POPULfMR. B>^0^<^^LvAriDE,HHLpeR^CflE( COURAMlT Herinneringen aan het leven van een pionier 553 TWEEDE BLAD. VAN ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1932. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Marianna en het geld. door Dr. Ing. H. KAPEL. In verband met het feit. dat dezer dagen een monument voor Otto Lilienthal, den pionier der Duitsche luchtvaart, wordt onthuld, hebben wij zijn broeder en medewerker Custav Lilienthal bezocht. Op de plaats, waar Otto Lilienthal zijn eerste vluchten deed, aan de „Karpfenteich" in de Berlijnsche voor stad Lichterfelde, wordt dezer dagen een monument onthuld. 36 jaar nadat hij zijn stoutmoedige ideeën met den dood moest bekoopen. Daarbij zal ook zijn broeder Gustav worden geëerd, die steeds zijn vertrouwde en zijn mede- Otto Lilienthalde pionier der Duitsche luchtvaart. werker was, die zijn werk ook voort gezet heeft tot voor enkele weken, toen de 82-jarige door een beroerte getrof fen werd en niet meer door kon werken aan het model van een ..vliegtuig met wiekslag waarmede hij bezig was in een der loodsen aan het vliegveld Tem pelhof. Het model staat daar als een ontroerend anachronisme tusschen de moderne verkeers- en sportvliegtuigen en toch: het idee duikt den laatsten tijd ook op onder de meest vooruitstrevende constructeurs. Hoe het ook zij, Gustav Lilienthal heeft gewerkt ten dienste van de luchtvaart, zoolang hij kon, en niet voor niets sprak men voor den plotse- lingen dood van Otto Lilienthal alge meen van „de vliegende broeders". Thans heeft Gustav zich moeten terug trekken in zijn huisje te Lichterfelde. dat hij als „bouwmeester" op het eind van de vorige eeuw zelf gebouwd heeft en dat om zijn middeleeuwsche uit- bouwtje en torentjes in den volksmond den Lilienthal-burcht wordt genoemd. Daar zochten wij hem op voor het in terview, waarbij hij ons veel interes sante dingen van zijn broer en van zich zelf heeft verteld. „Wij zouden misschien nooit op onze Icarusplannen gekomen zijn, als wij niet vanaf onze prilste jeugd zeer dicht bij de natuur hadden geleefd", zoo ver telt hij met een stem, die veel te lijden heeft gehad van de doorgestane be roerte. Wij komen uit Anklam, een klein plaatsje in Pommeren. Eiken middag speelden wij buiten en er was niets, dat ons zoo interesseerde als de vlucht der zwaluwen en leeuweriken. Dikwijls konden wij er uren naar kij ken; wij konden het wonder van hun vliegen niet begrijpen en toch was het onze vurigste wensch, het hun na te doen. In 1861 maakte Otto, die toen 13 jaar oud was, uit ijzerdraad en pa pier een echt vliegtuigmodel. Het vloog aanvankelijk niet verder dan een ge vouwen papieren „vogel", doch Otto had spoedig ontdekt, hoe hij het kon verbeteren. Wij vonden ook een plaats, waar de wind gunstig was voor onze proeven wij vatten de zaak toen reeds hoogst ernstig op. Later, toen wij de school hadden afgeloopen, gingen wij te Berlijn studeeren aan de nijver heidsacademie. Wij hadden heel wei nig geld en sliepen met een koetsier sa men op één kamer in Noord-Berlijn. Dikwijls kregen wij dagen lang niets warms te eten. Het was de moeilijkste tijd van ons leven. Spoedig ging het ons echter beter. Doordat wij ons met allerlei ontwerpen en proeven bezig hielden, werd de andacht van een der professoren op ons gevestigd: deze be zorgde ons een studietoelage van 300 Het monument voor Lilienthal op den kunst matigen heuvel. Thaler, wat voor ons een geweldige som was. Niet alleen behoefden wij ons nu geen zorgen meer te maken over onderdak, voedsel en kleeding, doch er bleven bovendien nog heel wat Talers over voor onze proeven. Wij zagen duidelijk in, dat er van onze vliegplannen nooit iets terecht zou komen, zoolang er geen kleinere en lichtere motoren bestonden dan de ko lossen, die toen de regel waren. Spoe dig meldde Otto zijn eerste patenten voor kleine motoren aan. Toen vond hij een ketel met buizen uit, die iets radi caal nieuws was. Het is weinig bekend I geworden, dat mijn broer ook de bouw- I doozen voor kinderen heeft uitgevon den. Hij verkocht zijn patent aan een fabrikant voor een paar honderd Tha ler; het systeem, waarbij men een pre mie voor elk verkocht artikel ontvangt, was toen nog niet in zwang. De fabri kant verdiende in korten tijd honderd duizenden met het nieuwe speelgoed. Mijn broer was trouwens verbazend veelzijdig. Hij heeft een tooneelstuk geschreven, dat in de tachtiger jaren dikwijls is opgevoerd en wijdde zich later als tooneeldirecteur geheel aan de dramatische kunst. Daarbij verloor hij zijn vliegplannen echter nooit uit het oog. Hij publiceerde twee boeken over de vlucht der vogels, die voor het an dere vliegende broederpaar, de gebroe ders Wright in Amerika, het ABC van hun proeven werd. „Otto heeft langen tijd gezocht naar een geschikt terrein voor zijn proeven. Met dit doel voor oogen maakten wij tal van uitstapjes in de buurt van Ber lijn, doch daar konden wij niets ge schikts vinden. Als directeur van een machinefabriek kon hij in dien tijd niet lang achtereen van Berlijn wegblijven. Om aan het vergeefsche zoeken een eind te maken, liet hij tenslotte op de plaats, waar thans het monument ge bouwd is, een 20 meter hoogen heuvel opwerpen. Elk vrij oogenblik gaf hij aan zijn proeven, waaraan ook ik mee werkte. Onze experimenten waren een groote attractie voor de nieuwsgierige Berlijners en er bevond zich altijd een groote menigte om den heuvel. Dat hinderde mijn broer buitengewoon; niets ergerde hem meer dan het applaus van deze kijklustigen. Langzamerhand "begon hij zich trouwens zoo zeker van zijn zaak te voelen, dat hij aan den grooten zandhoop te Lichterfelde niet meer genoeg had. Het was nu niet langer te vermijden, dat hij zich voor zijn proeven verder van Berlijn van daan moest begeven. Hij koos de Rhinower heuvels bij het dorp Stolln. Ik on hem nu niet meer zoo dikwijls helpen; daarom nam hij steeds een monteur mee. Zijn tooneelvrienden, die zich voor zijn vluchten levendig interes seerden, waren eveneens dikwijls van de partij. „Als wij 's avonds weer bij elkaar waren .sprak hij bij voorkeur over zijn succes, maar ook over zijn teleurstellin gen, en dan bespraken wij de ver beteringen, die er misschien aan zijn toestellen konden worden aangebracht. Zijn prestaties waren inderdaad ver bazingwekkend. Toch is er in dien tijd misschien niemand geweest, die hem meer bewonderde dan ik, want ik wist, hoeveel werk en berekeningen er voor noodig waren, om slechts 10 cm verder te vliegen. En toen kwam de nood lottige 9e Augustushier wordt de stem van den ouden pionier onzeker; de droevige gebeurtenis ontroert hem zelfs na 36 jaar nog. „Het was tegen twee uur 's nachts", zoo ging hij met door HENRIETTE VAN MAERE. Willem had Marianna vijf jaar lang lief gehad en nog steeds beminde hij haar. Vijf jaar, men begrijpt dus wel dat hij een hopelooze liefde koesterde. Marianna en Willem waren echter goed bevriend en dit kwam eigenlijk doordat iedere vrouw 'n neutraal man nelijk wezen noodig heeft, aan wien zij alles wat haar ontroert of vroolijk maakt, kan vertellen Op een morgen had Willem een briefje van Marianna ontvangen met het verzoek eens bij haar te willen ko men. Hij vond haar bleek en treurig in haar stoel zitten met lusteloos neerhan gende handen. Wat scheelt eraan, ben je ziek? Vroeg hij ongerust. Ik ben nooit ziek, antwoordde Marianna met een vermoeid lachje., maar er is iets vervelends, iets onbegrij pelijks in mijn leven gekomen, waar door ik mijn evenwicht kwijt ben! Wat is er dan gebeurd? vroeg Willem verschrikt. Ik heb een erfenis gekregen, fluis terde Marianna somber. Willem herademde. Ik feliciteer je. Soms heeft het ge luk dezelfde uitwerking als het verdriet. Je zült je evenwicht wel weer terugvin den. Marian. Tusschen mij en het geld bestaat een vreemde verhouding, zei ze ernstig. Deze erfenis is als het ware een slag in het gezicht van al mijn ervaringen. Zij maakt mij ernstig, zij sticht verwarring in mijn leven Arm kind! riep Willem uit. Luis ter eens. Je zult er wel aan gewend ra ken, men went aan alles, zelfs aan het hebben van geld. Ik haat gemeenplaatsen, riep Ma rianna en sprong op. Luister eens Ik luister al vijf jaren! antwoord de Willem schuchter. Marianna sloeg geen acht op zijn woorden, maar ver volgde: Je weet, dat ik rijk ben, zóó rijk, dat iedereen met mij trouwen wilde. Zóó rijk, dat ik zelf dacht, dat ik lee- lijk was, hoewel ik eigenlijk heelemaal niet leelijk bennietwaar? Heelemaal niet! Integendeel! haastte Willem zich te antwoorden. Ik wantrouwde alle mannen en iedereen, ik geloofde geen woord van wat men tegen mij zeide, ik verloor mijn argeloosheid en vroolijkheid! Ellendig geld! dacht ik. Minder knappe meisjes, die arm waren, wisten zich bemind en hadden meer zelfbewustzijn. Ik sloot mij, bij ieder die geen geld had aan, ik vluchtte voor het geld, maar het kleef de zich aan mij vast. Wacht maar. dach ik, ik zal je wel afschudden! En hoewel ik hem niet vertrouwde, nam ik het aanzoek van Eric aan en trouwde met hem, nu, je kent hem, hij was alles behalve rijk, hij was verschrikkelijk arm! Ik liet het beheer van mijn geheele ver mogen aan hem over, ik moest hem zelfs om schoenen, om postpapier, om alles vragen .Ik voelde mij echter ge lukkig bij de regeling. Ik wist nog niet, dat geld iets levends is, een mysterieus ding, dat naar liefde verlangt, het blijft bij hen die het liefhebben. Met mij ech ter begon het te spelen. Toen ik lang genoeg de niets bezittende was geweest, wilde ik weer eens een beetje zelfstan dig zijn, maar omdat mijn man niets bezat, vond ik het niet mooi van me zelf, hem plotseling alles af te nemen. Ik stelde hem daarom voor, ons bezit samen te deelen. Hij begreep er niets van en dat verwonderde mij. Lieve ling vroeg hij, wat wil je deelen? Datgene wat er nog is! antwoord de ik. Er was echter niet veel meer, maar dat was zijn schuld niet, hij had mij altijd verantwoording willen doen, maar ik had nooit willen luisteren. Wij waren beiden zoo jong en we hadden geen begrip van geld, hij omdat hij arm geweest was en ik, omdat ik rijk was. Wij gingen van elkaar en ik leerde mijn tweeden man kennen. Hij was rijk en dat vond onverdragelijk, maar het geld had mij op de „zwarte lijst" ge zet. Dat is niet waar, Marian, je leef de toen in de grootste luxe, viel Willem haar in de rede. Marianna lachte. „Ja, dat scheen zoo" gaf ze toe. In het voorjaar vroeg mijn man: „Wat heb je noodig?" Ik maakte een lijst van noodige en on- noodige dingen. „Koop ze maar, ik zal de rekening betalen", zei mijn man en zoo gebeurde het óók in den zomer, in den herfst en in den winter! Ik kreeg meer dingen dan ik noodig had, maar nooit geld. Mijn man behoort tot de genen die het geld liefhebben en ver eeren. Hij scheidde er niet eerder van of hij moest een tegenwaarde in de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 11