De ordewakers van het hooge Noorden. 546 TWEEDE BLAD. VAN ZATERDAG 2 JULI 1932. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) DE WACHTER T lUTTERTlE Het leven der bereden politie in Canada door JOHN MAC CORNACK. De Eskimo's worden lastig. De Eskimo's bezorgen de politie in Canada steeds meer werk. Het con tact met de Westersche beschaving heeft geen gunstigen invloed op hen gehad; het geweer heeft hen lui ge maakt en het voedsel der blanken, dat zij slechts in blik kunnen krijgen, is slecht voor hun gezondheid. Zij zijn dikwijls slecht geluimd en terneerge slagen; krankzinnigheid en zelfmoord komen veel voor. De politie moet hier dikwijls optreden als dokter en ver- pleegdiensten verrichten; niet zelden krijgen zij van hun Eskimo-patiënten een besmettelijke ziekte. Doch de moei lijkheden bij het eigenlijke politie werk zijn ook niet gering. Iemand, die gewend is aan de gangbare opvattin gen van een beschaafde maatschappij, krijgt een schok, wanneer hij iets te zien krqgt van de maatstaf, die een Eskimo gewoonlijk aanlegt. Zoo vindt een Eskimo zelfmoord in het geheel geen misdaad; ook een moord op ver zoek van het slachtoffer is geoorloofd en wordt zelfs als een vriendendienst beschouwd. Wat zal een politiedienaar doen, wanneer hy hoort, dat een zieke Eskimo zyh vrouw een strop heeft laten maken, waaraan hy zich op kon hangen, en dat terwijl er nog ver scheidene menschen in de igloo aan wezig waren? De vrouw durfde niet anders dan het bevel van haar man op te volgen. En de vrienden dachten er niet over, tusschenbeide te komen, want zy zijn van meening, dat iemand met zqn eigen leven mag doen, wat hy wil. Het is zeer moeilijk deze menschen als medeplichtigen aan een misdaad te veroordeelen, waar dit geheel en al. met hun rechtsgevoel strijdt. De Cana- deesche politie heeft daarom als stel regel aangenomen, zulke gevallen niet voor den rechter te brengen, doch al leen de betrokkenen een ernstige be risping te geven en de hoop, dat lang zamerhand hun opvattingen omtrent goed en kwaad zullen veranderen. Het is waar, dat er hoog tegen de blanken wordt opgezien, zoodat wellicht ook onze ideeën gaandeweg door de Eski mo's zullen worden overgenomen. Bij een gewonen moord wordt een derge lijke toegeeflijkheid natuurlijk niet be toond. De uitbarstingen, die eindigen met moorden en zelfmoorden en zoo typee rend zijn voor de Eskimo's, worden veroorzaakt door niets anders dan het voortdurend denken aan eenzelfde onderwerp. De doodsche eii eentonige analphabeten zijn, kunnen zy ook niet hun gedachten afleiden door lectuur. Komen zy geregeld in aanraking met blanken, dan is het nog wat anders, want dan zien en hooren zy genoeg om hun gedachten te vullen. Het schijnt, dat zelfs een politiepatrouille eenmaal per jaar al voldoende is om hun ongezonden gedachtengang te on derbreken en hun weer voor eenige maanden een ander onderwerp voor hun gedachten te geven. Door de patrouilles wordt Ook het contact met de Eskimo's beter onderhouden en waar zy leven onder omstandigheden, waarin feitelijk geen gezag bestaat, waarin zy zich slechts laten leiden door hun persoonlijke wenschen, is het van belang om in hun verstand het eerste begrip te laten doordringen van een verstandig, onzelfzuchtig en mach tig bestuur daarginds in het verre Zuiden. De Eskimo's zouden er wel het meest van profiteeren, wanneer zy meer rechtstreeks bestuurd konden worden. Het barre leven. De posten, van waaruit de patrouil les worden verricht, bestaan gewoon iyk uit een hoofdgebouw en eenige magazijnen, welke speciaal gebouwd zyn tegen de koude en de stormen, die er vooral 's winters heerschen. De wind heeft er by tijden een ontzaglijke kracht; soms worden steenén er door opgenomen en voortgeblazen met een dergelijke snelheid, dat de daardoor beschadigde ruiten niet breken, doch duidelijk afgeteekend gaten vertoonen, zooals b.v. ook door kogels worden ge maakt. By zoo'n storm zoeken zelfs de geharde poolhonden de luwte op ach ter een heuvel; de daken der huizen worden zwaar beschadigd en de politie mannen op patrouille moeten tijdig een sneeuwhui maken om er zich in te ver schuilen. Soms gelukt dit echter niet, zooals blijkt uit onderstaand rapport van een patrouille, waarbij een afstand van 1500 km werd afgelegd. In den namiddag kwam een tegen wind opzetten, die de koude deed toe nemen; onze gezichten en kappen wer den met ijs bedekt. Om vijf uur liet ik stilhouden, omdat wij geheel uitgeput waren. Toen wy onze igloo voor den nacht bijna gereed hadden, verkreeg de wind de kracht van een orkaan. De igloo werd geheel vernield, de honden raakten verward in hun tuig en onze geheele uitrusting veranderde in een chaos. Eindelijk slaagden wy er in, een schuilplaats te maken van blokken sneeuw, waarin wy den nacht door brachten. Over het algemeen wordt er in het poolgebied ook niet gereisd, wanneer de temperatuur 40 a 50 graden onder nul bedraagt, doch de mannen der be reden politie kunnen zich daarmee niet ophouden. Zy gaan op weg, zonder er veel over te spreken, en slechts bij uit zondering vindt men in een rapport een opmerking als: „Op den terugweg werd de patrouille één dag opgehou den door de koude; het was n.1. 64 graden onder nul, terwijl er een koude wind stond". Soms zyn de tochten zoo gevaarlyk, dat de Eskimo-bedienden de olie uit de voorraadblikken laten loopen, zoodat er geen brandstof meer is en de politiemannen worden ge dwongen om terug te keeren. Deze olie is overigens meer dan eens hard be vroren. Als een gletscher nader schuift. Uit een der rapporten nemen wy nog een gedeelte over, dat betrekking heeft op de byna onmogelijk sohynende overtocht van een gletscher. Op een bepaalde plaats kwam de gletscher ge heel tegen den rots aan over een af- stand van ongeveer 4 M.; hier bleef er slechts een nauwe doorgang over, waar wy nog juist doorheen konden kruipen. Wy vergrootten hem, zoodat wy er een komatik door konden schuiven. Toen wy deze plaats gepasseerd waren, ging het verder over gebroken ys, waardoor wy ons vry goed een weg konden banen met onze bylen. Het gevaarlyke ge deelte was ongeveer 500 M. lang en wy moesten vyf uur wérken om alle koma- tiks erover te krijgen, waarby wy door nat werden van de transpiratie, hoe wel de temperatuur 30 graden onder nul moet zyn geweest. Wanneer men dergelyke rapporten leest, is het duidelyk, dat op byna eiken kilometer van zoo'n patrouille- tocht de eene of andere ramp mogelijk is en dat het slechts aan de grootste moed en volharding te danken is, dat er zoo weinig ongelukken gebeuren. De moeilijkheden, die de Canadeesche bereden politie op haar weg ontmoet, zyn niet minder dan die op een pool expeditie, dijch deze mannen weten, hoe zy zichzelf moeten beschermen. Als zy dat niet wisten, zouden er slechts wei nigen levend terugkomen uit het hooge Noorden. Daar zorgen zy voor de Es kimo's, waarover zy een vrijwel onbe perkte macht uitoefenen, doch die zy tevens genezen en opbeuren uit hun sombere stemming. Wanneer het eenigszins mogelyk is, wordt elk kamp eenmaal per jaar bezocht, doch dit ge lukt slechts enkele jaren. Gewooniyk kunnen slechts een goede 75 bezocht worden en dat nog slechts door veel meer te trotseeren dan een poolreizi ger verantwoord zou achten. En al deze moed en bekwaamheid, die jaar op jaar worden getoond, worden slechts zelden opgemerkt en openlijk gewaardeerd door het groote publiek. (Nadruk verboden). Eindelyk alleen. („Rire"). Gedurende een parade, dicht bij het Louvre, op het Place du Caroussel, maakte het paard van Napoleon eens een schichtigen zijsprong. Het stliger- de en de keizer verloor zyn bekende steek. Een jonge officier snelde toe, raapte de steek op en reikte die dien keizer toe. „Dank u, kapitein", zei Napoleon. „In welk regiment, Sire?" vroeg de jonge officier. De keizer keek op en ontdekte, dat de jonge officier nog luitenant was. „Aha! Prachtig!" zeide hy, „belofte maakt schuld. Laten wij dus zeggen in de Garde!" Enkele dagen later ontving de jonge officier zyn aanstelling tot kapitein. Hy' had het te danken aan zyn tegen woordigheid van geest, dat hij werd verhoogd in rang. Napoleon was een liefhebber van gevatheid en van het gebruik maken van een goede kans. door J. VAN DAM. De groote aap zat gehurkt achter op het fel door .de tropische zon be schenen erf, met den rug tegen het lage muurtje van de waterput. De schaduw van een grooten boom viel op zijn behaard, roodbruin lichaam. Hij zat onbeweeglijk, een lange dik ke ketting, welke zijn middel omsloot, liep naar den dikken stam van den boom. Nu en dan, wanneer een muskiet om zijn kop zoemde, opende de aap zijn kleine oogen, gromde kwaadaar dig en sloot ze weer. Zijn breede borst ging regelmatig op en neer. In de bungalow klonk een mannen stem. Tot ziens, Magda. Ik ga naar de toko. Kan ik iets voor je meebrengen? Er klonk het geluid van het openen van een vensterblind en de trage stem van een vrouw antwoordde: Dag Leo! Breng maar wat cho colade mede. Hoe laat denk je terug te zijn? Ik denk tegen den avond! Tot zoo lang dus. Dag! Neuriënd stak Leo Bergsma het erf over. De aap sprong overeind, onder luid gerinkel van de ketting. Hallo, Jack! Hallo jongen! Bergsma wendde zich tot het dier en klopte het op den afschuwelyken kop. De aap gromde, zijn kleine oogjes ver loren al hun kwaadaardigheid. Hij liet zich aan de voeten van zijn meester vallen en greep speelsch diens rijlaars. Dag Jack! Tot ziens, jongen! Bergsma ging verder. Even later klonk het gekletter van paardenhoe ven en een kleine stofwolk verhief zich langzaam boven den muur, welke het erf omsloot. De zon steeg hooger en hooger. Van tijd tot tijd schreeuwde een papegaai. Echter achter de bungalow zong een inlander een eentonig lied. Opeens naderden voetstappen, een zacht fluitje klonk door de lucht. Ter wyl de aap met een ruk den kop op hief, snelde een vrouw de bungalow uit en riep: Gerard! Ik dacht dat je nooit kwam! Iets bijzonders? Een slanke, jonge man, in rijcos- tuum, kwam het erf op en trok de vrouw in zjjn armen. Neen, alles in orde, Magda. Ik wachtte tot hy weg was. Hjj is toch weg? Ja, een uur geleden. Naar de toko. Tegen den avond komt hij terug. De man nam zijn tropenhelm af en bette zich het voorhoofd met een zak doek. Wat is het warm! Ik ben komen loopen, lieve. Laat mij even zitten. Zij begaven zich naar de schaduw en hier nam Gerard van Laer haar op nieuw in zijn armen en kuste haar hartstochtelijk. Zy lachte, doch maakte zich los. Ga zitten John. Kijk eens naar Jack! De aap had zich opgericht. Zijn oogen waren op hen gericht, het groote, harige lichaam slingerde zacht jes heen en weer. Gerard van Laer uitte een vloek, raapte een steen op en wierp hem met alle kracht naar het beest. Direct daarop klonk het gerinkel van de ket ting, als het dier naar voren sprong en tegengehouden werd op nog geen twee meter afstand van den man. De vrouw lachte en zei: Wees niet bang, Gerard, hy kan niet dichter bij. De man, die verbleekt was, mompel de: Dat ondier! Waarom houdt je man hem? Och, zij zijn goede vrienden. Leo ving hem en bracht hem groot. Zij lijken veel op elkaar. Zy nam zyn hand in de hare. En hoe staat het nu met onze plannen? Wij kunnen niets doen tot de vol gende maand. De boot doet dan pas de kust aan. Het beste zal dan zyn eerst eenigen tijd te Singapore te blijven. Singapore. Maar ik wil naar Euro pa. Je beloofde, dat we naar Europa zouden gaan! Ik... Zeker, viel hij haar in de rede, van Singapore gaan we naar Marseil- le en dan naar Parijs. Maar we moeten eerst naar Singapore. We moeten geld hebben. Vertrouw op mij. Alles komt in orde. En na je scheiding trouwen we te Parijs. Je man vermoedt toch niets?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 13