HELDERSCHE COURANT van Zaterdag 25 Juni 1932. - (Derde Blad).
Oid 25-jaïig bestaan van den Qndetöeedienti.
Een vijver bevindt zich in de goede
beplanting tusschen de twee kazer
nes en daarin staat een overblijfsel
van de eerste duikboot. Dit bestaat uit den
commando-toren met den periscoop, welke
gemonteerd zijn op een betonnen onder
stuk, zoodat het geheel het aanzien van
een duikboot heeft. Een gedenkplaat
welke hierbij is aangebracht, houdt de
herinnering aan de „O 1" levendig.
I De dienst beschikt hier in Den Helder
over een tweetal zeer goed ingerichte
kazernes, voor officieren en manschap-
j pen. Verschillende werkplaatsen liggen
i om deze gebouwen en niet te vergeten
een krachtig radiostation.
De kazernes zijn gelegen aan een groot
bassin, waarin de duikbooten kunnen
meeren. Een depótschip de „Cornelis
Drebbel" ligt daar ook, benevens enkele
kleinere vaartuigen welke o.m. gebruikt
worden voor het vervoeren van duik
materiaal.
3c „0 i".
De Commandant van den
3c tentoonstelling.
De tentoonstelling is ingericht in het
laadstation en veel wetenswaardigs is er
op duikbootgebied te zien.
Zoodra men binnenkomt ziet men op
groote platen de verschillende modellen
der onderzeebooten, die in den loop van,
wij kunnen wel zeggen eeuwen, zijn be
proefd.
Daar is b.v. een afbeelding van het
ontwerp van William Bourne, hetwelk
dateert van 1578; het ontwerp van onzen
landgenoot Cornelis Drebbel, waarmede
Wij hebben dit indertijd reeds in een ar
tikel over den bergingsdienst uiteengezet.
De bemanning is uitgerust met Drager
reddingvesten, welke vesten voorzien zijn
van zuurstofflesschen. Deze vesten wor
den gebruikt wanneer de bemanning on
der water de boot moet verlaten.
De uitgeademde lucht gaat door kali-
patronen, waardoor het koolzuur wordt
geabsorbeerd.
Om de duikers, bü eventueele ongeval
len hulp te kunnen verleenen, heeft men
de beschikking over en aantal zuurstof
apparaten. Hierbij vindt men de gewone
zuurstofkoffer, waarbij men nog zelf de
levensgeesten moet trachten op te wek
ken door het toepassen van kunstmatige
ademhaling, doch ook de Pullmotor, welke
geheel automatisch werkt en een wonder
van samenstelling is. Dit vernuftige in
strument bootst volkomen de natuurlijke
ademhaling na door afwisselend de lon
gen vol te pompen en leeg te maken. Het
mechanisme past zich daarbij automatisch
aan bü het volume, dat de longen kunnen
bevatten. Bovendien wijst het onmiddel
lijk aan, indien de luchtwegen verstopt
zouden zijn. Het kunstmatig ademen door
het bewegen der armen kan bü gebruik
van dit instrument dus vervallen.
Dan komen wü bij de duikers. Twee
groote poppen staan geheel opgeblazen
klaar, alsof zij zoo aanstonds in de diepte
zullen verdwijnen.
Hier vindt men een z.g. automatisch
duikerpak en een pak, waarbij de lucht
nog moet worden aangevoerd. De eerste
Toren en periscoop van de eerste OZ.-boot O 1.
knijpt. Geraakt de duiker in deze positie,
dan kan hü uit voorvermeid reservoir
lucht laten tcestroomen om zoodoende
evenwicht in den druk te verkrijgen.
Tegenwoordig geschiedt de luchttoevoer
automatisch. De lucht gaat door een
reduceertoestel, waar de juiste druk wordt
verkregen, passeert de zuiverende kali
patronen en bereikt zoo den duiker. De
deze in 1620 op de Theems heeft geëxpe
rimenteerd. Verder ziet men een afbeel
ding van een eenpersoonsboot en van de
tahdjke ontwerpen die in het laatst van
de vorige eeuw en in het begin van deze
eeuw werden gemaakt.
Interessant en zeer goed geteekend zijn
de twee doorsneden van de „O. 1", waar
door men een goed idee van de proporties
van dit vaartuig krijgt, Als scherp con
trast met dit primitieve vaartuig liggen
voor deze teekeningen foto's van onze
moderne duikbooten.
Dan komt de afdeeling van reddings
middelen en ander materieel om een ge
zonken duikboot hulp te verschaffen.
Weer treffen ons twee uitersten, n.1.
twee lampen voor het onderwaterwerk.
Er staan een eenvoudige petroleumlamp
een van de oudste modellen onderwa
ter-lamp en daarnaast de nieuwste vin
ding op dit gebied, een electrisohe lamp,
met parabolischen spiegel, met een licht
sterkte van 4000 kaarsen, welke tot op
200 meter diepte kan worden gebruikt.
Een uitgebreide sorteering gereedschap
heeft men bü deze werkzaamheden noo
dig. Slangen, om de verbruikte lucht uit
duikbooten af te voeren, welke voorzien
zijn van een koperen mantel om aan den
waterdruk weerstand te bieden. Electri-
sche boren om gaten in de wanden van
een duikboot te boren. Pistolen om tap
einden in den romp te schieten, waaraan
de luchtslangen kunnen worden beves
tigd, verder tangen, beitels, boren, enz.,
allemaal vernuftige, veelal door lucht
druk gedreven werktuigen.
Aanschouwelijk wordt voorgesteld, hoe
de bemanning een gezonken onderzeeër
moet verlaten, door den druk in en buiten
de boot gelijk te krijgen. Dat is het groot
ste probleem van een gezonken duikboot.
De K XIII waarmede prof. Vening Meinesz
zijn tochten maakte.
heeft geen aanvoer van lucht vanaf het
duikschip meer noodig. Hij draagt zijn
voorraad lucht en zuurstof in twee meta
len flesschen op den rug. Het instru
ment met kalipatronen, zorgt weder voor
de luchtreiniging.
De duikers, die in het gewone duikerpak
naar beneden gaan, dus nog de noodige
lucht met slangen toegevoerd krijgen,
hebben tegenwoordig nog een veiligheids-
instrument op de borst hangen. Dit is een
voorraad gecomprimeerde lucht, welke
dienst kan doen als de gewone lucht
toevoer, belemmerd wordt of wanneer de
duiker buiten boord, of plotseling naar
grootere diepte valt. Hij loopt dan gevaar
te worden verstikt. De druk, waaraan hij
dan plotseling wordt blootgesteld, perst
de lucht in zijn pak samen, waardoor de
leeren rand van de helm de keel dicht-
afgewerkte lucht wordt weer door het toe
stel verwijderd. Bü deze inrichting staat
echter steeds de handpomp bij, om direct
te kunnen bijspringen wanneer het auto
matisch toestel weigert.
De diepte waarop men onder water kan
werken is niet onbeperkt, de grootste
diepte, die een duiker in een pantser-
pak ooit heeft bereikt, is 200 meter ge
weest. Op deze diepte is men echter niet
in staat iets uit te voeren, slechts kan men
dan observeeren.
Theoretisch is de diepte waarop men
nog werken kan 160 meter, doch in de
praktijk komt hier niet veel van terecht.
De duiker heeft al zijn energie noodig om
adem te halen en gebruikt hier 17 maal
de energie voor, die men in gewone lucht
ervoor noodig heeft, en is niet in staat
iets anders te doen, zelfs bij wijze van
spreken om ook maan* met de oogen te
knippen.
Praktisch is de diepte waarop nog be
hoorlijk gewerkt kan worden ongeveer
60 meter, al zal het resultaat natuurlijk ge
weldig van de constitutie van den duiker
afhangen.
De verschillende apparaten op dit ge
bied zijn zeer interessant. Men vindt er
o, a. een oude handpomp, welke slechts
geschikt was voor diepten van minder dan
15 meter. Iets verder staat een pompzuig-
installatie om de verbruikte lucht snel
uit een duikboot te kunnen afvoeren.
De radio is ook van groot belang bij de
onderzeebooten. Verschillende toestellen
zijn opgesteld, oude en nieuwe, waarvoor
men echter technicus moet wezen om de
verbeteringen in Mjzonderheden te kun
nen constateeren.
Dan komen wij aan de afdeeling van de
accumulatoren, het „hart" van de onder
zeeboot. In lange rijen staan de cellen op
gesteld, alle onderling verbonden.
Wanneer men deze toestellen daar ziet
staan, begrijpt men niet hoe deze in de
duikboot kunnen worden geborgen, waar
de ruimte toch niet zoo heel erg groot is
en waar nog plaats moet worden gemaakt
voor meerdere machines. Een dergelijke
batterij weegt 64.200 kg, een behoorlyk
gewicht dus.
In een duikboot bluft niet veel ruimte
over voor de bemanning. Wij hebben eens
een kykje genomen in het inwendige van
den onderzeeër, doch men ziet niets an
ders dan machinerieën, kranen, leidingen
enz., enz. Veel comfort heeft de beman
ning dan ook niet en vooral op lange rei*
zen zal er veel van haar worden gevergd.
Aan wal slapen de manschappen dan ook
in de kazernes. Maakt de duikboot een
lange tocht, dan logeeren de mannen in
de havenplaatsen in hotels.
Interessant Is de fabricatie van de
platen welke zich in een accumulator
bevinden, waarvan men de verschillende
stadia kan nagaan. De inzendingen van
de fa. Koopman en Co., Amsterdam, en
die van de Tudor uit Stockholm, geven
hiervan een mooi beeld.
Tegenstelling ontbreken hier ook niet.
De groote cellen, welke tezamen de groote
battery vormen, hebben elk een spanning
van 2 volt, en daarnaast staat een kleine
accu, welke men gemakkelijk in de
hand kan nemen, welke een spanning
heeft van 10 volt.
Nauw hiermede verbonden zijn de in
strumenten voor het signaleeren van knal
gas in de boot. De batterijen vormen wa
terstofgas en wanneer dit zich in bepaal
de verhouding vermengt met lucht, ont
staat het zoo gevaarlyke knalgas, zoodat
voortdurende controle geboden is.
Bij de ankers van de electromotoren
blyki, dat de capaciteit langzamerhand is
toegenomen zonder dat de afmetingen
grooter zijn geworden. Daar is het anker
de O 1, met een vol vermogen van 65 P.K.,
die van de O 2 en O 5 hadden een voï
vermogen van 145 P.K. De O 8 had twee
ankers ieder met een half vermogen van
160 P.K., terwyl die van de O 9 en O 11
reeds een half vermogen van 256 P.K. be
zitten. Groote krachtsverschillen dus, ter-
wyl de afmetingen behalve dan in ver
gelijking met de „O 1" weinig verschil
te zien geven.
Ook ten aanzien van de Dieselmotoren
worden de verschillen gedemonstreerd).
Men ziet er een arbeidscylinder van den
Dieselmotor van de „O. 1" naast die van
een der nieuwe booten. Ook zijn ter ver
gelijking een tweetal compressoren op
gesteld.
In de hoek "an de zaal is de artillerie
bewapening van een duikboot opgesteld.
Ook hier wordt de ontwikkeling van dit
wapen aanschouwelyk voorgesteld, van af
het gewone automatisch geweer tot een
zeer moderne 40 mm mitrailleur, welke
200 schoten in de minuut kan lossen.
Hetzelfde is het geval b;j de torpedo's
welke ook hoe anger hoe meer geperfec-
iionneerd worcbn
Men ziet een torpedo van O 1 en daar
naast een torpedo van de hedendaagsche
duikbooten. Het verschil in afmeting
valt wel heel sterk op. Interessant zijn ook
de doorsneden, die een kykje geven op
het ingewikkelde mechanisme.
Verder zyn eenige maquetten van duik
booten opgesteld.
Verschillende kaarten geven een voor
stelling van de beroemde tocht van de
K 13 door het Panamakanaal en de toch
ten van die boot door de archipel.
Ook de eerste tocht over zee van de
„Luctor et Emergo" is in kaart gebracht
I en wel op zeer origineele wijze door den
luitenant ter zee H. Quispel. Deze heeft
een kaart geteekend in den vorm waarin
j dit in de 15e en 16e eeuw geschiedde,
op de toenmaals gebruikelijke wijze ver
sierd met scheepjes, kompasrozen enz,
jenz. Op verschillende punten staan toe
passelijke geestige bijschriften. Het me-
Onderzeedienst
Kapitein ter zee F. W. Coster.
Op 21 December 1931 was het vijf-en-
twintig jaren geleden, dat de Nederland-
sche Marine met den onderzeedienst werd
uitgebreid.
Dit feit wilde men natuurlyk niet on
opgemerkt voorbü laten gaan; echter
heeft men met het oog op mogelijk beter
weer het vieren van het jubileum toen
uitgesteld tot het volgende jaar. Heden,
Zaterdag, heeft de herdenking plaats,
waarvoor een uitvoerig programma is
opgesteld.
Wij zullen beginnen met een kort over
zicht uit de historie van dezen dienst.
Keeren wij thans terug tot het jubileum.
Behalve de vlootrevue, welke heden
middag op de re ede van Texel wordt
gehouden, heeft men ook een tentoonstel
ling georganiseerd van alles wat er op
onderzeebootgebied betrekking heeft, en
waarby ook de geschiedenis van dit
wapen niet is vergeten.
Voor den ingang van de tentoonstel
lingszaal zien wy direct al twee tegenstel
lingen. Twee periscopen zyn daar opge
steld. Een daarvan is het nieuwste model
dat bü onze marine in gebruik is, de
andere in grootte en bruikbaarheid
wel geweldig verschillend is die van
de „O 1".
In deze oude instrumenten, zag men,
Voor eigen rekening had de Kon. Maat-
schappü „De Schelde" een onderzeeboot
gebouwd en de maatschappü had van den
minister toezegging gekregen, dat de
regeering, als de proefvaarten slaagden,
de boot zou overnemen.
De proeven mislukten echter jainmer-
lÜ'k en de „Luctor et Emergo" lag in onge
nade op de werf van „De Schelde". De
minder goede resultaten waren echter toe
te schiujven aan de minder goed geoefen
de bemanning. Deze bestond uit Ameri
kanen, ieder van hen was een uitstekend
vakman, doch het waren geen zeelui.
Toen bood de luitenant ter zee P. Kos
ter aan om de boot aan de gestelde
eischen te laten voldoen en met een be
manning bestaande uit marinemenschen
en eenige werklieden van „De Schelde"
•slaagde hü erin, om de duikboot door haar
„examen" te laten komen, hetwelk zelfs
bij vrü ongunstig weer geschiedde.
4
De „Luctor et Emergo" werd daarna
officieel in dienst gesteld als Hr. Ms.
„O 1" en daarmede neemt de geschiedenis
van den onderzeedienst een aanvang.
Regelmatig werden toen nieuwe duik
booten aangebouwd, ook voor Oost-Indië,
waarheen zü vrü spoedig op eigen kracht
vertrokken. Oost-Indië heeft thans een
eigen krachtige onderzeevloot, welke een
belangrijk deel van onze weermacht in de
koloniën vormt.
indien een voorwerp recht vooruit was,
dit op den kop, draaide men de periscoop
een kwart slag, dan zag men, indien men
b.v. een schip observeerde, dit verticaal.
De nieuwere modellen hebben deze na-
deelen niet.
Op het terrein is voorts een tank opge
steld, waarin duikers kunnen afdalen.
Door vensters kan men de mannen onder
water zien zitten. Echter ziet men ze niet
bezig met de werkzaamheden die zij ge
woonlijk onder de oppervlakte van het
water verrichten, doch zü zün rustig bezig
meteen kaartje te leggen.
Gebouwen en bassin van den Onderzeedienst.
Tentoonstelling. Een gedeeltijk overzicht.