Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden. Knipprentjes als spelletje De verdwaalde muisjes. Een nieuw luciferskunstje. RAADSELS. dween alle vermoeidheid! Oom Bert kwam juist uit zijn huisje, met de hen gel in de hand. Droevig keek hij naar het kleine aanlegsteigertje, waar eens zijn roeiboot lag Toen zag hij de jongens. „Zoo jon gens, zijn jullie wezen roeien? Ik wil le dat ik nogbegon hq, maar toen zweeg hij plotseling. Hij had, d nieuwe boot gezien. Een cadeau voor U, Oom Bert, van Wi'm en van mij!" riep Ted lachend uit Maar Oom Bert schudde ongeloo- vie het hoofd. Hij dacht, dat ze hem voor den gek hielden. „Daar moet je niet mee spotten, Ted!" zei hijv Maar we spotten heelemaal nieu —"De jongens stapten uit bij het stei gertje. En toen vertelden ze hem het heel'e 'verhaal van den wedstrijd. Oom Bert staarde met stralende oogen naar de nieuwe boot en diep geroerd sta melde hij: „Jongensik weet niet het is..." En toen begon hij echt te snikken. En de jongens waren echt in hun nopjes over hun succes! „Bedank ons maar niet, Oompje, U bent altijd onze beste vriend geweest, al vanaf het oogenblik, dat we nog maar heel klein waren!" zei Wim lachend, „het kon wel lijden, na onze overwinning, nietwaar Ted?" „Natuurlijk," antwoordde Ted," hij is'heusch van U, hoor Oom Bert, en nu veel succes met Uw vischvangst! (Nadruk verboden). 3de knipprentje: MENEER PLUIMSTAART. Bewaar dit prentje: er volgt er nög een! De stillevenschilder bij zijn middag maal. („Nebelspalter"). Die ledig zit en gaapc, is water zonder vloed, De mensch doet enkel kwaad, wanneer hij niets en doet. Van 23 lucifers moeten 8 vierkanten gelegd worden, zooals onze afbeelding het aangeeft. Als men drie lucifers (en niet één meer!) wegneemt, moeten er nog vijf vierkanten overblijven. Pro beer het eens; een beetje nadenken wij komen er weL Vüf muizen hebben een tocht door een doolhof ondernomen en zijn erin verdwaald. Slechts twee van hen kun nen den uitgang (U) bereiken. Tracht de goede eens uit te vinden. Ieder mag het tweemaal probeeren: als hü de goede muizen vindt, heeft hij het spel gewonnen. Luidspreker voor doofstommen. („Rire"). Richard Tauber kwam van zijn tour- née door Amerika terug. In de eetzaal van het zeekasteel leerde hij een uiterst vriendelijken, ouden heer ken nen. „Ik verheug me erop, U te hebben leeren kennen," zei de oude heer be leefd. Tauber lachte gevleid „Hier is het toch heel anders, als daar in Europa. Kunt U zich voorstel len, dat op zekeren dag, daar ergens in het Westen iemand aan mij vroeg, wie ik eigenlijk was? Ik heb kortweg geantwoord Richard Tauber en ben weggegaan! Waarop de vriendelijke heer scha terend lacht en zegt: ^Drachtige mop! Heerlijk! En boe heet U in werkelijkheid?" Vermaen Uw Vrint met stille woorden En straf Uw kint met koelen bloede; Want doet ghij dit met gramme sucht, Soo dient ghij selfs te zijn getucht. DE V AC ANTI E. De vacantie is op handen, Eiken zomer komt zij weer, Maar opnieuw komt het verlangen Naar vacantie meer en meer. De raadsels zijn nu van de baan, Twee maanden denken we daar niet aan. Nu nog eens goed ons best gedaan; Dan zullen we zeker overgaan. Vooral een goed rapport, Is voor ons van 't grootst gewicht, Dan zien wij vast en zeker Ook thuis een blij gezicht. Wat zullen we dan genieten, Van strand en duin en zee, Wij nemen dan de fietsen En maken er tochtjes mee. Wij maken dan maar pret en jool, En denken aan geen klas of school, Opzij met boek en tasch en lei, Wij gaan dan rollen in de wei. Aan alles komt vast weer een eind, Ook wel aan deez' vacantiepret, Maar is de vacantie dan ook om, Dan is de school weer wellekom. Tony Sinnige. Oplossingen der vorige raadsels. I Een ongeluk komt zelden alleen. Leo - deken - egel - kom - noot. II S opa Sneek kegelen soeplepel speelplaats soeplepel Curacao paard ate III Goede raad is duur. Goede oplossingen ontvangen van: Goede oplossingen ontvangen van: I. B.; G. en J. B.; M. B.; J. B.; J. D.; G. D.; G. F.; M. G.; A. en J. K.; J. en K. K., Texel; C. L.; H. L.; M. en J. Oq J. en A. R., Texel; M. S.; T. S.; D. T^ S. T.; A. en M. T.; H. V.; N. G. 163. Eerst kwam kikker Karei aan de beurt en toen Tuimeltje. Ze vielen allebei achterover en de wurm was verdwenen in het gat. In de verte hoorde ze de wurm hard lachen. Die heeft ons fijn beetgenomen, zei Tui meltje, we zullen hem krijgen, zei Kikker Karei. Maar hoe ze ook tegen den muur klopten, de wurm verscheen niet meer en toen besloten ze maar naar het paleis terug te gaan. Ik heb reuze honger, begon Tuimeltje te klagen. Het eerste wat ik doe is naar den opperkok rennen. 164. Al gauw kwamen ze in de keuken aan en daar zagen ze dat de kok naar de kast ging. Hij had een blad op zijn hand, waar een heerlijk stuk gebak op lag. Laat niet merken, dat je hem gezien hebt, fluisterde Tui meltje. Straks gaan we er stilletjes naar toe. En op hun teentjes liepen ze verder, alsof ze niets kwaads in het schild voerden. ■+*j'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 19