De Pop Die 1'pïteh Kon De aap met de muts. „Waarom niet?" BEN MOOIE EN PRACTISCHE SERVETRING. Voor vlijtige meisjeshanden. Servetringen ontbreken tegenwoor dig haast in elke huishouding. En als men ze heeft, heeft men er nooit ge noeg, want er zijn van die lieve gasten, die steeds terugkeeren en die men met een servetring veel genoegen kan doen. En veel van de tot nog toe ge bruikte ringen zijn erg vuil geworden. Daarom laten wij eens probeeren zoo'n ring zelf te maken. Het is niet moeilijk! Wii snijden een recht stukje carton uit niet te dik en niet te dun! Vijf centimeter hoog en 15 cm lang. Als het stuk gesneden is, draai er dan een ring van, zooals de teekening aangeeft en probeer eens of je servet er ge makkelijk in gaat. Anders kan je beter de afmetingen van den ring grooter nemen. Daar, waar de uiteinden van het carton over elkaar komen te liggen steek je twee gaatjes, door en door. Daar doorheen steken wii het begin van onze raffia-draad, want wij gaan j de ringen omwikkelen met raffia en.sliepen ook binnen een paar tellen. Wie schetst de verba zing van den .reiziger, toen hij ontwakende, de beide negers ook rus tig ziet slapen en hij in de boomen, rondom hun legerplaats een aantal grijnzende apengezich ten ziet, allemaal ge sierd met de gekleurde mutsjes. Een bang voorgevoel bekroop hem. En ja tijdens zijn slaap waren de apen uit de boomen omlaag geklau terd, hadden de zak met mutsjes ge plunderd, hadden die opgezet, volgens het voorbeeld dat de reiziger zelf zjjns ondanks gegeven had. De aanblik van een groep grijzende apen met gekleurde sportmutsen deed hem eerst lachen. Maar toen hij de onmogelijkheid inzag om de apen te grijpen of hen te dwingen de mutsjes terug te geven, verging hem het lachen al spoedig! Hij bad en smeekte, schold en schimpte, lokte en schudde aan de boomen maar tevergeefsOok de beide negers, die beschaamd waren ontwaakt, hadden geen succes met hup klimpartijen, want de apen waren dui zendmaal vlugger en slingerde zich van den eenen boom in den andere. Maar hun mutsjes hielden zij op!. Wat hadden jullie den armen man wel aangeraden te doen? Tot zijn ge luk kreeg hij een schitterend idee, het eenige, wat hij in deze omstandig heden trouwens had kunnen doen. En bovendien hij deed het onbewust! Woedend rukte hü het mutsje van het hoofd en slingerde dat tegen den boomstam, waartegen hij had liggen slapen. Het volgende oogenblik daalde er een regen van mutsjes omlaag Want de apen hadden in hun ijver om alles na te „apen" zijn voorbeeld ge volgd. En verlucht raapte de reiziger zijn mutsje op, verjoeg met ge schreeuw de apen en kon zijn tocht zonder schade vervolgen. Ik denk, dat hij wel niet meer zoo lichtvaardig zal zijn gaan slapen, denk jullie ook niet? Probeer zooveel mogelijk de raffia even dik te nemen. Dan ziet de ring er later veel netter uit. Heb je de eerste draad door de gaatjes getrok ken, zoodat de ring gesloten is, dan ga je gelijkmatig verder met wikke len.... Draad na draad wikkelen wij de raffiabast om den ring, totdat deze volkomen met raffia omwikkeld is. Ter verfraaiing kan je dan nog een of meer gekleurde raffiadraden vertikaal door het vlechtwerk heen steken, waarbij je door telkens één of twee windingen over te slaan, aardige pa tronen kunt verkrijgen. Een aardig strikje aan het einde dient voor af hechting. I Jullie zult zien, hoe dankbaar men voor zulk een geschenk is! Een grappige geschiedenis met een goed einde Korten tijd geleden reisde een Spaansche handelsreiziger, op een tocht langs zijn klanten, die soms heele dagreizen uit elkaar woonden, door een Bosch in Brazilië. Hij had ook een zak met monsters bij zich, die door een neger werd gedragen. Hij verkocht namelijk veel kleine, ge kleurde sportmutsjes, zooals die thans vele gedragen worden. Vooral de ne gerinnen waren daar verzot op. Tegen den middag hield de reiziger halt; hij was zoo vermoeid, dat hij be- •loot te rusten. Hij hield stil, beval Ifln beide dragers goed op te passen, strekte zich onder een boom uit en ïette, om zich tegen het talrijke on gedierte te beschermen, een der klei ne mutsjes op. Zoo sliep hij in.De beide negers keken elkaar eens aan Van een poppenhartje, dat overliep door JO RENKSUM—VAN DIJK. Jessie keerde zich in haar slaap om en kwam precies op het porceleinen ge zicht van haar pop te liggen. „Mamma" piepte die. Het kleine meisje schrok wakker en ging rechtop in bed zitten. „Praatte jij?" „Ja. Je ligt boven op mijn gezicht. Keer je om asjeblieft en trek niet al door het dek van me af. 't Is koud!" Jessie was nu heelemaal wakker en zat stomverbaasd de pop aan te kijken. „Wat leuk!" riep ze toen. „Ik heb nooit geweten, dat je praten kon". „Nee, natuurlijk niet. Kleine meisjes weten ook niet alles! Wii poppen zijn met heel veel dingen beter op de hoogte". „Met welke dingen?" „Hoe je je mond dicht moet houden en niiet zooveel vragen! Ga slapen, ik ben moe". „Kalm alsjeblieft. Ik ben je moeder en als je niet lief genoeg bent, geef ik je een pak slaag." „Dan word ik boos en zeg ik niets meer. Ga eens een beetje uit het licht alsjeblieft. Ik wil de maan zien." „Poppen kunnen niet zien". „Ik wel! Ik heb toch zeker twee oogen." „Maar die zijn van glas!" „Nou door glas kun je toch zeker kijken!" „Ja, als je wat achter je oogen hebt! En dat heb jij niet, want je hoofd is leeg!" ,,'t Jouwe. De pop had willen zeggen: ,,'t Jouwe ook! Maar omdat ze nogal beleefd was tenminste voor een pop sloot ze haar mond met een harden klap en zei niets meer. „Waarom wou je de maan zoo graag zien?" vroeg Jessie weer. „Omdat er een man in zit. Dat is miin vader." „Wat een sprookje. Poppen hebben geen vaders." „Nou dan kunnen ze ook geen moeders hebben! En spreek me niet al door tegen, want dan praat ik niet meer!" „En als jü nog eens zoo'n brutalen mond tegen je moeder opzet, zal ik ie straf geven." „Nou, nou wat een mooie moeder ben jij. Die straft haar kinderen voor iets, wat ze zelf ook doet!" Jessie bloosde. „Vind je het leuk dat ik je moeder ben? vroeg ze haastig. „Nee!" „Omdat je van die akelige krullen in mijn haar maakt! Daar gaat de lijm van los en dan krijg ik lümpün. Op de maan kregen we ook geen krullen!" „Dan zal ik 't niet meer doen. Vertel eens iets over de maan." „Nou alle poppen zijn daar ge boren, en „Hoeveel zijn er wel!" „Duizenden". „Wat voor?" „Meisjespoppen zooals ik en...." „Je moet niet zeggen zooals ik. 't Is heelemaal niet netjes om jezelf eerst te noemen." „In de maan wel, anders gaat iemand anders je voor. Onze manieren zijn heel anders dan die van jullie laat me dus uitpraten." „Ga jij graag naar school?" „Wü hebben geen scholen." „Wat heerlijk", zuchtte Jessie, die haar huiswerk nog niet af had. „De meisjespoppen zooals ik hoeven heelemaal niet te werken. Overdag gaan we met de tram uit en „Met de tram, wat voor één?" ,,'n Betere dan die van jullie, 't Is de wind. Daar gaan we maar op zitten en dan rijdt hü ons heen waar we willen, zonder elke minuut te stoppen. Maar als de lantaarns branden moeten we weer thuis zijn." „Zijn daar lantaarns ook?" „Natuurlijk! Kijk maar naar buiten, dan kun je ze zien." „O, maar dat zijn geen lantaarns, dat zijn de sterren". „O, wat ben jij onnoozel!" zei de pop zuchtend. „Ik ben er toch zeker ge weest! Dat zijn de lantaarns van de buitenwegen. En hou nu alsjeblieft eens op met tegenspr. „Ja, ja, 'k zal het doen," zei Jessie vlug. „Zijn er jongenspoppen ook op de maan?" „O ja", zei de pop geringschattend. „Maar die zijn allemaal net zoo ver velend als hier. Heen en weer rennen en lawaai maken." „Zooals Dick?" „Ja, zooals Dick", zei de pop min achtend. „Dat lieve broertje van je, dat me laatst nog bü'na een arm uit het lid trok. Als die ooit eens op de maan kwam, zouden ze hem laten werken!" „Wat voor werk?" „Het bad vullen." „Hebben jullie een bad ook?" „V raag toch niet zulke domme din gen! Hebben jullie nog een bad ook. iNatuurlük hebben we een bad. En soms loopt het wel eens over en dan komt dat water bü jullie terecht. Dan zeggen ze hier dat het regent". „O!" zei Jessie beduusd. Opeens viel haar iets in. „Kun je nu voortaan altijd praten?" vroeg ze. „Nee, nee!" zei de pop. „Wasdat maar waar. Dan kon ik tenminste ook v^. tellen, hoe ik het hebben wou, net tj, jullie." x „O, maar dacht ie dat wp dat altjt mochten?" zei Jessie. „Mams en pat, verbieden ons dikwijls genoeg. En j zeggen ook niet altijd ja, als j« vraagt!" „Ja, maar jullie zijn ook zulke idaot, kinderenzei de pop eigenwijs. „Zanij dan niet om dingen, die je met mag, er wel honderd leuke dingen zijn, cfe wel mogen." „H'm", zei Jessie, een beetje in <j( war. „En.... vertel nou eens, waat^ je nu dan wel kunt praten." „Omdat", zei de pop plechtig, „i^t hart overloopt. Het heele jaar doo; mogen poppen hun wenschen en go. dachten opsparen in hun hart. Als dat nu op 't laatst zóó vol is, dat het over. loopt, kunnen ze praten." „Gossie',, zei Jessie, „heb je nog eet hart ook? Maar hoe lang mag je da- praten?" „Dat hangt er van af, hoeveel we op. gespaard hebben", zei de pop. „En bjj mü was 't nogal veel. Miin gedacht heb ik je al verteld, nu heb ik na wenschen en ik hoop, dat je zoo vriep deliik zult willen zijn, ze te vervullen,' „Laat eerst maar eens hooren," Jessie voorzichtig. „Nu dan", begon de pop, „in de eersl» plaats wou ik, dat je zoo goed was, fc niet meer met zeep te wasschen als ii in 't bad ga. Ik knap er heelemaal nis van op want ik word iederen kee bleeker en dan krijg ik dat prikkeli? goedje nog in mijn oogen ook. Dat v<y jü natuurlijk niet maar ik wel. En dai| wou ik ook, dat je me eens een beetjf geregelder aan- en uitkleedde. De: éénen keer stop .je me met kleeren et al in bed en een-anderen keer, als jf zoo'n stel vriendinnen op bezoek hebt kleed je me zoo dikwijls aan en uit, dj' ik er gek van word. Jouw moeder stop; je toch ook niet in bed, omdat ze visit< heeft?" „Ja maarbegon Jessie, maar» pop liet haar niet uitspreken. „Nee ik ben nog niet klaar - straks is het jouw beurt. Er is nog iets, wat ik niet uit kan staan. Dat je me al tijd met dat vieze eten van jullie m beert te voeren. Ook van dat brine goedje. thee noemen jullie het geW ik. Jakkes wat ongezond!" „Zeg", begon Jessie verontwaardigd, „dat is. „Tut, tut", zei de pop. „Ik ben noj j niet klaar. Ik heb nog één gedachte en lest-best, rnoet je maar denken. Toenii I straks zei, dat ik het niet prettig von: i jou tot moeder te hebben, jokte ik. B heb nu wel aldoor tegen je gemopperd, j maar ik hou heusch wel een beetje ra: je, kleine moeder". Ze keek Jessie met een guitig lachje i aan en die fluisterde haastig: „Ik zal I doen, wat je gevraagd hebt, hoor en ii I houd van jou ook een heele boel". „Dank je wel", zei de pop en haa: oogen begonnen al dicht te vallei „Houd me vast. Mama'tje, daar ga ik' Ze viel zachtjes achterover en Jessi? trok voorzichtig de dekens over haa heen. Na dien tijd luistert Jessie nog iede ren avond, of het hart van de pop over loopt, maar tot nu toe is het nooit mee: gebeurd. EVEN SLIM. Een kikvorsch kroop uit een sloot En zag een ooievaar op één poot De kikvorsch dook de sloot weer in, Niet naar de ooievaar zijn zin. Die vleide: „kwak, wat duik jij goed," k Vil graag dat jij dat nog eens doet. En duik dan hier bij mij vandaan, ^>an ,f.a' 'k naar kijken gaan, Als jij wat verderop gaat staan, Zoo dicht bij jou heb ik geen zin, Want dan duik ik de sloot niet in. Ik duik dan zeker in jou maag, Dat wil jij wel, maar ik niet graag. Annie Walbooffl* Dokter, ik kom voor mün provisi» Wat voor provisie? U had toch zoojuist oen pa met een gebroken been? i Ja. Wel, ik heb een bananensclt neergelegd, waarop hü is uitgeglede11 Gast: Zeg eens, er zwemt een in mqn bier! Be waard: Ach, hoe is 1 moge# Waar zou dat beestje nou hebben 1«* r«n zwemmen?!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 16