Zijn laatsie heilwensch
KWINKSLAGEN
TOB NOOIT HOEKJE
Practische wenken.
moeite voort, „toen er beneden op mijn
huisdeur geklopt werd. Het was Bey-
lich, Otto's monteur; hij was aanvan
kelijk niet in staat, een woord uit te
brengen, doch ik begreep dadelijk, dat
er iets ernstigs gebeurd was. Toen ver
telde hij mij met stokkende stem, dat
Otto 's middags om twee uur plotseling
uit 15 m hoogte was neergestort en nu
met een ernstige kwetsuur aan zijn
ruggegraat in het ziekenhuis te Stolln
lag. Ik kleedde mij dadelijk aan en wij
gingen met den eersten vroegtrein
daarheen. Met den volgenden trein
brachten wij hem bewusteloos naar
Berlijn, waar hij in het koninklijk zie
kenhuis werd opgenomen, de doktoren
konden hem echter niet meer redden.
Zijn laatste woorden waren: ,,Er moe
ten nu eenmaal offers gebracht wor
den".
Ook Gustav Lilienthal heeft geen
offers geschuwd. Ook toen hij oud en
gebrekkig werd, bleef hij trouw aan
het parool van zijn broer. Ook hij heeft
zijn leven gegeven aan de luchtvaart, al
heeft het lot hem bewaard voor den
vliegersdood.
(Nadruk verboden.)
door
JAN PARDONA.
Het zachte briesje deed het zee
oppervlak slechts licht rimpelen onder
de strak-blauwe lucht. Fier als een
zwaan, kliefde de hooge boeg van het
Fransche mailschip het zeewater, een
wit-schuimend spoor achterlatend. Aan
boord van het prachtige schip heerschte
onder de talrijke passagiers een uit
muntende stemming. Men had tot nog
toe schitterend mooi, zonnig weer ge
had, de reis spoedde ten einde en 't was
met steeds meer vertrouwen in zijn stem,
„Mijn oom in Amerika heeft mij ge
schreven".
„Ah! Wat schrijft hij dan?"
„ik moet hem wat geld sturen!"
(„Muskete").
hand hebben. Hij was bang, dat ik het
weggeven of verliezen zou. In mijn
eerste huwelijk vroeg ik nooit om geld,
omdat het van mij was en ik mijn
tweede huwelijk vroeg ik nooit om geld,
omdat het niet van mij was."
En daarom ben je gescheiden?
vroeg Willem verwonderd.
Mijn verlangen naar geld werd
een manie, het beteekende vrijheid voor
mij! Ik verkocht enkele byoux, dat was
in den zomer en wij waren op ons land
huis, mijn man kwam driemaal in de
week over als zijn zaken het toelieten.
Toen ik het geld van de juweelen in
handen had, besloot ik het op een waar
dige wijze te besteden. Je weet, dat ik
erg veel van kinderen houd, ik wilde
een kinderfeest geven voor de boeren
kinderen uit den omtrek. Ik kocht aller
lei leuke dingen waar kinderen van
houden, luchtballons, houten poppen,
zakken lekkers, wollen beestjes, enfin,
allerlei dingen en s avonds zou er vuur
werk zijn.
Ik koos een dag dat mijn man niet
thuis was. Het werd een heerlijke dag
voor de kinderen, maar s avonds, juist
toen het vuurwerk begon, hoorde ik
op den landweg een auto aankomen.
Het was mijn man! Toeval, noodlot?
Het geld had zich gewroken.
Waarom is het vuurwerk voor al
die vreemde kinderen? riep mijn man
uit.
Ik probeerde hem uit te leggen, dat
ik de kinderen gelukkig wilde maken,
maar hij begreep het niet. Het gesprek
dat volgde beteekende onze scheiding.
Maar Marian, nu verdien je toch
zelf geld, je teekent en allerlei bladen
nemen je teekeningen aan, het geld
heeft zich dus weer met je verzoend,
stelde Willem haar gerust
Neen, neen, want het is er nooit
als ik het noodig heb, het is altijd te
laat of te vroeg, het houdt mij voor den
gek en plaagt mij. Daarom maakt deze
erfenis mij wanhopig, zij verstoort mijn
geheele levenslijn, zij grijpt in mijn lot
in! Marianna's oogen vulden zich met
tranen.
Kind, wees toch kalm, bedenk
eens wat je met het geld kunt doen,
hoe heerlijk het voor je is! riep Wil
lem uit.
Dat is het juist, snikte Marianna,
ik heb daar allemaal aan gedacht
Welnu dan? vroeg Willem, waar
om huil je dan?
Omdat, snikte Marianna, omdat
de bank. waar het geld gestort was,
vanmorgen juist failliet verklaard is.
dat de stoere, knappe gezagvoerder van
het schip eiken middag bij het diner
zijn glas ophief en zijn passagiers, die
met hem aan tafel zaten, een „goede
reis" toewenschte. Bij dien heilwensch
keek hij steeds meer in het bijzonder
naar de knappe Amerikaansche, die al
tijd aan zijn linkerzijde zat. Veertien
maal reeds had de kapitein zijn „goede
reis"-wensch uitgesproken, toen brak
plotseling het vreeselijke noodweer los,
dat een einde maakte aan den voor-
spoedigen overtocht en tevens aan het
bestaan van het fiere mailschip. On
barmhartig beukten de torenhooge gol
ven tegen den zeereus, het achterschip
hoog opwerpend, zoodat de schroef
doelloos in de lucht zweefde. Reus
achtige watermassa's geeselden het
dek, waarop de bemanning met doods
verachting den strijd tegen de woeste
elementen voerde. Als een geboren lei
der stond de kapitein in zijn water
dichte jas gehuld, op de commando
brug. Boven het gegier van den storm
en het razend geweld der golven uit
klonk zijn stem, steeds maar bevelen
schreeuwend naar zijn mannen. Maar
al hun moeite en heldhaftigheid was
vergeefsch. Door den geweldigen druk
van het zeewater, brak de stuurketting
en als een willooze prooi der golven
dobberde het schip op de kokende gol
ven. Plotseling klonk een hevig ge
kraak; geen twijfel mogelijk, het schip
was op een rots geloopen!
In doodsangst stormden de passa
giers naar de reddingbooten, maar met
de revolver in de vuist geklemd, storm
de de kapitein, aan het hoofd van zijn
matrozen, naar voren en belette, dat de
booten werden bezet. „Vrouwen en
kinderen eerst"! bulderde zijn stem. Een
hevig gevecht ontstond met mannelijke
passagiers, die, door doodsangst gedre
ven, wanhopige pogingen deden om een
plaatsje in een der booten te bemach
tigen. Een ontzettende stortzee sloeg
echter alle booten, op één na over
boord. Toen, op het moment, dat het
scheen, alsof allen den dood in de zie
dende golven zouden vinden, klonk
door het geweld van het noodweer op
eens een luid „Hallo!" Op het hevig
bewogen water dobberden een aantal,
reddingbooten van een groot stoom
schip, dat op de noodseinen van den
radio-telegrafist te hulp was gesneld
om de bemanning van het zinkende
schip te redden. Weldra was de ver
binding door middel van lijnen tot
stand gebracht en na ruim een uur van
moeitevollen arbeid hadden allen het
wrak verlaten, allenbehalve de
kapitein.
Hoe dringend men hem ook gesmeekt
had, zich eveneens in de reddingbooten
in veiligheid te brengen, de stoere zee
rob had halsstarrig geweigerd. Nu stond
hij daar alleen op de commandobrug,
die nog slechts enkele meters boven het
dood en verderf brengende zeewater
uitstak. De laatste passagier, die het
schip verliet was de schoone Ameri
kaansche. Op haar knieën had zij hem
gesmeekt, met haar in de reddingsboot
te gaan, met geweld moest zij tenslotte
worden weggesleept. Toen op dat aller
laatste oogenblik boog de kapitein zich
naar haar over en, haar hand grijpend,
keek hij haar glimlachend aan en kalm
klonk het van zijn lippen: „Goede reis".
Het was zijn laatste heilwensch.
En wie heeft mij gebracht, moeder?"
Klant: Ik begrijp niet, Janus, hoe
ze die tweelingen uit elkaar kunnen
houden.
Janus: Niet? Heel makkelijk. De
eene heeft geen blinden darm meer,
zie je.
Kom eens hier, we moeten Jack
ontslaan. Hij heeft tegen een van de
klanten gezegd, dat ik «en dwaas ben.
Nou, ik zal 'm eens onderhanden
nemen en aan 't verstand brengen dat
hij dergelijke kantoorgeheimen niet aan
de groote klok moet hangen.
Mevr.: „Maar Dina, het is nu werke
lijk al te bar; pij breekt nog voor meer
geld, dan je heele loon is. Wat moet ik
daar nu aan doen?"
Dina: „Mij meer loon geven, me
vrouw!"
Veldwachter: „Weet u niet, dat het
verboden is op Zondag visch te van
gen?"
Hengelaar: „Weet u dan, of ik visch
vang?"
Zij (snikkende): „Liefste Edu, zul je
mij niet vergeten?"
Geroerd neemt hij zijn zakdoek, om
er een grooten knoop in te leggen.
Hij: „Kan niets er je dan toe bewe
gen, van gedachten te veranderen en te
trouwen?"
Zij: „Jawel, misschien een andere
man!"
Vrouw (maakt haar echtvriend wak
ker): Man, 't is daar boven niet pluis!
Man (onvervaard): Bij jou?
De sleeper Houvast had een goede,
voordeelige week gehad, daarom zei hij
tot zijn vrouw op den Zondagmorgen:
„Kom, wijf, het kan lijden, nou gaan we
eens voor ons pleizier uit rijden, j aar
hier, hij en hy wees op zijn paard
moet mee, want hij heeft het helpen
verdienen". Nu werd het paard voor een
pleizierrijtuigje gespannen, en moest,
en mocht, omdat het de geheele week
had gewerkt, voor ontspanning baas en
vrouw, die samen 400 pond wogen, den
heelen dag voorttrekken. Wat is het
toch verrukkelijk een sleeperspaard te
zijn.
SLECHTS EEN.
Doorkerf één draad: uw parelsnoer
Strooit al zijn rijkdom langs den vloer;
Ontstem één snaar: uw harp moet
-i zwijgen,
verwrik één steen: de boog verzet'
Eén stootje in de alarmtrompet
En duizend zwarte zorgen stijgen!
Een donk re wolk verbergt de zon;
Eén dwaasheid opent u een bron
an leed, dat zich geen hart
verbeeldde,
Een vonk ontsteek, wat niemand
bluscht;
Eén wensch verstoort de gansche rust;
Een, ééne herinnering elke weelde;
Eén smet bederft geheel een kleed,
Eén wroeging werkt, wat niemand
W0öt
Eén oogenblik baart eeuw'ge smarte-
Eén spaak gebroken, breekt het wiel,
Eén enkel denkbeeld doodt een ziel;
Een enkel woord verscheurt een harte
N. BEETS.
1
In den loop der jaren worden ver
gulde lijsten van spiegels en schilde-
rijen er vaak niet mooier op, vooral
door vliegen. Men kan ze weer als
nieuw maken door de volgende behan
deling:
Bii driekwart liter water wordt zoo
veel bloem van zwavel gevoegd, totdat
men een goudachtige tint krijgt; hierin
worden 4 of 5 gesnipperde uien ge
kookt en daarna gezeefd. Koud gewor
den drenkt men een zachte borstel in
,wat€r en strÜkt deze over het ver
guldsel, dat er, wanneer het opgedroogd
is, weer geheel frisch uitziet.
MAAKT ER HET BESTE VAN!
Geniet van het oogenblik!
ledereen moet in dezen tijd zijn leven
vereenvoudigen. Degenen, die gewend
waren, ieder jaar een groote buitenland-
sche reis te maken, moeten het stellen
met een kort, eenvoudig uitstapje in
eigen land, misschien wel heele maal
zonder uitstapje. Wij moeten ons van
minder kleeden, van minder huishou
den, wellicht minder verwonen. Wat
een drama maken velen daarvan en hoe
weinig heeft dat alles toch eigenlijk uit
te staan met waarachtig levensgeluk!
De menscheliike natuur heeft nu een
maal de neiging om alles wat men op
een oogenblik niet krijgen kan, gewel
dig te overschatten. Maar wanneer wij
eens de moeite nemen, om in gedachten
terug te gaan naar den tijd dat wij alles
hadden, wat wij nu moeten ontberen.
Zooals wij ons eerst tegenover de ver
eenvoudiging van ons leven stelden,
zou men moeten denken dat wij, toen
wij het dan nog ruimer hadden, wel
voortdurend bijzonder gelukkig waren,
in een stemming van voortdurende
waardeering van het vele goede, dat ons
deel was. Was dit inderdaad het geval?
Weineen! Indien u e e r lij k nadenkt
over vervlogen tijden van welgesteld
heid, zult u moeten toegeven, dat u
toen evengoed als nu, onvervulbare
wenschen had, oogenblikken van on
tevredenheid en neerslachtigheid, stem
mingen waarin u zich achteruitgezet
gevoelde inplaats van bevoorrecht!
En daaruit blijkt, hoe waar het is,
dat het ware levensgeluk afhangt van
i n n e r 1 ij k e factoren, van de zielstoe
stand van een mensch, en niet van de
mogelijkheid tot het maken van een reis
of het aanschaffen van een duur klee-
aingstuk!
Wie heeft er ooit iets bereikt met
klagen over hetgeen hij verloren heeft
of niet krijgen kan? Maakt u eens wat
los van dat eigen ikje, staat niet zoo
lang stil bij hetgeen u verloren heeft
Denkt liever aan de talloozen die het
met veel minder moeten stellen dan u
en tracht degenen onder hen, die uw
levenspad kruisen, een beetje vreugde
te verschaffen. Bestrijdt uw ontevre
denheid van binnenuit, inplaats van
uzelf te „troosten met uitgaven, die
eigenlijk onverantwoordelijk zijn! U
kunt weer in evenwicht komen. Hoe?
In de eerste plaats door zóó te leven,
dat u voor uzelf de overtuiging heeft,
dat u doet wat u kunt. Pakt flink aan
en hebt vertrouwen in het resultaat. In
de tweede plaats door te zorgen voor
een zuivere verhouding tusschen u en
degenen die u het naast zijn. Past op,
dat een hechte band niet verslapt, dat
een zuivere verhouding niet vertroebelt
doordat al uw kostbare aandacht gege
ven wordt aan nietige materieele zorg-
jes. De verhouding van mensch tot
mensch is te allen tijde veel belangrij
ker dan de verhouding van mensch tot
ding. Waakt over uw verhouding tot
dengenen die u lief zijn, indien er een
moeilijkheid ontstaat tusschen u en
hen, bespreekt haar dan eerlijk en rus
tig. Vormt u een nieuw levensideaal,
dat onder uw veranderde levensomstan
digheden te verwezenlijken is. Beter
dan te treuren over het verleden is:
zich een nieuwe toekomst op te bou
wen eerst in gedachten en daarna in
werkelijkheid.
Werkt, hebt lief, hebt iets voor ande
ren over en vermijdt al te diepzinnige
bespiegelingen over uzelf. Dan is er in
uw leven geen plaats voor zwartgallig
heid en ontevredenheid!
Dr. JOS. DE COCK.
Een sterke lijdt zonder klagen, maar
een zwakke klaagt reeds zonder dat
hij lijdt,