KANNEWASSER
VERKOOPT UIT!
Rijk en geen geld,
NIEUWSBLAD VOOR OEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Buitenlandsch overzicht.
De diepere beteekenis van de wereldcrisis.
MIHEEREN-BAAI
Nr. 7154. EERSTE BLAD
ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1932
60ste JAARGANG
De oorlog tusschen Bolivia en Paraguay. - De nat.-
socialisten en de deelneming aan de Duitsche regee
ring. - Borah laat weer zijn stem hooren over de
de herstelbetalingen, oorlogsschulden en ontwapening. -
De conferentie te Ottawa.
Alles gedaald, behalve de schuldenlast.
De geheele wereld verandert van regeering
2ekerTrksche Heerenbaai, maar dan t
ECHTE FR1ESCHE
FEUILLETON
COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.60; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65; binnen
land f 2.—, Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0.70, f 0.70,
Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1.35. Losse nos. 4 et.fr. p. p. 6ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ja.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra) Bewijsno. 4 ct.
De oorlog in Zuid-Amerika, tusschen
Bolivia en Paraguay, doet ons ten eerste
constateeren, dat de mentaliteit van den
mensch, niettegenstaande de ellendige na
sleep van den vorigen menschenmoord in
het groot, nog in geen enkel opzicht is
veranderd. De telegrammen, die uit Zuid-
Amerika komen, maken melding van een
enthousiaste stemming onder de massa,
van het aanmelden van honderden vrijwil
ligers, die als het ware het ministerie van
oorlog belegeren en er op aandringen on
derricht te ontvangen in het schieten, om
zoo spoedig mogelijk te kunnen meehel
pen hun medemensch te vernietigen. Men
vraagt zich bij dergelijke berichten toch
wel af wat ontwapeningsconferenties en
vredesconferenties en vredespropaganda
dan toch eigenlijk hebben uitgewerkt en
moet dan wel met droefheid constateeren,
dat het nihil is. Zoodra de oorlogspsychose
over den mensch komt is hij weer het
zelfde bloeddorstige wezen als van voor
1914 en heeft de bloedhistorie van 1914
1918 hem geen stap dichter gebracht bij
de vredesgezindheid en liefde tot den
naaste.
Over dezen miniatuur-oorlog schrijft de
„Nw. Rott. Crt." o. m.:
Bolivia en Paraguay zitten elkaar nu ge
ducht in de haren. In beide landen heerscht
de echte oorlogsstemming. Het Zuid-Ame-
rikaansche indianenbloed is in gisting.
Maar het zou onrechtvaardig zijn, de oor
logsstemming in beide landen voorname
lijk aan dat element in de afkomst toe te
schrijven. Want de verhalen van opoffe
rende geestdrift, die ons nu uit beide lan
den bereiken, klinken ook voor onze Euro-
peesche ooren geenszins onbekend.
Het kleine Paraguay met zijn nog geen
millioen inwoners gordt zich ten strijde
tegen zijn in gebied zoowel als in bevol
king drie maal zoo grooten buurman, na
dat deze reeds allerlei militaire voordeelen
behaald heeft.
Dit oorlogje kan voor het Amerikaan-
sche vasteland nog goede gevolgen heb
ben, schrijft het blad. Men spreekt nu te
Washington van de mogelijkheid, dat een
soort speciaal Amerikaansch verdrag, in
den trant van het handvest van den Vol
kenbond, maar voor het Amerikaansche
werelddeel alleen en met deelneming van
de Vereenigde Staten, tot stand zou komen.
De deelnemers zouden zich verbinden geen
door geweld van wapenen verkregen terri
toriale voorbeelden te erkennen, desnoods
boycotmaatregelen van allerlei aard tegen
den aanvaller te nemen, enz.
Een dergelijke maatregel kon voor Zuid-
Amerika heel afdoende zijn, vooral omdat
een actie van den Volkenbond er allicht
hand in hand mee zou gaan. Het Ameri
kaansche handvest zou zelfs een brug
kunnen vormen tusschen Genève en
Washington, die ook in niet-speciaal Ame
rikaansche gevallen van nut zou zijn. Men
heeft Amerika zelf die brug zien zoeken
in het conflict betreffende Mantsjoerije.
Wie echter vindt nu nog een middel uit
ter bestrijding van het in Zuid-Amerika
veel meer voorkomende en daardoor nog
bedenkelijker euvel der burgeroorlogen?
De nationaal-socialisten en de Rijks-
regeering. Het is altijd nog een vraag,
welke houding de nationaal-socialisten
straks in en tegenover de nieuwe regee
ring zullen aannemen. Dat ze niet van
plan zijn passief te blijven, dat is wel ze
ker. In een hoofdartikel onder 't opschrift:
„Beslissende weken", schrijft de „Völki-
sche Beobachter", het hoofdorgaan der
nationaal-socialisten:
„Jaren lang is het Brüning's streven ge
weest de nat.-soc. uit de regeering te hou
den. Slechts daarom hebben de socialisten
hem geduld. Deze taktiek is nu ten einde
en men begint de nat.-soc. te polsen over
„deelneming aan de regeering".
„Hierbij dienen wij aan te teekenen, dat
wij er niet aan denken ergens deel aan te
nemen, wij zullen evenals tot dusver vrij
blijven, öf de leiding nemen en het aan
anderen overlaten, zich daarbij neer te
leggen."
„Het staat vast, dat de N.S.D.A.P. drie
maal zoo sterk is als bet centrum. Dat be-
teekent, dat wij van elke vier ministers er-
drie mogen aanwijzen, onder stellige lei
ding onzerzijds. M.a.w. wij willen alle poli-
tiek-beslissende ministeries.
„De fronten zijn thans duidelijk afge
bakend. Van ontwijken kan geen sprake
zijn. De beslissing: vóór of tegen Duitsch-
land, zal in de komende weken vallen.
Blijft het centrum aan het marxisme
kleven, dan zal het in de toekomst door
geheel Duitschland als vijand des volks
worden uitgekreten en dienovereenkom
stig worden behandeld.
Borah heeft zich opnieuw doen hooren
over het probleem der herstelbetalingen,
oorlogsschulden en ontwapening. In een
rede te Minneapolis, verklaarde hij, dat
elke economische conferentie vruchteloos
moet zijn, wanneer de volken het niet
tevens eens kunnen worden over deze
vraagstukken.
Hij zeide verder o.m.:
„De Ver. Staten moeten het initiatief
r.emen, daar zij zelf slechts dan een uitweg
uit den huldigen noodtoestand van in
dustrie en landbouw zouden kunnen vin
den, wanneer zjj met de andere landen
samenwerken. Wanneer Europa definitief
het herstel- en ontwapeningsvraagstuk
heeft geregeld, zullen de Ver. Staten
gaarne bereid zijn de oorlogsschulden te
annuleeren, om zoo den weg tot een duur
zame welvaart voor te bereiden.
Ter motiveering van zijn eischen ge
bruikte Borah een bijzonder krachtig ar
gument. Hij zei: „Men beweert vaak, dat,
wanneer wij de oorlogsschulden zullen
annuleeren, wij de kosten van den oorlog
alleen hebben te betalen. Maar wü betalen
nu toch reeds de oorlogskosten alleen en
zullen deze zoolang hebben te betalen, tot
dat den Ver. Staten niet anders overblijft
dan zich bankroet te verklaren'.'
De Amerikaansche senator heeft dus
spijkers met koppen geslagen; het is nu
alleen de vraag nog maar of de Ameri
kaansche publieke meening rijp is voor
dit gezichtspunt. Senator Borah heeft
overigens meer verstandige dingen ge
zegd. Hij ontkende b.v. in zijn rede, dat
het landbouwvraagstuk een kwestie was
van overproductie. Zoolang er in de Ver.
Staten nog 70.000.000 menschen zijn die
honger hebben, kan er alleen ondercon
sumptie wezen. De eerstkomende zes maan
den zullen de crisis tot haar toppunt bren
gen, hetgeen snel handelen noodzakelijk
zal maken, ten einde de oorzaak van onze
moeilijkheden weg te nemen. Die oorzaak
is de oorlogs-erfenis wat betreft herstel
schulden. oorlogsschulden en wapeningen.
De conferentie te Ottawa schiet weinig
op, dat schijnt trouwens een kwaal van
alle conferenties te zijn. Volgens den
specialen correspondent van de „Daily
Telegraph" heeft de Britsche delegatie,
de Australische meegedeeld dat de
Australische voorstellen onaannemelijk
zijn. Dat is ook geen wonder, schrijft de
corr. van de „Nw. Rott. Crt." aan zijn
blad, want het is met die voorstellen weer
het oude liedje.
Groot-Britannië moet ten gerieve van
Australië zijn levensmiddelen, speciaal
vleesch en vruchten belasten en dan
krijgt het van Australië preferentie, «zelfs
50 pet. preferentie, op tarieven die zoo
hoog zijn, dat zelfs wanneer die 50 pet.
er af zijn, voor de Britsche nijverheid
nog niet voldoende te concurreeren valt.
Hetzelfde was ter laatste imperiale con
ferentie ook met de Canadeesche voor
stellen het geval. Natuurlijk wil de Brit
sche afwijzing niet zeggen dat daarmede
wat Australië betreft de zaak ter confe
rentie in hoofdzaak verloren zou zijn,
want de heer Bruce zal zijn voorstellen
nu nog eens zorgvuldig moeten bekijken
en wie weet wat er dan nog voor den dag
komt.
Wat Bennett aangaat, zijn duiveltje is
nog niet uit het doosje gekomen, en thans
heet 't weer, dat het morgen of Zaterdag
geschieden zal. Ondertusschen gaat de
tijd voorbij en wordt de positie door deze
vertraging wat pijnlijk. Volgens den cor
respondent van de „Telegraph" zouden
de Canadeesche ministers met vertrouwen
verwachten, dat de maximum eischen van
Canada beneden de minimum eischen van
de meeste andere dominions zullen blij
ven.
Ook de Nieuw-Zeelandsche voorstellen
voor preferentie op zuivelproducten en
vruchten zijn zoodanig, dat de Britsche
delegatie er niet van weten wil.
Groot-Bitrannië blijft zich natuurlijk op
de eischen van den wereldhandel basee
ren en zou in geen geval bereid zijn een
tarief op buitenlandsche levensmiddelen
te leggen, wanneer het dat niet met een
werkelijk voordeel voor zijn eigen nijver
heid verdedigen kan.
door
Prof. Dr. JULIUS HIRSCH.
Binnenkort wordt de economische we
reldconferentie gehouden, een van de be
langrijkste internationale besprekingen,
die in de laatste jaren gehouden zijn. In
verband hiermede, is dit artikel van den
vooraanstaanden econoom bijzonder
actueel.
Een van de meest bekende economen
ter wereld, Prof. Kemmerer van de Prin-
cetown-universiteit, is van meening, dat
het productie-volume van de geheele
menschheid jaarlijks met ongeveer 3 a
4 toeneemt. Het zou zich dus in 25 a
30 jaar moeten verdubbelen en inderdaad
geven de statistieken Prof. Kemmerer
hierin gelijk.
De productie is echter in abnormale
mate opgevoerd, vooral op het, gebied
van den landbouw, en hierdoor is in de
eerste plaats de thans heerschende crisis
veroorzaakt Er werden oogsten voortge-
bacht, zaols de menschheid ze nooit te
voren heeft gekend, door kunstmatige be
mesting ën mechanisatie van den land
bouw en door het systematisch kweeken
van productieve planten- en diersoorten.
Om maar een paar voorbeelden te noe
men: het aantal eieren dat per kip wordt
gelegd, is herhaaldelijk verdubbeld; in
Denemarken geven de koeien thans
driemaal zooveel melk als in den tijd van
onze grootouders; de suikerproductie
steeg in Cuba in 1V2 jaar 60 Er is
een tijd geweest, dat het aantal menschen
sneller toenam dan de hoeveelheid voed
sel; thans is het omgekeerde het geval.
Zoo bewonderenswaardig de presta
ties van de menschheid de laatste tien
jaren zijn geweest, met betrekking tot
het opvoeren der productie, zoo ontzag
lijk groot zijn ook haar fouten geweest
op het gebied van de economische tech
niek. Inplaats van met den nieuwen over
vloed iets goeds te beginnen, stikte de we
reld er in. Om de prijsdaling, die door
dezen overvloed dreigde in te treden,
tegen' te houden, nam men zijn toevlucht
tot valorisatie, d.i. het kunsmatig hoog
houden der prijzen door het vormen van
voorraden. Het prijsniveau van de ge
heele wereld, dat gebaseerd is op de prij
zen der ruwe producten, werd dus met
kunstmiddelen op peil gehouden, en er
was slechts een enkele stoot noodig om
het geheele economische wereldgebouw
als een kaartenhuis ineen te doen vallen.
J Met de aanwezige geldmiddelen en cre-
i dieten was de massa voorraden op den
duur niet meer in bedw ang te houden.
Ilct „heimwee van het kapitaal".
De ineenstorting begon met de prijs
daling der landbouw-producten. De Ame
rikaansche banken hadden voor mil-
lioenen en nog eens millioenen credieten
naar Europa verstrekt, doch ook in Ame
rika zelf verstrekten zij geld aan de
kleine farmers, die daarmee hun oogst
wilden financieren. Toen daalden de prij
zen; de farmers konden hun schulden
niet meer betalen en namen bovendien
aj wat zij hadden van de bank af. Het
„heimwee van het kapitaal" nam reus
achtige afmetingen aan. De banken moes
ten plotseling op een andere wijze hun
geld zien te krijgen; zoo begon het terug
trekken van de vooral aan Duitschland
en Engeland verstrekte credieten op kor
ten termijn. En daarmee begon ook de
toename van de werkeloosheid en de da
ling van de loonen.
Alleen Engeland verloor door het
terugtrekken van kapitaal tusschen half
Juli en 21 September 1931 (dien gedenk-
waardigen dag, waarop de gouden
standaard werd prijsgegeven) ongeveer
200 millioen pond. Een jaar geleden
schudde men in Duitschland nog het
hoofd over de ramp van de Oesterreichi-
sche Kreditanstalt, doch de president van
de Reichsbank ging toen reeds in allerijl
per vliegtuig naar Engeland om credie
ten los te krijgen hoewel men in En
geland zelf niet wist, hoe men aan het.
noodige geld moest komen. Zoo razend
snel ging alles, Wij moeten als objectief
toeschouwer erkennen, dat Engeland een
wanhopigen strijd heeft gevoerd om een
waardedaling: van het Pond te voorko
men. Alle pogingen om de prijzen weer
te doen stijgen en daarmee den gouden
standaard te redden, faalden echter door
iets, dat op 18 September gebeurde en
waarvan de werkelijke gevolgen tot dus
ver voor het groote publiek onbekend
zijn gebleven. Het bewijst, hoezeer on
voorziene gebeurtenissen een diepgaan-
den invloed kunnen hebben op het volks
leven. Menigeen zal zich het couranten
bericht herinneren, dat de Engelsche ma
trozen in staking waren gegaan, omdat
men hun loonen in verbad met de crisis
verlaagd had. Op 18 Sept, verlangden
nu die stakende Engelsche matrozen, dat
hun het volle loon zou worden uitbetaald.
En Engeland was gedwongen, om aan dien
absoluut onredelijken eisch te voldoen,
want de wereld hield de loonstaking voor
een muiterij en Amerikan verloor plot
seling alle vertrouwen in Engeland's ver
mogen om te betalen. Den volgenden dag
werd voor 22 millioen pond aan credieten
op korten termijn opgezegd en uitbetaald.
Dit vërlies kon de Bank of England niet
meer dragen; zij moest haar loketten
sluiten en het opheffen van den gouden
standaard kon niet langer vermeden
worden.
Wij moeten hier enkele cijfers noemen,
om te kunnen begrijpen, wat de gevolgen
waren va de prijsdaling der ruwe grond
stoffen. De katoenprijs daalde van 14
dollarcenten in 1927 tot 6.17 cent in April
1932, de wolprijs van 240 tot 75 cent, de
tarweprijs van 155.75 tot 69.13 en de
rubberprijs van 39 tot 4 cent. Gemiddeld
zijn de prijzen der ruwe grondstoffen op
de wereldmarkt gedaald tot 40 van
hun vroegere waarden. De wereldhandel
zag zijn omzet wat de waarde betreft tot
ongeveer de helft dalen.
De overgang naar een ander
prijsniveau.
De prijzen daalden, doch het bedrag dei
schulden werd niet kleiner. In 1928 be
droegen de schulden der wereld met in
begrip van de politieke schulden bijna 4
milliard dollar en de wereldhandel 35
milliard dollar. De handel is gedaald tot
17V2 milliard en de schuldenlast daar
er slechts weinig kon worden afbetaald
tot ruim 3 milliard. Men trachtte daarom
te bezuinigen en den invoer te vermin
deren, doch de gevolgen waren een ver
dere prijsdaling op de wereldmarkt, on-
onverkomelijke tariefmuren en exploita
tie van deviezen. Op den langen duur
moet dit leiden tot een overgang naar
een ander prijsniveau. Alle prijzen moe
ten worden aangepast aan de gedaalde
prijzen der ruwe producten, zoodra deze
zich gestabiliseerd hebben. Of dit pro
ces kunstmatig versneld kan worden of
dat het beter is, de crisis te laten „uit
woeden", dat is iets waar heel wa voor
en tegen te zeggen is.
Wat nu echter in het bijzonder de ge
volgen van de crisis voor Duitschland be
treft moet gezegd worden, dat de poli
tieke ontwikkeling in de laatste jaren de
verwaching rechtvaardigt, dat hier de
crisis niet gaandeweg verzwakt, doch
integendeel steeds scherpere vormen zal
aannemen. De geschiedenis van den laat-
sten tijd heetf geleerd, dat politieke ge
beurtenissen voor 90 door economi
sche omstandigheden worden veroor
zaakt. Spanje heeft zijn® koning wegge
jaagd, omdat de prijzen daalden. In Hon
garije wenscht men om dezelfde redenen
terug te keeren tot de monarchie. In En
geland moet de regeering der arbeiders
partij plaats maken voor de conservatieve.
In Franakrjjk moeten daarentegen de
conservatieven plaats maken voor de
linksche partijen. In Zuid-Amerika wor
den revoluties op touw gezet, omdat de
koffie- en salpeterprijzen niet meer op
peil te houden zijn. In Siam neemt men
den koning gevangen in verband met een
belagrijke daling der rijstprijzen. Wij
zien dus dat, onverschillig wie er in
tijden van nood ana het bewind is, die
heeft altijd ogelijk. Dat de regeeringen
zelf ook niets of althans heel weinig
hadden kunnen doen om de crisis te voor
komen, dat elke regeering machteloos
staat tegen deze ontwikkeling der ge
beurtenissen, dat wil niemand inzien.
Hoe komen wij eruit?
Hoe komen wij uit de crisis? Dat is de
groote vraag voor de geheele wereld en
het antwoord erop kan niet voor één land
anders luiden dan voor alle andere lan
den, aangezien in den grond der zaak
de toestanden overal dezelfde zijn. Wat
er nu gebeuren moet, is een tegen elkaar
afwegen van de activa tegen de passiva,
Aangezien de activa in waarde gedaald
zijn, doch de passiva op dezelfde hoogte
zijn gebleven, komt het erop aan, van de
overtollige schuld af te komen. Wanneer
men de crisis eenvoudig laat „uitwoe
den", zooals dikwijs is voorgesteld, dan
is dat misschien wel het geinakkeijkste....
tenzij de onrust in de wereld er al te
zeer door vergroot zou worden. Om die
reden is men echter wel gedwongen tot
het nemen van internationale maatrege
len voor de regeling van de schulden en
de stabilisatie der prijzen. Lausanne was
een begin; althans de politieke schulden
werden praktisch geschrapt. Op dezelfde
wijze dient men echter ook met betrek
king tot de handelsschulden iets te doen,
bijv. door verlenging van de credieten op
korten termijn met eenige jaren en door
verlaging van rente en aflossingstermij
nen. Het verrichten van voorbereidend
werk op dit gebied zal dan ook de voor
naamste taak zijn van de economische
wereldconferentie. Wanneer alle deelne
mers eenigen goeden wil toonen, zal men
het doel ook zeker kunnen bereiken.
(Nadruk verboden.)
DE VERGADERING VAN HET
RIJKSKABINET.
Maatregelen tegen terrorisme.
Het rijkskabinet heeft Dinsdagochtend,
als bekend, vergaderd onder voorzitter
schap van baron von Gayl. De rijkskanse
lier en generaal von Schleicher waren
afwezig. Zooals men weet, brengen zij een
korte vacantie buiten Berlijn door. De
ministers hebben Dinsdag voornamelijk
onderzocht welke maatregelen dienen te
worden genomen in het belang van het
herstel van orde en rust door het onder
drukken van terroristische daden. Het is
nog niet bekend welke besluiten zijn ge-,
nomen; er zou sprake zijn van het be
noemen van buitengewone rechtbanken;
Wolff wil weten, dat besloten is de be
staande strafbepalingen aanzienlijk te
verscherpen, maar dat de regeering ze
eerst zal invoeren, als de verdere ontwik
keling van de gebeurtenissen dat noodza
kelijk maakt.
door
E. PHILLirS OPPENHEIM.
29)
„Wilt u hier maar binnengaan," zeide
hij, zich hoofdzakelijk tot den prins wen
dend. „Om te beginnen zijn er genoeg lief
hebbers
Al pratend met den prins ging mis.
Fortescue het zoogenaamde kantoor bin
nen. Mr. Fancourt bleef bij de deur staan,
tot alle medespelers gepasseerd waren,
toen keerde hij zich tot Bliss.
„Wacht hier even op me," zeide hij
kortaf.
Om den tijd te korten liep Bliss terug
naar de deur van het speelzaaltje en keek
door het glazen bovengedeelte. Het eenige
tafeltje, dat nog bezet was, stond onge
veer in 't midden van de zaal; terwijl Bliss
zoo stond te kijken, kreeg hij een gevoel
alsof de vier spelers ledepoppen waren.
Bijna onbewegelijk, zonder een woord te
spreken, speelden ze werktuigelijk door.
Hun gezichten stonden strak, er was geen
spoor van belangstelling in het spel te
bekennen. Slechts eenmaal, toen de deur
openging om een kellner door te laten,
hoorde Bliss een van de vrouwen iets
zeggen.
„Wat een sohooiersstreek van Jimmy
om mij niet met Oomsie te laten spelen,"
zuchtte ze.
Haar partner, een groote donkere man
met een indolente uitdrukking in zijn
oogen, keek haar even aan.
„Dat ik niet een van de uitverkorenen
ben, die met Oomsie mogen spelen, kan
me geen lor spelen," mompelde hij, „maar
ik vind het verduiveld vervelend, om'den
heelen avond hier te moeten zitten, alleen
om een waarschijnlijk tintje aan de voor
stelling te geven."
Op dat oogenblik ging de deur weer
dicht. Bliss liep een paar stappen terug
en ging op zijn gemak op den divan zit
ten. Een paar minuten later werd de deur
aan zijn rechterhand opengedaan en kwam
Fancourt binnen. Hij kwam regelrecht op
Bliss toe.
„Zie je dien gemakkelijken stoel daar
bij de deur, Johnson?" vroeg hij.
Bliss knikte.
„Laten we er liever even naartoe gaan,
dan kan ik je alles beter uitleggen."
Te samen met Fancourt liep Bliss de
gang door. Toen ze bij den stoel kwamen,
schoof Fancourt hem iets achteruit en
legde zijn vinger op een kleine verheven
heid onder het tapijt.
„Zie je wat ik bedoel? Nu moet jij in
dien gemakkelijken stoel gaan zitten, dan
kan je je voet zoo zetten dat de hak van
je schoen op dien knop rust. Ik ben bang,
dat we vannacht een politie-iaval zullen
krijgen. Nu ben jij een van de gasten, die
zooeven om een auto heeft getelefoneerd
en die nu erop zit te wachten. Je kunt
drinken zooveel als je wilt, maar denk er
om, dat je goed wakker moet blijven. Als
er nu iemand binnenkomt, die hier blijk
baar vreemd is en Parkins gaat naar hem
toe om zijn naam te vragen als
't iemand is, die je ook maar eenigszins
verdacht voorkomt dan is het eenige
wat je te doen hebt, met je voet op dien
knop drukken. Als je goed oplet merk je
wel aan Parkins of er wat gaande is of
niet. Heb je alles goed begrepen?"
„Volkomen," stelde Bliss hem gerust.
Mr. Fancourt keerde zich om, 0111 weg
te gaan; hij bedacht zich echter en kwam
nog even terug.
„Denk er 0111," waarschuwde hij, „dat
je misschien den geheelen nacht hier
moet blijven zitten, 't Is een vervelend
baantje, maar het betaalt goed."
Daarna liep hij de gang door in de
richting van het „kantoor". Bliss bestelde
een groot glas whiskey-soda, een doosje
sigaretten en de krant. Daarna zette hij
zich zoo gemakkelijk mogelijk in den club
fauteuil.
Na verloop van een uur kwam een
jonge man binnen, dia opvallend beleefd
door den majordomo werd ontvangen.
Het jonge mensch wandelde het speelzaal
tje binnen en bleef daar blijkbaar, Bliss
zag hem tenminste niet meer terug. Maar,
om ongeveer vier uur werden plotseling
de tochtdeuren opengegooid en kwamen
twee mannen naar binnen. Beiden waren
correct in avondeostuum, maar hun optre
den verried onmiddellijk het officieele
van hun komst. De major-domo ging snel
naar hen toe en bijna gelijktijdig drukte
Bliss zijn hiel neex-.
„Waarmede kan ik u van dienst zijn,
heeren?" vroeg Parkins.
„We moeten uw directeur even spre
ken," antwoordde een van de heeren.
„Deze club heeft geen directeur," ant
woordde {le bediende, „maar als u wilt,
kunt u mrs. Fortescue, de secretaresse,
spreken. Als u hier even wilt binnen
gaan, dan zal ik haar roepen."
De man, die hem zooeven geantwoord
had, legde zijn hand op den schouder van
Parkins en duwde hem op zij.
„Je behoeft geen moeite te doen, we
zullen de secretaresse zelf wel vinden,"
zeide hij. „Blijf alsjeblieft waar je bent."
Maar Parkins liet zich niet zoo zonder
eenig protest ter zijde schuiven.
„In deze club worden geen vreemdelin
gen toegelaten," zeide hij flink. „Ik mag
u werkelijk niet laten passeeren."
De grootste van de twee heeren, die al
dien tijd had staan luisteren, kwam nu
tusschenbeide.
„Luister eens goed," zeide hij. „Hoe
kalmer je je houdt, des te beter is het
voor je. Wij zijn van Scotland Yard, dus
je hebt je te onderwerpen aan onze or
ders. Als je ook maar probeert, om je
met een van de leden van de club in ver
binding te stellen, wordt je onmiddellijk
gearresteerd."
Bliss zat al dien tijd hardnekkig met
den hak van zijn schoen op den schel
knop. Zonder de minste notitie van hen
te nemen gingen de beide rechercheurs
de gang in, die naar het speelzaaltje
leidde. Meteen keerde Parkins zich tot
Bliss.
„Ik begrijp werkelijk niet wat die hee
ren willen, mijnheer," zeide hij met het
onschuldigste gezicht ter wereld. „Daar
staat me warempel een politie-agent pre
cies voor de deur, terwijl er toch heuseh
niets gebeurt, dat het daglicht niet ver
dragen kan."
Bliss stond langzaam op en volgde de
twee rechercheurs. Eerst keken ze in het
speelzaaltje, waar het achtergebleven
viertal nog steeds volhardend kaart zat
te spelen, daarna keken ze in het kleine
zaaltje, dat daarachter lag. Vervolgens
gingen ze het kantoor binnen, dat even
eens verlaten was. Een oogenblik bleven
ze fluisterend staan.
„Natuurlijk is er nog een kamer,"
hoorde Bliss een van hen zeggen, „kijk
eens, hoe eigenaardig die muur daar
eindigt."
Op hun teenen liepen ze naar de an
dere zijde van het vertrek. Het was er
zoo donker, dat ze moeite hadden de
meubelen te onderscheiden.
„Waarom draai je het licht niet op,
Harrison?" vroeg de inspecteur.
„Ik heb het al geprobeerd, mijnheer,"
antwoordde de andere man, terwijl hij
den afsluiter nog eens omdraaide.
„Het electrische licht in deze kamer is
defect heeren," zeide Parkins afgemeten.
De inspecteur haalde een kleine elec
trische zaklantaarn te voorschijn. Onmid
dellijk aan zijn linkerhand bevond zich 'n
deur, welke door een gordijn aan 't oog
onttrokken was. Met een ruk schoof hij
het gordijn terug, legde zijn hand op den
knop en deed de deur open. Gedurende
een oogenblik bleven de beide recher
cheurs op den drempel staan, vanwaar ze
de geheele kamer konden overzien. Aan
de tafel zat een viertal spelers: de Prins,
mrs. Fortescue, mr. Fancourt en een
vreemde dame, met den grootsten ernst
bridge te spelen. Twee andere heeren, die
met de handen in de zakken tegen den
schoorsteenmantel geleund stonden, wa
ren blijkbaar in een dispuut gewikkeld
met een van de dames, die vlak bij hen in
een gemakkelijken stoel zat. Miss Maisie
balanceerde zich op de armleuning van
den stoel van den prins. Eindelijk ging
de Inspecteur de kamer binnen, terwijl
hij snel de kaarten monsterde, welke op
dat oogenblik op tafel lagen. Alles was
volkomen in orde. Het spel van de dum
my lag op tafel, de dubbele blocknote,
waar de punten op genoteerd werden,
was voor het grootste gedeelte volge
schreven, oogenschijnlijk was het spel al
eenigen tijd aan den gang.
Mr. Fancourt keek de ongenoode gas
ten vragend aan.
„Wat heeft dit te beteekenen?" vroeg
hij kortaf, terwijl hij naar den inspec
teur keek, die de geheele kamer aan een
nauwkeurig onderzoek onderwierp. Nadat
zijn onderzoekingstocht afgeloopen was,
kwam hü naar mr. Fancourt toe. Niets
had zijn vermoeden bevestigd, dat de
aanwezigen zich hadden bezig gehouden
met andere, verboden amusementen.
„Ik ben hier in mijn kwaliteit van in
specteur van politie, mijnheer," ant
woordde hij toen. „Mijn naam is Stan-
hard. We hebben anonieme inlichtingen
otvangen, dat hier, in deze club, behalve
bridge, baccarat gespeeld wordt."
(Wordt vervolgd.)