat zij ge
acht kunnen worden in de uitoefening
van die visscherij hun voornaamste bron
van inkomsten te vinden. In de mate,
waarin de Urkervisschers de Zuiderzee-
visscherü hebben beoefend, zal dus geen
aanwijzing worden gevonden ter beoor
deling van de schade, die zü van de af
sluiting der Zuiderzee ondervinden en
dus ook ter beoordeeling van hun aan
spraak op de gelükstelling met belang
hebbenden in den zin der Zuiderzee-
steunwet. Wetswüziging acht de minister
hiervoor niet noodig.
Oorspronkelijk verhaal.
door
KEES MIDDELBERG.
(Auteursrecht voorbehouden).
14)
Tot rnün spüt is er nog steeds die
blanco plek. Ik geloof, dat ik mij nooit
meer zal herinneren, wat er in die paar
minuten in nijjn kamer is gebeurd
Dr. Beechespool knikte.
„Ik vrees, dat het inderdaad zoo zal
gaan," zei hij. „Ik heb in mijn veertig
jarige practü'k zulke merkwaardige ge
vallen van partieel geheugenverlies mee
gemaakt. En in den regel werd dat niet
meer verholpen. Ik herinner me echter
één geval, waarin door eenzelfde oorzaak
als die het geheugen deed falen, plotse
ling het geheugen weer werkte, zooiets
komt, zooals u weet, ook nog al eens
voor bü mensohen, die tengevolge van
een schrik of een val hun spreekvermo-
gen hebben verloren."
„Moet ik daaruit opmaken," vroeg Dr.
Oxenham, „dat u mij adviseert, mün pas
;enezen hoofd opnieuw aan zoo'n be-
landeling te onderwerpen?"
De heer Beechespool lachte hartelyk.
„Ik durf hel u niet aan te raden en ik
ben daarvoor zeer zeker niet gekomen.
Ik ben gekomen, mijnheer Oxenham, om
u een paar onbescheiden vragen te doen.
Herinner u, dat ik niets meer te maken
heb met de politie. Als u mij het ant
woord wilt schuldig blijven, is u daartoe
geheel in uw recht. Maar er is een be
paalde zaak, waaromtrent u mij misschien
licht kunt geven. Als u mij antwoord
geeft op mün vragen, zal ik u zeggen,
wat die zaak is. En wii beloven elkander
de meeste discretie...."
Hü zweeg en keek John vragend aan.
„Wel," zei John, „ik moet eerst uw
vraag hooren, voordat ik wet of ik er op
kan antwoorden, niet waar?"
De oud-detective knikte levendig.
„Zeker zeker!" stemde hij toe. „Nu dan,
mijnheer Oxenham, zegt u mij eens, als
u wilt, of u onder uw bagage iets van bij
zondere waal-de heeft."
Zijn scherpe oogen rustten op den on-
dervraagde, maar John antwoordde zeer
kalm en nadrukkelük:
„Neen."
„U behoeft niet te antwoorden, als u
niet wilt, münheer Oxenham."
„Ik antwoord en ik zeg u de volstrekte
waarheid. Ik heb géén voorwerp van
groote büzondere waarde onder mijn
bagage."
„Zoo."
De heer Beechespool scheen een ander
antwoord te hebben verwacht.
„Ik begrijp de bedoeling van uw vraag
heel goed, king John voort. „Maar ik
zou heusch niet weten, wat een dief bh
mü zou kunnen vinden."
„Hm,zei de grq'ze heer, eenigszins
teleurgesteld. „Ik dacht, dat dit wel het
geval zou zyn geweest."
„Neen, het is niet zoo. Maar münheer
Beechespool, nu zou ik u willen vragen,
waarom vraagt u mü dat?"
„Ik zal u daarop antwoorden, münheer
Oxenham, mits u er met niemand over
spreekt. Ik vraag u dat, omdat hedennacht
de nachtportier in het bagagedepot van
ons hotel op verraderlijke wijze half dood
is geslagen. En.... omdat een der in-
landsche bedienden, een bagageknecht,
twee dagen geleden onder geheimzinnige
omstandigheden is vermoord!"
John antwoordde niet. Hij was doods
bleek geworden en een uitdrukking van
schrik en ontzetting lag op zijn gelaat.
„Zal dat dan nooit ophouden?" zei hü
eindelijk en wischte zich de zweetdrop
pels van het voorhoofd.
„Dat schijnt u op geheel bijzondere
wü'ze te treffen," zei de heer Beechespool,
die hem met doordringende oogen onaf
gewend aanzag.
John gaf eerst geen antwoord. Hij
scheen zeer onder den indruk te zün,
Toen zei hü plotseling:
„Mijnheer Beechespool, gelooft u aan....
bovennatuurlijke dingen?"
De oude heer trok verbaasd de wenk
brauwen op.
„Wat bedoelt u met die vraag, mün
heer Oxenham?"
„Gelooft u bijvoorbeeld, dat menschen,
die al lang dood zün, ons nog kwaad
kunnen doen.... ons het leven kunnen
benemen?"
De heer Beechespool schudde het hoofd.
„Ik geloof dat niet, mijnheer Oxenham.
Maar ik begrijp niet, wat dat te maken
heeft...."
„U zou het begrijpen, als u in mijn
plaats was, mijnheer," zei John nerveus.
„Er ligt een vloek op ons sinds een paar
dagen. Rampen en onheilen volger) ons
op den voet sinds het oogenblik, waarop
ik die noodlottige.Münheer Beeches
pool, u vroeg mü, of ik iets van waarde,
van büzondere waarde onder mijn bagage
had. Iets van bijzondere geldelüke waar
de, zooals u dat bedoelde, heb ik niet,
maar iets bijzonders heb ik wèl. Ik heb
in een kist een mummie...."
„Een mummie?!"
„Ja. En sinds die mummie in mijn bezit
is, zün al de ongelukkige dingen voorge
vallen. Ik zelf ben nauwelijks aan den
dood ontkomen; de twee Arabieren, die
mij de mummie in het geheim hebben ge
bracht, zijn dood; de hofmeester van onze
dahabiyah is geJdood en een ander be
diende beweert de schim van de mummie
in het ruim te hebben gezien. En nu ver
telt u mij, dat een bagageknecht van dit
hotel aan den dood is ontsnapt. Ik vraag
me af, of mün zwager toch gelqk heeft
gehad. Hij heeft me van den beginne af
gewaarschuwd, dat de mummie onheil
over ons brengen -zou, omdat ik haar mee
nam uit dit land naar Amerika. Wat
denkt u, mijnheer Beechespool, zou het
toch mogelijk zijn, dat die oude Egypti
sche priester of vorst of veldheer ons van
uit de andere wereld kan verpletteren?"
Hü keek den ander met nerveuzen, on-
rustigen blik aan. Het was niet meer de
koele, sceptische jjohn Oxenham van kort
geleden; de gebeurtenissen hadden zün
zenuwen in de war gebracht.
De oud-detective antwoordde een poosje
niet. De gedachten berdrongen zich in
zijn hoofd. Wat kon de mummie met al
deze dingen te maken hebben? Hü ge
loofde niet aan dergelijke bovennatuur-
lüke dingen. En hij vroeg zich met verba
zing af, hoe een ontwikkeld en weten
schappelijk man in allen ernst zulk een
vraag kon stellen.
„Als ik u vragen mag, münheer Oxen
ham, hoe is u aan die mummie geko
men?"
John aarzelde even. Toen zei hü impul-
sif:
„Luister, ik zal u alles vertellen."
Toen de heer Beechespool een half uur
later weer op zün kamer kwam, liep hü
peinzend en hoofdschuddend op en neer.
„Ik kan er niets uit maken," zei hü ten
slotte. Maar we zullen zien. Ik heb hoop
op vannacht, Laat eens zien, hoe laat is
het? Half drie. Straks zal ik den direc
teur instrueeren. En dan zullen we moe
ten afwachten."
Hü ging zitten en nam de courant weer
ter hand. Thans kon hij zich beter aan de
lectuur geven. Doch plotseling ging ei
een schok door zün gestalte. Hü richtte
zich half op en verslond met schitterende
oogen een paragraaf uit het blad, waar
boven met groote letters stond: Een ver
rassende ontdekking. Toen hü het tame-
lük lanke bericht gelezen had, vloog hü
op uit zün stoel.
„Gevonden!" riep hü uit; „dat zal het
z!:n, dat is het! Dat maakt alles duidelijk!
Maar heb je ooit zoo iets beleefd?! Daar
voor moet je in Egypte zijn; in Birming-
ham beleef je zoo iets niet. Great Scott,
wie kan nu zoo iets verwachten?!...."
HOOFDSTUK VI.
Het geheim van de mummie.
„Luistert goed," zei de chef van het
bagagedepot tot de twee Egyptische
bagageknechts; „er is vannacht een po
ging gedaan, om in het bagagedepot in
te breken. De inbreker heeft niets kun
nen meenemen, maar hü zou vannacht
terug kunnen komen. Daarom heeft de
directeur gezegd, dat er de eerstvolgende
nachten altijd iemand in het depot de
wacht moet houden. Jullie beiden moet
dit dezen nacht doen en elkaar aflossen.
JÜ, Barcuda, moet om twaalf uur van
nacht hier komen en de wacht houden
tot drie uur. Jij, Mohamed, komt om drie
uur vannacht Barouda aflossen. Op het
eerste grueht maak je alarm en dan zal
men je te hulp snellen. Je behoeft niet
bevreesd te zijn; een inbreker kan alleen
door de ramen naar binnen en je ziet
hem dus vroegtijdig genoeg om alarm te
maken. Begrepen?"
De twee mannen bogen en verklaarden
den chef te hebben begrepen.
Diepe stilte heerschte in en om het
hotel. De gasten waren al lang ter ruste.
Het was ongeveer half twee. De nacht
portier was nog niet in staat, zijn taak
uit te oefenen en dus was er niemand an
ders beneden dan Baruda, een der twee
Egyptische bagageknechts. Hij was te
middernacht verschenen, volgens zqn in
structie, en hield nu de wacht tot drie
uur. Eerst had hü een poos in de hall ge
zeten, daarna was hij nu en dan naar het
bagagedepot gegaan, waarvan hü de
deur op een kier liet staan, teneinde
ieder gerucht te kunnen hooren. In het
depot brandde een der electrische lam
pen, een zacht gedempt licht versprei
dend.
De klok in de hall had reeds half twee
geslagen, toen een donkere, gebukte ge
stalte onhoorbaar door het depot sloop.
Ze hield een paar maal stil om te luiste
ren in de richting van de hall, van waar
uit echter geen enkel geluid kwam,
(Wordt vervolgd.)