Astronomische verschijnselen in Juli 1932. TOB NOOIT HOEKJE 5! HNCVELVL xSTERRENH. i DUBBELST. o veöanderlijkest: «STER DER l*2<?GR STER DER 3¥ GR.OF ZWAKKER1 li NEVELVLEK x STERRENHOOP DUBBELSTER o VERANDERLIJKE STER STER DER I?, 2* GROOTTE STER DER 3? GROOT TE OF ZWAKKER Zon: De tijdsvereffening bedraagt op: 1 Juli: +3m31s; 6 Juli: -f-4m27s; 11 Juli: +5ml4c. 16 Juli: +5m49s; 21 Juli: 4-6ml2s; 26 Juli: +6m21s; 31 Juli: rf6ml5s. Deze bedragen geven opgeteld bij den waren tijd den middelbaren tijd. De declinatie avn de Zon neemt af van +23°2 tot +18°; hierdoor neemt de middaghoogte der Zon af van 61 °2 tot 56°1 en haar dagboog van 16u37m tot 15u30m (voor 52° Noorder Breedte). Op 8 Juli bereikt de aarde het aphe- lium in haar jaarlijksche baan om de Zon; d.w.z. op dezen datum bereikt zij haar grootsten afstand tot de Zon, n.1. 152.000.000 km: de schijnbare middel lijn van de Zon bedraagt dan 31'31". Maan: 3 Juli. N.M.; 10 Juli: E.K.; 17 Juli: V.M.; 25 Juli: L.K. Planeten: Mercurius bereikt op 20 Juli zijn grootste Oostelijke elongatie (27°). Geurende de eerste helft van de maand gaat de planeet ruim een uur na de Zon onder en is dus nauwelijks geschikt voor waarneming. V e n u s is morgenster geworden, maar staat gedurende een groot deel van de maand te dicht bij de Zon om waargenomen te kunnen worden. Mars beweegt zich rechtloopend in den Stier. Aan het begin van de maand komt de planeet om ruim half drie 's morgens (zomertijd) op, aan het einde van de maand om ongeveer 2 uur zomertijd). Mars komt dus lang zamerhand uit de ochtendschemering te voorschijn. J u p i t e r beweegt zich rechtloo pend in den Leeuw. De paneet ver dwijnt langzamerhand in de avond schemering. Saturnus beweegt zich terug loopend in den Steenbok. Op 24 Juli is de planeet in oppositie met de Zon. Saturnus is gedurende den geheelen nacht laag boven den Zuidelijken hori zon zichtbaar. U r a n u s staat in de Visschen. Tot 29 Juli beweegt de planeet zich recht loopend, daarna terugloopend. (1 Juli: R.K1. lu26m.3, Deel. -j-8°24'; 29 Juli: R.K1. lu27m.5, Deel. =8°31'; 31 Juli: R.K1. lu27m.5, Deel. +8°30'; grootte 6m). Neptunus beweegt zich recht loo pend in den Leeuw. (1 Juli: R.K1. 10u31m.3, Deel. +10o8'; 31 Juli: R.K1. 10u34m.5; Deel. +9°48'; grootte 8m). Het Zodiakaallicht is ongeschikt voor de waarneming. Sterrenbeelden: De Melkweg loopt in het midden van de maand te lOu 's avonds van 't Z.Z.W. naar 't N.N.O. Ten Westen van het Zenith staat het sterrenbeeld Hercules. Tusschen de sterren êta en zêta bevindt zich de be kende bolvormige sterrenhoop Messier 13, die reeds ip, een kleinen kijker een mooi object is." In dezen sterrenhoop heeft men meer dan 30.000 sterren op haar kleur en helderheid kannen on derzoeken; in het midden zijn zij zóó dicht opeengehoopt, dat hun aantal niet te tellen is. Wie over een niet al te kleinen kijker beschikt, kan in Her cules een paar mooie dubbelsterren be wonderen, n.1. alpha, rö en kappa. Nabij het Zenith schittert de witte De vrouw schudde het hoofd. Neen, hij vermoedt niets. Hjj sprak over je, maar ik zei hem, dat je hier niet meer komen zou en hij was gerustgesteld. Hij kuste haar weer en over haar schouder heenkijkend, zag hij de oogen van den aap onafgebroken op zich ge vestigd. Laten we naar binnen gaan, riep hjj uit. Dat beest werkt op mijn zenu wen. Gearmd liepen zij naar de bunga low en de deur viel achter hen dicht. De aap gromde en liep in een cirkel rond, doch hield het huis steeds in het oog. De tijd ging voorbij en dan klonk een stem: Tot ziens, lieve... een gefluister, een kusde lach van een vrouw. Een deur werd gesloten en iemand naderde. Toen de aap de stem hoorde, sloop hij naar de put en ging liggen, zijn oogen dicht, als in slaap. Gerard van Laer, bij dv *>ut geko men, zag hem liggen. Op de teenen naderde hij het beest, maar deze be woog zich niet. Jack, fluisterde h?J, Jack. Hij deed een pas naar voren, lichtte den voet op voor een schop enop eens een sprong van een rood-bruine gedaante, een woest gegrom, het gerin kel van een ketting. Te laat trachtte Van Laer achteruit te springen, tevergeefs wilde hij schreeuwen. Een greep omknelde zijn keel, hij voelde een heete adem zijn gelaat beroeren en onweerstaanbaar werd hij naar de put getrokken. Tegen den avond kwam Bergsma terug. Hallo, Jack, hoe ga Hjj zweeg plotseling. Zijn oog viel i op een tropenhelm, welke in het stof lag. Hij raapte hem op en, floot zacht jes in zichzelf, toen hij in den helm de initialen „G. v. L." vond. Zijn oogen zochten den aap en hun blikken ontmoetten elkaar. Lieve hemel, fluisterde Bergsma. Op den rand van de put lag een groote, roode vlek. En aan de voeten van den aap zag hij een stuk van een mouw liggen, dat eveneens rood ge kleurd was. (Nadruk verboden). ster Wega (Arabisch woord dat: de is de helderste ster van het beeld ae vallend adelaar beteekent). Ml Lier, waarvan behalve Wega, de 4 hel derste sterren op opvallend regelmatige wijze de hoekpunten van een parai- lelogram vormen. Tusschen zeta en gamma bevindt zich de beroemde ring- nevel, de helderste van haar soort. Met den zeer grooten telescoop van Lord Rosse kon reeds omstreeks 1840 wor den vastgesteld, dat de ruimte binnen den ring niet ledig is, maar gevuld met ijle nevelstof en dit is later fotografisch bevestigd. Wega is een van de helderste ster ren van den hemel en tevens een der dichtst bij ons zijnde; toch heeft haar licht nog 27 jaren noodig om ons te bereiken. Een 2de belangwekkende ster in dit beeld is epsilon. Deze is on der gunstige omstandigheen voor het bloote oog als een dubbelster te zien; in een middelmatig grooten kijker kan men zien, dat ook elk van haar compo nenten een dubbelster is. De heldere ster Antares van en Schorpioen, die wij op onze breedte slechts gedurende korten tijd te zien kunnen krijgen, staat in den voor avond laag in het Z.W. gemakkelijk herkenbaar aan haar roode kleur. (Nadruk verboden, Copyright Re dactie Hemel en Dampkring en Held. Crt.). Na een veldslag, die minder tot de tevredenheid van den grooten veldheer was afgeloopen, liet Napoleon het regi ment, dat het voornaamste aandeel aan den strijd had gehad, voor zich defi- leeren. Een compagnie, die geen verliezen geleden had, liet hij halt houden. „Wie commandeert deze compagnie?" vroeg hij. „Ik Sire", antwoordde een officier, die uit het gelid trad en stram in de houding stond. „Bent u kapitein?" vroeg de keizer. „Neen Sire maar ik ben uit het hout, waarvan men kapiteins maakt...." „Dat doet me plezier!" zei de keizer, „zoodra ik houten kapiteins noodig heb, zal ik aan u denken". ,„Ik heb toch uitdrukkelijk roode wijn besteld, zonder water." („Berlinske Tidende"). WAT IS GELUK Er zijn waarschijnlijk evenveel wegen die tot het geluk voeren, als er menschen zijn, minstens. Wij hoor den van „geluk" eens de volgende defi nitie geven: „geluk is datgene wat je nooit bereiken kunt". Met deze defi nitie zijn wij het echter volstrekt niet eens, en ook hebben wij niet eens heel veel medelijden met degenen, die in na volging van een van de grootste Duit- sche schrijvers zeggen: „Dort wo das Glück ist, da bin ich nicht" ofwel in onze taal, „waar het geluk is, daar ben ik niet". Want wie van deze stelling uitgaat, leeft dus al in het idee: „ik ben niet gelukkig en zal het ook nimmer zijn", en iemand in die gemoedstoe stand zou zelfs ieder geluk, dat rake lings langs hem ging, voorbij laten gaan zonder het te grijpen. Wanneer wyj onze oogen maar goed gebruiken, zullen wij zien dat er een logische, wetenschappelijk te controleeren reden bestaat voor elke menschelijke ontroe ring en voor elk menschelijk gevoel. Daarom is er ook een redelijke basis voor geluk, en wie die basis ontdekt heeft, heeft de eerste schrede gezet op het pad naar bet geluk. Geluk nu, is in de eerste plaats even wicht, innerlijk evenwicht en een harmonische verhouding tusschen het individu en de omgeving, waarin het leeft. En voor deze harmonie zijn be paalde levensomstandigheden onmis baar. Zooals een plant niet kan leven zonder licht en frissche lucht, en zooals een hond, die geslagen en uitgehon gerd wordt, er ellendig uit gaat zien, juist zoo zijn er omstandigheden in het menschelijk leven die onherroepelijk de ontwikkeling van iemands persoonlijk heid beletten, en daardoor een onover komelijke hinderpaal vormen op den weg naar het geluk. Want men kan evengoed den geest kwetsen en uit hongeren, als men dit het lichaam kan doen. Wanneer men voortdurend iemands natuur onderdrukt of in een andere richting forceert, en iemand dwingt om te leven volgens begrippen en opvattingen, die strijdig zijn met zjjn (haar) eigen begrippen en opvat tingen, wordt de geestelijke groei van zoo iemand belemmerd en verwrongen en kan hij (zij) onmogelijk gelukkig zijn. Want geluk is groei en ontwikke ling; en een stuiten van onze geeste lijke groei brengt een gemoedstoestand teweeg, die onvermijdelijk ongelukkig moet zijn. Geluk bestaat o.a. in een juist evenwicht tusschen voldoening en eerzucht, voldoening over wat wij geregeld presteeren en ambitie om in de toekomst nog meer te bereiken, dan wij tot nog toe bereikt hebben. Of men gelukkig of ongelukkig is hangt af van de manier, waarop men tegenover zijn omgeving en zijn levensomstandig heden staat. En om daar op de juiste wijze tegenover te staan, is het in de eerste plaats noodig, dat wij goed be seffen, dat een doorgronden en blij moedig accepteeren van de Natuur wetten en van de plaats, die de Mensch in de Natuur inneemt, een eerste ver- eischte is voor de mogelijkheid om ge lukkig te zijn. Een van de meest on ontkoombare Levenswetten is wel de Wet van oorzaak en gevolg ofwel het feit, dat men oogst wat men gezaaid heeft. Wie vriendelijk, bereidwillig en met vertrouwen anderen tegemoet komt, zal heel wat meer hartelijks in het leven ondervinden dan de stugge egoïst, die zijn eigen weg gaat en in niets rekening houdt met de gevoelens of de belangen van anderen. Want een goedhartig mensch zal trachten om, zoowel moreel als materieel, aan ande ren datgene te geven, waarnaar zijn eigen verlangen uitgaat. Hard werken kan ook een zekere mate van geluk verschaffen, mits men het niet overdrijft en niet op eenzijdi ge wijze arbeidt. En een groote factor om tevreden, zoo al niet gelukkig te zijn is de gave, om de levensomstandigheden, voor zoo ver het buiten ons kunnen is om deze te veranderen, blijmoedig te acceptee ren en er het beste van te maken. Zoo dra wij leeren inzien, hoe wij uit ons leven zooals dit nu eenmaal is, het maximum aan gelukkige momenten kunnen puren, zijn wij op den goeden weg. En tenslotte moeten wij, om geluk kig te kunnen zijn, vervuld zijn van liefde voor het leven en voor alles wat leeft. Want een hart vol liefde Is een bron van geluk. De zon, de maan, de geurige bedauw de weilanden, bergen en dalen, grim mige kale rotsen, en het eeuwig wis selen van eb en vloed, al deze din gen vervullen ons van een machtig, ademlooze bewondering voor het heelal. En deze dingen zijn het leven zelf, niet een voorstelling, die wij gemakkelijk in een fauteuil geleund gadeslaan, maar natuurverschijnselen waarin het machtige leven der elementen zich openbaart. Midden in het leven staan de, moeten wij ons ons geluk verwer ven, dikwijls ten koste van strijd en leed. Het geluk is een schuwe vogel; wanneer wij het te hevig najagen en er te merkbaar onze geheele aandacht op concentreeren, ontvlucht het ons steeds. Geluk is iets indirects. Wan neer wij, in welke richting dan ook, succes hebben, ondervinden wij een zekere voldoening. Maar deze voldoe ning is slechts van zeer tijdelijken aard. Want al gauw gevoelen wij, dat niet hoofdzakelijk het bereiken van ons doel ons gelukkig heeft gemaakt, maar juist het werken ervoor, het streven er naar. En wij willen weer verder. Wat geeft dan de blijvende bevredi ging? Wel, een werkman leven, vervuld van liefde en vriendelijkheid tegenover anderen en een voortdurend streven naar verbetering in alles wat wij onder nemen, zoowel terwille van onszelf als terwille van anderen. Dr. Jos. de Geck. (Nedasuk vocboóeo).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 14