Ons kinderverhaal Van een motorfiets, die niet wilde vliegen. Beste jongens en meisjesi Nee, dat kan niet anders, de zomer zit in jullie hoofd, er zijn zoo weinig goede oplossingen binnengekomen, dat jullie je onmogelijk kunnen ver ontschuldigen door te zeggen, dat het eerste raadsel zoo moeilijk was. Mis schien moest je er wat langer over denken dan anders, maar het was toch heusch met een klein beetje inspan ning wel op te lossen, en danen danhet was de laatste week van de maand en wat dat wil zeggen weten jullie. Verloting van de prijzen. Zie je, dat alleen was al wat extra in spanning waard geweest. Ik zal meteen maar verklappen wie de prijswinnaars zijn. Eerst de namen van de meisjes, want die gaan altijd voor en dan de jongens. Agatha Koelemey, le Vroonstr. 24. Jo Burger, Van Galenstraat 26. Harm Leyen, Binnenhaven. Henk Aberson, Piet Heinstraat. Jullie denken er wel aan, vanmid dag vóór vijf uur de prijzen halen, hoor. Tony Sinnige. Wanneer je versje in het „Juttertje" opgenomen wordt, Tony, dan vind ik het aardig, ook al schrijf ik dat nu juist niet altijd in een briefje. Als je dat dus goed onthoudt, dan weet je meteen, dat je versje van vandaag ook leuk is. Wel toeval lig dat jij Zondag ook in Julianadorp geweest bent. Ik was er ook Zondagavond, maar toen sliep jij misschien alweer in Den Helder. Een rakker is dat neefje Anton van jou, zeg, om alles wat hij vond maar in de sloot te gooien. Ik weet heusch niet of het wel erg verstan dig van jullie was om allemaal te lachen, toen je het zag. Want nu dacht hij natuurlijk dat het erg aardig was en doet het straks misschien weer en dan krijgt hij een pak op zijn broek en begrijpt natuurlijk heelemaal niet waarom, omdat jullie het eerst toch leuk vonden. Mon Bonte. Je raadsels zijn de vorige week niet uit de raadseldoos gekomen, Mon, dus kunnen bijna niet op kantoor zijn ontvan gen. Heb je ze zelf gebracht? Het is wel jammer, omdat je nu natuurlijk ook niet mee kon doen bij de verloting. Wat fijn dat jij en je broertje twee konijn tjes hebben gehad. Wat een lieve diertjes zijn dat, hè? Maak je zelf het hok van ze schoon. Wij hadden vroeger thuis ook konij nen en dan mochten ze vaak in het grasveld springen. Dat was zoo'n leuk gezicht. In de duinen zag ik de vorige week drie konijnen, die wipten vlug weg toen ze ons aan hoorden komen. Op een avond, toen we thuis zaten, rende er een groote hond voorbij ons raam, met een klein konijntje in zijn bek, dat had hij in de duinen gevangen. Toch leelijk, hè, om zoo'n lief diertje dood te bijten. Mien Jonkmans. Nee, j'e hebt natuurlijk geen tijd om je raadsels op te lossen, als er zoo plotseling een nichtje van je overkomt, Mien. 't Was zeker net of ze zoo uit de lucht kwam vallen, toen je haar voor je zag staan. Wat een blije verrassing zal het geweest zijn. Germaine Franken. Dat was een fijne dag in Amsterdam, Germaine en het fijnste was wel dat jij een nieuwe jas kreeg en een mooi boek. Ik feliciteer je wel met den ver- laardag van je moeder, hoor, zorg maar dat het een prettigen dag voor haar wordt. Daar kan je een heele massa aan doen, door veel kleine verrassingen. Bedenk ze zelf maar. Ina Boels. Kom, kom, Ina, zoo'n knappe raadseloploster als jij bent, kon die niet uit dat eerste raadsel komen, dat kan ik me bijna niet indenken en ik ga nu heusch ge- looven dat het wat moeilijk was. Annie Jansen. Ik zie in gedachten je gezicht voor me, Annie, met vreeselijk diepe rimpels in je voorhoofd, net als bij een oud vrouwtje, van het denken over dat eerste raadsel. Als ik geweten had dat ik jullie daar mee zooveel moeite had bezorgd, dan was het nooit in het „Juttertje" gekomen. En deze laatste maand zal je ook vast niet zulke moeilijke raadsels vinden, hoor. Je versje is aardig en ik vind het natuurlijk leuk dat je zoo je best doet. Mien Ouwens. Een briefje heb ik van jou niet gehad en toch krijg jij er een van mij en dat komt door die mooie teekening. Dat was keurig, hoor Mien, en daar zal je nog veel langer werk aan gehad hebben dan aan een briefje. Ben jij dat, dat meisie met die bloemen aan den waterkant? Harm Leyen. Je hebt 'n boek gewonnen, Harm. Dat vind ik fijn voor je en ik feliciteer je er mee. Ik zal een mooi boek voor je uitzoeken. Heb je graag een ondeugend jongens boek of wil je graag een prachtig boek over ge schiedenis? Je mag het zelf wel uitzoeken. Zeg maar aan dien meneer of juffrouw die je helpt, wat je graag wilt hebben. Agatha Koelemey. Jij hebt ook een prijs gewonnen, Agatha. Dat is fijn, he? Heb je een paar maanden terug ook niet een boek gehad? Dat vers dat je hebt ingezonden heb ik gelezen en ik vind het een mooi vers, alleen denk ik dat de kinderen de bedoeling ervan eigenlijk niet zullen begrijpen. Willem Bilderdijk was nu juist geen kinderdichter. Maar ik dank je toch wel dat je het heelemaal voor me hebt overgeschreven. Annie v. d. Brink. De Heiloër bosschen ken ik wel, Annie en ik vind ze heel mooi, wel zoo mooi als de Zeister bosschen. Aapjes heb ik in de Alkmaarderhout nooit gezien, wel herten en dat zijn lieve dieren. Aapjes zijn ondeugende rakkers, die kan je eigenlijk niet heelemaal vertrouwen, want vaak plotse ling geven ze je een knauw en kijken je met hun verstandige oogjes nijdig aan, alsof ze willen zeggen: „Wat doe je hier eigenlijk bij m'n kooi". Misschien zijn die Alkmaarsche aapjes wel bizonder lief en tam. Maar houdt ze toch maar in de gaten. Beppie Keieer. Waarom jij een vorige week niet in de krant stond Beppie? Daar moet ik een groot vraagteeken zetten. Kijk, hier staat het???? Ik weet het waarlijk niet en ik denk dat óf je oplossingen zoek zijn geraakt óf dat ze niet op kantoor zijn ge komen. Wie heeft ze gebracht? Ik vind het jammer, juist omdat je vorige week ook een versje had gemaakt. Ik kan het ook heusch niet meer nazien. Je raadsels van deze week waren fout, zooals je aan de oplossingen hier onder ziet. Met de verloting had je dus toch niet meegedaan. Jo Burger. Wat een geluk, Jo, wat een geluk, dat je nu juist nog dat eerste raadsel vond, want daardoor deed je mee met de verloting en daardoor won je een prijs. Wat fijn, hè? Annie Wolboom. Over dat versje van je vader moet ik hem nog schrijven. Ik hoop het dezer dagen te doen, Annie, er is immers gëen haast met plaatsen. De versjes van van daag zijn goed, hoor. Kindervriend. ALLE JONGENS, ALLE MEISJES. Wij gaan zwemmen, met den meester, Of de juffrouw van de school. Alle jongens, alle meisjes, Hebben bij het zwemmen jool. Gaan wij niet van school uit zwemmen, Dan gaan wij alleen naar het bad; Alle jongens, alle meisjes, Zwemmen eens per dag in het nat. Zij die nog niet zwemmen kunnen, Moeten het vlug leeren gaan, Alle jongens, alle meisjes, Leeren dit jaar het zwemmen aan. Valt er dan eens een te water, Volgt er geen verdrinkingspijn, Alle jongens, alle meisjes Kunnen dan, hun redder zijn. Annie Walboom. HET IS EEN SCHANDE. Jan en Mien, alleen thuis, Speelden daar samen voor het Roode Kruis, Met poppen als gewonden. Die werden eerst, met roode inkt Gewond geteekend en verminkt, Op armen, beenen, monden. Het hospitaal was achter het front, Als men vandaar gewonden zond, Bracht Jan ze bij Mien binnen. Mien waschte ze dan eerst wat af Terwijl zij soms een drankje gaf. En verbond ze dan met linnen. Dan schreef zij op een stuk papier, Stamboeknummer die ligt hier, En riep dan Jan er bij. Die nam dan, elk gewonde pop Voorzichtig met zijn handen op En legde ze in een rij. Opeens kwam dan vanuit een hoek, De vorst der poppen op bezoek. Nam een gewonde in zijn handen, En toen alleen zei, omdat hij 't vroeg „Dat een oorlog, zulke wonden sloeg". Sprak hij: „Het is een schande!" Annie Walboom. 'k Had zoo vaak beloofd Op school heel goed te leeren. Gehoorzaam steeds te zijn, Geen plagerij te deeren. Maar och, zoo vaak ben Tc klein, £n alles weer vergeten, Dan hoor 'k een stemme zacht: „Ge hebt het niet volbracht". Wat gij mijn kind belooft, Dat moet ge ook goed weten, Beloven en doen, zijn twee, Wil dat toch niet vergeten. Tony Sinnige. DE ZOMER. De zomer is nu in 't land En zet den winter weer aan kant. De zomer met haar zonnepracht, Heeft den winter weggebracht. De zomer met haar kleurenpracht, Die den winter heeft weggebracht, Brengt nu mooie bloemen voort; Schoon van kleuren, en alle'soort. Bloemen bloeien overal, Paarden zijn nu weer van stal, Loopen lustig in de wei. Waar wij zingen, rustig blij. Annie Jansen. n jaar. Ik zeg het zonder schroom, Dat de oplossing van uw raadsel is: Een vogelverschrikker gewis, Of is het een étalagepop? Zoo niet, dan geef ik het op. Want de zon schijnt door de ruiten, En lokt mij naar buiten. Harm Leyen. LENTE. Als de Winter is vervlogen, Komt de lieve Lente weer, De schaapjes dartelen in de weide, O, wat gaan ze dan te keer. De haard of kachel moet verdwijnen, Want die heeft dan afgedaan. Doch mijn Moeder zucht nu heden, Ach, was hij maar blijven staan. Is de lieve Mei gekomen, En 't zonnetje ons verblijd; Gaan wij loterbloemen plukken, Altijd in ons eigen tijd. Bekijk den aanleg van de parken, Zie de straat of op het plein; De tuinman is nu weer aan het werken, Alles wordt weer even fijn. De Lente brengt het nieuwe leven, In de stad en op het land. Wordt het weer nog even warmer, Gaan wij heerlijk naar het strand. Jo Burger. Een sensatie-avontuur van de „Club der Lindy's" en hoe de „vliegende klabak" hen teleurstelt. Een prettig jongensverhaal. door MART. De Club der Lindy's hield vergade ring! Vergadering in de „hangar", zooals de wjjdsche naam luidde van de oude schuur, waarin de kweeker Zweefman zijn potten, schoppen, harken, stok ken, kortom alles, wat bij zijn vak behoorde, pleegde te bewaren, voordat zijn zoontje Tonny hem de schuur had afgebedeld, als vergaderzaal en „werk plaats", of zooals de jongens hem noemden „montagezaal" van de Club der Lindy's, waarvan Tonny voorzitter was. Voordat wij ons met de vergadering zelve zullen bezighouden, willen wij eerst eens even kijken, waar wij zijn en wat de Club der Lindy's eigenlijk is.Wel wij zijn in het bekende dorpje Durfburgen, dat de meeste lezertjes al kennen uit het verhaal „De heldendaden van Karei Snor". Durf- buren bezat een burgerij, die er prat op ging, reeds in de Middeleeuwen be roemd te zijn om haar heldhaftig ka rakter. Reeds ten tijde van den be roemden „Dikken Hertog van Gelder land" hadden zjj aan de zijde van dien ridder meegestreden. En als er in de herbergen van het naburige stadje 's Zaterdagsavonds veel gevochten werd, kon men er zeker van zijn, dat meer dan de heft van het stelletje vechtersbazen, die een paar uur later door de politie ter kalmeering in een mooi hokje met een houten tafeltje en een plank om op te liggen, werden gezet, tot het edele geslacht der Durf- burgenaars behoorden; het strijdlus tige element zat hen nu eenmaal in het bloed. Dat de spruiten van deze edele bur gerij het ook nogal eens met elkaar te kwaad hadden, spreekt vanzelf. Doch behalve vechten waren de jongens dol op avonturen. In de dorpsbibliotheek had men juist een nieuwe zending boeken ontvangen, want de Durf. burgenaars lazen veel en waren over het algemeen vrjj goed ontwikkeld. Onder deze boeken waren er ver schillende, die algemeen de aandacht trokken van het jeugdige Duriburgen- sche element: het waren een paar boe ken, geschreven door de helden der lucht, door Evert van Dijk door An- thony Fokker, admiraal ByrJ en an dere koene aviateurs. Vandaar de vliegwoede, die al wekenlang het ge- heele dorpsschooltje beheerschte Onder den indruk van deze werken had men al dadelijk de Club der Lindy's opgericht, een naam, die men had uitverkoren, naar aanleiding van het feit, dat kolonel Charles Lindbergh, of „Lindy", zooals men hem in dè „vliegwereld" noemde, in zijn be roemd vliegtuig „the spirit of St. Louis" over den Oceaan was gevlo gen. Thans bezat ook Durfburgen zijn „vliegwereld"! Durfburrgen stond in het teeken van de luchtsport!. De vader van Karei Smulders, die bondsrijwielhersteller en motorhande laar was, had de Club van Lindy's verrijkt met den motor van een oude Eyschen-motorfiets en gewapend hkr ui ede begon men de plannen, die ge groeid waren in het brein van een aantal pientere jongens uit te werken. Tonny Zweefmans en Karei Smulders wilden namelijk.een vliegtuig ma ken! Reeds vele malen hadden zij de reuzenvogels van het miltaire vlieg kamp Soesterberg brommend en ron kend voorbij zien schuiven en steeds hadden zij zoo'n machtig verlangen gehad, óók eens in de vrije, frissche luoht te kunnen rondzweven, dat zii deze gelegenheid met beide handen aangrepen. En daar vader Smulders een handje meehielp en baas Ploeg, de timmerman, beloofd had gratis hout te leveren voor den bouw. hadden zij alles mee. In de „montagezaal" van hun „hangar", waarmede wij reeds kennis gemaakt hebben, hielden zij dus thans vergadering „Jongens," zei Tonny, die er trotsch op was, evenals Fokker „Tonny" te heeten, „wij moeten in de eerste plaats het zwijgen weten te bewaren tegen over de andere mensohen, als zii nieuwsgierig zijn, hoever wij zijn ge komen. Pas als alles klaar is, komen wij met ons toestel te voorschijn!".... Daar waren zij het allemaal mee eens. Wat een ongeloovige geziohten hun huisgenooten ook getrokken had den, toen zij hun plannen openlegden, die ongeloovigheid zou weldra plaats maken voor stomme verbazing en be wondering, als hun „vliegende klabak" doorde wolken toerde.... „De Vlie gende Klabak" hadden de jongens min of meer oneerbiedig hun ontwerp genoemd. „Want" had Jantje Eg- germont heel pienter opgemerkt »8's hij klaar is, sturen we Moedig, veldwachter, er mee naar de maan".- En daar een veldwachter in de Dur'' burgensche jongenstaal „klabak" Se' noemd werd, was met algemeene stein- men het zweeftuig de „vliegende kla bak" gedoopt! Zoo brak de dag aan, dat het toest® de voltooiing naderde.... Achter M* de „hangar", door een paar laken* aan ieder oog onttrokken, stond een vierkant monster, samengesteld u' pakkisten, uit gegalvaniseerd Üzel" draad, zijldoek en touw, waarin °P vernuftige wijze de motor was opg hangen, terwijl het geheel rusttie P

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 18