HELDERSCHE COURANT van Zaterdag 28 Mei 1932. - (Derde Blad).
<wt fiistotiscfi moment van de afsluiting van de Zuidetzee.
JtUj de i
%uidmee.
'èen füstoüscAc teiugbük.
Een machtige grijper
Ir. C.
Oid ontstaan van de Zuideïzee.
uitvoering van de g*oote
De stroom in het sluisgat
tuck.
Met man en macht is de laatste dagen gewerkt om het
gigantische werk te voltooien.
Aan beide zijden van het laatste sluitgat zijn de geweldige werktuigen opgesteld.
hedenmiddag 1 uur heeft het histo
risch moment van de afsluiting der Zui
derzee, welk werk niet alleen in ons land,
doch ook ver over onze grenzen met de
grootste belangstelling werd gadegesla
gen, plaats gehad.
De Zuiderzee heeft heden opgehouden
te bestaan.
Het IJsselmeer is heden geboren.
De zee heeft zich tot het laatste oogen-
blik met alle kracht verzet tegen den aan
val van den nietigen mensch, doch ten
slotte heeft het menschelifk vernuft dén
zwaren strijd gewonnen.
Het totstandkomen van de verbinding,
welke met behulp van machtige, elkaar
langzaam doch zeker naderende, grijper-
kranen door het storten van groote hoe
veelheden „keileem" is bewerkstelligd,
ging gepaard met een oorverdoovend ge
fluit en geloei der stoomfluiten en sirenes
van werktuigen, sleepbooten en andere
zich in de nabijheid van het sluitgat in de
„Vlieter" bevindende vaartuigen.
Onze over de geheele wereld befaamde
waterbouwkundigen kunnen ook dezen
triomf weer voegen bij de vele triomfen,
welke zij reeds hebben gevierd. Zij heb
ben aan den grooten naam, die Nederland
op waterbouwkundig gebied over den ge-
lieelen aardbol bezit, nog meerderen luis
ter bijgezet.
Met groote spanning is de definitieve
afsluiting van onze binnenzee tegemoet
gezaen en thans, geruimen tijd vroeger
dan waarop men aanvankelijk rekende, is
de verbinding tusschen Noord-Holland en
Friesland tot stand gebracht door den aan
leg van den ruim 29M km langen afsluit
dijk.
De voltooiing en de openstelling van
dezen dijk voor het verkeer is thans nog
slechts een kwestie van enkele maanden.
Het meest belangrijke onderdeel van het
groote werk „De afsluiting en gedeelte
lijke droogmaking van de Zuiderzee" na
dert snel zijn voltooiing en de om hef
IJsselmeer liggende provinciën zullen in
de toekomst niet meer worden geteisterd
door overstroom ingsrampen.
Voor de scheepvaart zal de toestand j
aanmerkelijk beter worden. De Zuiderzee
was berucht om haar vele zandbanken:
het rif van Urk, waar de diepte vrij snel
van 53 tot 8 cM. verminderde, de Steilen-
hoek. de Kreupel, het Vrouwenzand, die
menschenleveng kostten wanneer stormen
en stroomingen de schepen onhandelbaar
maakten. De zeestroomen stonden dwars
op de drukke vaarwegen tusschen Enk
huizen, Stavoren en Hardingen en tus
schen Amsterdam, Marken en Lemmer en
er was heel wat zeemanskunst noodig, om
bij slecht weer tusschen de banken door
te komen. Thans zullen er, hoe ook die
oppervlakte bewogen moge worden, vrij
wel geen stroomingen meer zijn. Er zal
geen vloed of eb meer zijn; het peil van
het IJsselmeer zal vrij gelijkmatig blijven;,
de vaart wordt veiliger. Het zal niet meer
gebeuren, dat bij sterke oostelijke winden
de havens van Workum, Hindeloopen,
VoMenhove, Harderwdjk, Nijkerk, Spaken
burg bijna droog vallen en de schepen
roerloos aan den grond zitten, zoodat het
verkeer voor duizenden guldens schade
lijdt. Het zal niet meer voorkomen, in
droge zomers, dat schepen uit Amsterdam,
Rotterdam, Antwerpen en den Rijn
slechts half beladen naar de Friesche kust
kunnen worden gezonden, omdat zü op de
binnenwateren van Friesland geen vol
doenden diepgang vinden de vaart ver
traagd wordt en de vrachtprijs stijgt, zon-
die een groot aandeel heeft gehad bij de afsluiting van de Zuiderzee.
der dat de schipper zijn kosten dekt. Nu
„de Dijk", zooals de geheele Zuiderzeebe
volking de afsluiting zonder verdere aan
duiding noemt, er ltigt, is de Zuiderzee een
meer geworden. En dit meer zal binnen
niet al te langen tijd zijn een zoetwateT-
meer.
Akkers en vee in de provinciën Noord-
Holland en Friesland zullen te allen tijde
van bruikbaar water kunnen worden voor
zien. Zii worden minder afhankelijk van
liet weer. De zuivelopbrengst zal stijgen.
De Friesche boezemwateren zullen ook in
droge tijden met zoet water op peil gehou
den kunnen worden en de scheepvaart zal
bevrijd zijn van een onzekerheid, die op
de druk bevaren Friesche wateren in me
nig jaar groote bedragen deed verliezen.
Het kostbare onderhoud van een groot
deel der oude Zuiderzeedijken zal aanzien
lijk verminderen; deze behoeven slechts
als noodkeering in st^nd te worden ge
houden. De afwatering der omliggende
landstreken zal verbeteren; de zoetwater-
visscherij krijgt eep nieuw arbeidsterrein.
Reeds zijn gedurende de uitvoering veel
pennnen over het groote Nationale werk
in beweging gebracht, zoowel van voor
als tegenstanders, wij mogen evenwel niet
nalaten hier nog een kort overzicht te ge
ven van de werken en de voorgeschiedenis
ervan en dit overzicht zou wel zeer onvol
ledig genoemd kunnen worden wanneer
wij niet'n oogen-
blik met grooten
eerbied zouden
terugdenken aan
den ontwerper
van het groot-
sche plan wijlen
Dr. Ir. C. Lely,
aan wiens groote
bekwaamheid,
energie en werk
kracht het te dan
ken isdatonsland
de uitvoering van
dit werk heeft ter
hand genomen,
aan Dr. Ir. H.
Wortman, aan
wien vanaf de
instelling van
den Dienst der
Zuiderzeewer
ken de leiding
als Directeur-
Generaal was op
gedragen, als
mede aan diens
opvolger op 1
Mei 1929 Ir. V.
J. P. de Blocq
van Kuffeler,
die voordien
sinds de instel
ling als Hoofd
ingenieur aan ge
noemden Dienst
verbonden was.
de ontwerper
Hoe de Zuiderzee is ontstaan verraadt
de van Den Helder Noordoostwaarts loo-
pende kustlijn.
Vóór het jaar 1300 moet de Noordzee
door de duinenrij zijn gebroken, over-
stroomende daarbij dó lage landen daar
achter en liet slechts een reeks van eilan
den over, welke sinds diien tijd, geschei
den van het vasteland en weinig bevolkt,
een eenzaam bestaan hebben geleid.
Bij het begin van onze jaartelling waren
Noord-Holland en Friesland slechts bij
Stavoren gescheiden door een breeden
stroom, het Vlite, die zich iets Noordelijker
in een West- en een Oost-Vlie splitste en
breed uitmóndlde in de Noordzee tusschen
Vlieland en Terschelling. Vlieland en
Texel waren één met den vasten wal en
het eenige groote water benoorden het
tegenwoordige Medemblik was de Wie-
ringermeer. In het midden van ons tegen
woordig land lag een groot meer, dat de
Friezen Aelmere (d. i. het groote meer)
noemden en dat natuurlijk aan de vader-
landsohe jeugd alleen hekend is onder zijn
uitheemschen naam Flevo, dien de Ro
meinen er aan gaven. Er moet een Ro
me insche burcht gestaan hebben, Flevum
geheeten, men vermoedt op het thans be
dolven Griend voor de Friesche kust. In
de achtste eeuw kon men blijkbaar nog
gemakkelijk van Friesland westwaarts ko
men: de naam Westfriesland duidt op de
vroegere aanwezigheid van een aaneenge
sloten gebied.
De aanval van dte Noordzee van om
streeks de 13de eeuw was zóó raak, de uit
werking zóó geweldig, dat men tot op den
huidigen dag aan de onherstelbaarheid
heeft geloofd. Enkele jaren geleden twij
felden sommige zeer kundige mannen in
ons land aan de uitvoerbaarheid der af
sluiting en droogmaking van de Zui
derzee.
Bij die groote overstrooming werd het
land achter de eilanden gedeeltelijk weg
gespoeld en ontstond de Waddenzee, die
zich vereen igde met het Aelmere, dat de
kom der Zuiderzee vormde (ongeveer be
zuiden een lijn EnkhuizenStavoren). In
die twee gedeelten is de aard van den zee
bodem zeer verschillend: in het Zuiden
ondiep en vlak, in het Noordelijk deel met
diepe geulen tusschen ondiepe zandpla
ten. In het Noorden waren groote stroom-
snel heden, in het Zuiden veel matiger be
wegingen. Diep heeft de zee het gat tus
schen het vaste land van Noord-Holland
en Texel en den Vliestroom tusschen
Vlieland en Terschelling uitgespoeld. Het
eerste gaat tot 45, het tweede tot 30 meter
diepte.
Geen wonder, dat de verbeelding zich
dammen schiep in die gaten. In de zeven
tiende eeuw, toen Beemster, Purmer en
Schermer achtereenvolgens drooggemaakt
werden en Leeghwater voorstelde, het
Haarlemmermeer te beteugelen wat
eerst twee eeuwen later zou gebeuren
is de gedachte aan het „dichtgooien" van
die zeegaten het
eerst opgekomen
bij Hendric Ste-
vin, die in zijn
„Wisconstich Fi-
losophisch Be
drijf" in 1667 het
denkbeeld op
wierp, aldus „het
geweld van de
Noordzee uit de
Vereenigde Ne
derlanden te ver
drijven". Ook de
ingenieur B. P.
G. van Diggelen,
die het verst-
gaande droogma
kingsplan heeft
ontworpen van
de tallooze ont
werpen, welke in
de negentiende
eeuw het licht
zagen,liet debei-
de groote bres
sen aan den vij
and, ontwierp
een dijk van de
Noordpunt van
Tersohelling,
met een „Texel-
stroom" achter
Texel en Vlie
land om en een
Le|yt „stroombaan
rondom de, ge-
van het plan. heel droogge
maakte, Zuiderzee, welke op de Noord
zee moest uitwateren door een kanaal,
dat dwars door Noord-Holland van
Hoorn naar Petten moest worden gegra
ven. Had men zün voorstellen gevolgd,
dan zou veel zandgrond zün ingedijkt, het
geen o. a. naar Eb*. Lely's meening, beter
aan het nageslacht kan worden overge
laten. Onze nakomelingen zullen uit
zandgrond vermoedelijk meer voordeel
weten te halen dan wij.
Daarna dacht men alleen aan een
droogmaking van het Zuidelijk gedeelte.
Een in 1865 opgerichte „Nederiandsche
Maatschappij voor Grondcrediet" droeg
aan de kundige ingenieurs J. A. Beyerinck
en T. J. Stieltjes het maken van een ont
werp daarvoor op. De afsluitdijk zou van
Enkhuizen over Urk naar den IJsselmond
worden gelegd, zoo, dat deze laatste vrii-
bleef. Een Staatscommissie bracht hier
over in 1873 een gunstig verslag uit en,
na enkele wijzigingen door den ingenieur
W. F. Leemans, werd het plan bij wets
ontwerp van 1877 bij de Tweede Kamer
ingediend. Een volgend ministerie trok
het echter in.
De eer der uitvoering van de groote ge
dachte komt geheel toe aan dén civiel-
ingenieur Dr. C. Lely. In opdracht van de
in 1886 door het Friesche Kamerlid A.
Burna opgerichte „Zuiderzeevereeniging"
stelde hij, als uitkomst van een technisch
en geldelijk onderzoek de acht voortreffe
lijke nota's op, die de grondslag zijn ge-
Een overzicht toen het gat nog ongeveer 150 Meter was,
genomen bq sterken vloedstroom.
worden van de onderneming. Hii begon
bii het begin: het bodemonderzoek. Hij
ontwierp den afsluitdijk van Wieringen
tot Piaani: later zou deze bii het wat Noor
delijker gelegen dorpje Zurig aansluiten.
Hii hield de diepste geulen buiten dte be
dijkingen en zorgde, dat zooveel mogelijk
klei- en zoo weinig mogelijk zandgrond
zou worden ingepolderd. Een deel der zee,
dat hoofdzakelii'k een zandbodem heeft,
zou als „IJsselmeer" bewaard blijven. Men
zou dit trouwens niet kunnen missen,
omdat het water van eenige in de Zuider
zee uitloopende rivieren, waaronder in de
eerste plaats de IJssel, er in geborgen
moet worden.
De voordeelen van het plan-Lely sprin
gen in het oog. Het beteekende een aan
merkelijke vergrooting van de bebouw
bare oppervlakte van ons land'. Het zou
de waterstaats-toestand van de landstre
ken rondom de Zuiderzee belangrijk ver
beteren. Het overblijvende IJsselmeer zou,
met zijn peil van 0.40 beneden nieuw Am-
sterdamsch Peil aan deze landstreken in
natte tijden een behoorlijke, in droge zo
mers den aanvoer van een voldoende hoe
veelheid water door inlaat verzekeren.
Een in 1892 benoemde staatscommissie
kwam in 1894 met groote meerderheid tot
de slotsom, dat „het werk in 's lands be
lang behoorde te worden uitgevoerd".
Niet alleen het wetsontwerp van 1901,
van 1907 heeft het lot van het ontwerp
gegrond op het plan-Lely, maar ook dat
van 1877 moeten ondergaan. Drie malen
heeft de heer Lely ais minister zijn plan
tegen militaire en geldelijke bedenkingen
moeten verdedigen; de politiek verijdelde
twee malen de uitvoering. Maar al doende
leerde hij in 1913 wist hii de uitvoering te
doen vastleggen in de Troonrede met de
woorden: „Ik acht den tijd gekomen om
de afsluiting en droogmaking van de Zui
derzee te ondernemen. Verbetering van
den waterstaatkundigen toestand der om
liggende provinciën, uitbreiding van
grondgebied en bliivende vermeerdering
van arbeidsgelegenheid zuilen daarvan het
gevolg zijn. Een wetsontwerp tot uitvoe
ring van die afsluiting en gedeeltelijke
droogmaking zal U worden aangeboden",
Bii Koninklijk Besluit van 9 September
1916 werd dit wetsontwerp tot verwezen
lijking van het door den Minister van Wa
terstaat, Dr. C. Lely, opgemaakt plan in
gediend. Na eenige kleine wijzigingen
werd voorjaar 1918 het wetsontwerp zon
der hoofdieliike stemming in beide Ka
mers der Staten-Generaal aangenomen en
den 14den Juni 1918 als wet in het Staats
blad opgenomen.
Als gevolg van deze wet, werd met in
gang van 1 Mei 1919 de Dienst der Zui
derzeewerken ingesteld, aan het hoofd
waarvan de Directeur-Generaal der Zui
derzeewerken staat. Onmiddellijk werd1
begonnen met de voorbereiding der wer
ken en wel in de eerste plaats met de af
sluiting.
Met het beteugelen van de geulen in
het Amsteldiep werd een aanvang ge
maakt in het jaai 1920. In het daaropvol
gende jaar volgde het maken van een
werkhaven te Den Oever. D6 aanleg van
de omringdijken van den grooten sluisput
aldaar en het maken van het eerste ge
deelte van het kanaal voor afwatering en
scheepvaart, het Balgzandkanaal, werd in
1922 aanbesteed. Hierop volgde in 1923 de
aanbesteding voor het maken van den af
sluitdijk tusschen de Noordhollandsche
kust en Wieringen, welk werk op 28 De
cember werd opgeleverd.
Hierna kwamen op voorstel van de Re
geering tot stand de wet van Mei 1926 tot
wijziging der Zuiderzeewet en de wet van
denzelfden datum tot wijziging van het
Zuiderzeefonds, met het oogmerk de wer
ken tot afsluiting en gedeeltelijke droog
making der Zuiderzee krachtig voort te
zetten.
Het uitvoeren van de afsluiting van de
aan getijstroomen onderhevige binnenzee
zou risico's met zich brengen van onge-
wonen aard en omvang, die zich vooraf niet
Het verval bedraagt ongeveer 1 meter.
Het avondrood van de ondergaande zon
kleurt den stillen hemel. De twinkelende
en lonkende sterren trachten reedis hun
lichtjes te ontsteken en eenige flonkeren
reeds dat het een lust is.
Stil is het om mü heen. Het lied van
den arbeid heeft haar zangen gestaakt en
de machtige machines en grijpers en an
dere werktuigen, noodig voor dit titanen-
werk, liggen stil aan den dükrand, als om
uit te rusten en nieuwe krachten te ver
zamelen.
Nieuwe krachten voor de laatste inspan
ning, die allen zoo hard, zoo heel hard
noodig zullen hebben om straks het groot-
eche -werk te voleindigen.
De afsluiting van die Zuiderzee
Simpele woordjes. Maai- wat zeggen
deze woordjes? Zij immers zün niet in
6taat datgene uit te drukken waar zoo veel,
zoo onnoemelijk veel arbeidskrachten en
ingenieurskunst bii noodig zün geweest.
Waar de knapste koppen maanden en
maanden over hebben zitten te piekeren.
Het werk, dat menschenlevens heeft ge
kost, d«t velen in woede heeft doen uit
barsten bü tegenslagen.dat voor velen
een levenswerk is geweest. Wat zal het
voor al die mannen een voldoening zijn,
de grootste onder hen met den gewonen
arbeider, wanneer zij daar bij de laatste
hoopen keileem staan te zwoegen en zien-
deroogen, langzaam, o zoo langzaam die
beide uiteinden naar elkander toe zien
komen
Maar nu rusten zij.Mensch en ma
chine
Doch één is er, die niet rust. Niet wil
rusten.... Die met haar alles overweldi
gende kracht tracht te vernielen wat de
mensch hier geschapen heeft.Met haar
woeste zuigingen tracht de dammen om
ver te werpen, die haar boeien moeten
worden
De zeeEen klein, nietig woordje..
W'hat is a name.... Maar wat is de
werkelijkheidVredig ligt zii daar nu
en de opkomende maan werpt reeds haar
eerste stralen oven- haar zacht bewogen
golven
Nu ruisoht zij zoo liefelijk, kabbelen
haar golfjes zoo zacht.jes tegen de dijken
aan, alsof zij met haar zachte streelingen
het land wil brengen onder een hypnose,
een hypnose, die vertelt, dat de zee zoo
zacht is, niet woest en vreeseliik zijn kan
en bedelen en herinneringen oproept aan
lang vervlogen dagen....
De zeeEngel en duivelHoe-
velen reeds heeft zii in haar armen om
knelt. hoevelen reeds heeft zii in haar
bewondering gevangen en hoevelen reeds
kunnen niet meer zonder haar....
In stormnachten, wanneer zii onder
machtig gebrul de schepen, waarop de
menschen haar trotseeren willen, heen
en weer smijt en hen tracht ten onder te
doen gaan en waar de ruwste zeebonk de
macht moet erkennen van Hem, aan Wien
wii allen verantwoording schuldig zijn.
De zee, waartegen de menschen steeds
weer opnieuw gevochten hebben, gevoch
ten en gestreden tot in het uiterste en
wanneer de zee hun dan eindelijk, na nach
ten soms van wanhopigen strijd, in de
diepte deed verdwijnen, dan was de zee
een duivelEen duivel, die met een
satanisch geloei en gebrul de menschen
ten onder liet gaan en haar geluid met al
die smartkreten en het gegil van die wan
hopigen vermengde
En diezelfde zee, die in dien stormnacht
in de 14e eeuw het Flevomeer uitbreidde
tot wat in eeuwen de Zuiderzee moest
worden, diezelfde zee ligt hier nu zoo kalm
aan mün voeten en ruisoht.. ruischt..
haar eeuwigen zang.
In de verte klept een kerkklok. Zachtjes
dringen de tonen tot mij door en vertellen
mij van die vissehersdorpjes, die nu moe
ten ophouden visschersdorpen te zijn. Zie
ik al die kerels daar zitten. Mannen met
gebruinde koppen en vereelde handen, die
boekdeelen zouden kunnen vullen met
hun verhalen over de zee en haar kuren.
Wat moeten zii nu beginnen.... Arme
menschenDoor de eischen van den
modernen tijd wordt hun het brood uit den
mond gehaald. Maar daarin kan en zal nog
wel geholpen worden.
Maar waar niet in geholpen kan worden
is, dat zii de zee moeten missen, dezelfde
zee, die hen en hun familie zoo dikwijls
in rouw heeft gedompeld, diezelfde zee, die
hen zoo dikwijls den dood voor oogen
heeft doen staan en die zii niettegenstaan
de al die angst van de stormnachten niet
kunnen, niet willen missen.
Zachtjes ruischt het water.... Stil is
het om mü heen en de zee zingtzingt
haar lied, zooals alleen de zee het zingen
kan.Als een zoete fee nu, vertelt zii al
haar liefelükheden en het is alsof vanuit
het water zoete nimfen opstijgen en mij
in hun rijendansen toewenken en zachtjes
fluisteren komkom
Geniet in den zomeravond, dan is zij
ais een fee
Een fee, die haar zoete zangen land
waarts stuwt en die ieder, die haar een
maal heeft mogen aanschouwen en beluis
teren, in haar bekoring vangt....
In de nevelende verten teekent zich het
silhouet van 'n eenzamen botter af. Het is,
alsof hii daar roerloos ligt, maar dit is
slechts schijn. Heel even dringt over de
eindelooze watervlakten het ploffen van
den motor door, die vertelt, dat dat kleine
scheepje daar moeizaam bezig is haar
zware netten voort te sleepen om het
kostelijke zeebanket daarin op te halen,
ten dienste van den mensch. Ja, ten
dienste van den mensch. Zooals alles ten
dienste van den mensch benut wordt.
En het is ook ten dienste van den mensch,
dat dit gigantisch titanen-werk onder
nomen werd, de afsluiting van de Zuider
zee.
Maar strijden zal die zee, tot het laat
ste oogenblik, strijden tot den laatsten
schep keileem een einde zal maken aan
haar bestaan en haar zal gekluisterd heb
ben in die'zware, zware boeien.
Ziet, hoe zii met witte schuimkoppen
daar bii den Vlieter den menschenarbeid
ongedaan tracht te maken.... Wil niet in
boeien gekluisterd worden.... vecht....
strijdtbrult.en met eindelooze en
onuitputtelijke kracht beukt zij daar door,
maar langzaam en zeker wordt daar een
einde gemaakt aan haar bestaan.
En de mensch triumpheert. Voelt zich
heer en meester over haar, die altqd ge
dacht had, dat zü het was die maar steeds
kon tiranniseerenDat zij het was, die
het land, dat wij menschen soms zoo moei
zaam hadden gewonnen, kon afnemen,
maar nu wii, die kleine menschen, een
stuk van die groote zee gaan afnemen,
nu raast en beukt zii los met de kracht
van al haar hartstochten.
Maar lukken zal het haar niet, nu zün
WIJ het, die zullen overwinnen, hoelang
zii ook strijden zal
En wanneer jaren later in een woesten
stormnacht de zee nog eens haar krachten
op die afsluiting zal beproeven en bulde
ren en razen, dan zullen misschien de
kleine kinderen angstig bij grootvader of
grootmoeder kruipen, die hen vertellen
zal van dat grootsche werk, dat onder
nomen werd toen zii nog in hun kinder
jaren waren en met trotsch zullen zij ver
halen, dat het Nederlanders waren die dit
werk hadden ondernomen en dat het Ne
derlanders waren die dit werk hadden uit
gedacht en uitgevoerd.
En dan nog zal de roem stand houden
in de verre landen en dan nog zullen zü
daar ginds vertellen: „Weet je nog van
dat Nederland, dat kleine landje daar er
gens aan de Noordzee...."