_J! AM STER DAM SC HE la -Sjj*i BRIEVEN huns inziens volstrekt niet uitgesloten, dat zich in Nederland evenals elders, bij sommige volks groepen stemmingen ontwikkelen, dat in be paalde omstandigheden een agressieve politiek kunnen bevorderen. Bij de indiening van hun voorstel heeft de voorsteller echter niet in de eerste plaats voor oogen gestaan de mogelijkheid, die ook zij voorshands gering achten, dat hier te lande de wensch zou opkomen om een agressieven oor log te voeren. Zij hebben veeleer gedacht aan de gevaren, waarin land en volk komen te ver- keeren in het geval, dat een oorlog buiten onze grenzen mocht uitbreken, inzonderheid indien die oorlog ook in de nabijheid van onze gren zen wordt gevoerd. De mobilisatie der Neder- landsche weermacht' kan dan 't gevaar oproe pen of vermeerderen, dat Nederland in dien oorlog wordt betrokken. Afdeelingen der gemobiliseerde weermacht kunnen met troepen van een of meer andere mogendheid, die 's lands grenzen naderen of overschrijden, in botsing komen en uit die bot singen kan zich een oorlogstoestand ontwik kelen. Dit laatste gevaar is geenszins onvermijdelijk; maar het zal uiteraard zeer groot zijn, als de volledige weermacht gereed staat en het leger bestuur of de Regeering de opvatting zijn toe gedaan, dat schending onzer neutraliteit auto matisch tot den oorlogstoestand moet leiden, zoodat dan met de uiterste krachten moet wor den gestreden. Deze opvatting is in militaire kringen verre van een zeldzaamheid, gelijk met een aantal citaten in deze Memorie nader wordt aangetoond.'' Toch mag ernstig worden betwijfeld of in dagen van spanning, wanneer dikwijls a la mi- nute moet worden beslist, de toestemming van de Volksvertegenwoordiging tot mobilisatie eenig gewicht in de schaal zal leggen. Daarbij zijn velen van meening, dat bij oorlogsgevaar het dralen met het oproepen van alle strijd krachten de kans om overrompeld te worden slechts vergroot. Overigens lijkt het de practische vraag stukken nu eens terzijde gelaten logisch, voor mobilisatie de toestemming van het volk te vragen. Maar ten deze kan men zich nu eenmaal niet slechts op principieel of dogmatisch standpunt plaatsen. De „practijk" is hier allesbeheer- schend! PARLEMENTARIËR. 4 f De Begrooting voor 1933. Het is, op het tooneel, dikwijls, zoowel voor de spelers als voor het succes van het stuk, een goed ding als een acteur na een scène met een breed gebaar en een puntig en raak gezegde kan „afgaan", d.w.z. zich tijdelijk achter de coulissen kan terugtrekken. Dat maakt indruk, schept sfeer en geeft aan den acteur, die dan weer aan het woord komt, gelegenheid zijn beste beentje voor te zetten; het gewenschte contact met de zaal heeft zijn voorganger dan al geschapen en zijn verder optreden werd op gelukkige wijze voorbereid Het is verre van mij, wethouders van de ge meente Amsterdam met acteurs te gaan verge lijken; noch ook durf ik mij verstouten de ge meentelijke politiek gelijk te stellen met „het tooneelMaar de wijze waarop wethouder De Miranda dezer dagen van de door hem tijdelijk ingenomen zetel achter het gemeentelijk geld- laadje opstond, teneinde weer plaats te ma ken voor den eigenlijken wethouder voor de Financiën, Ed. Polak, die, van zijn ziekte her steld. zijn werk op het Prinsenhof weer kwam opnemen, brengt iemand toch, voor ditmaal, gauw tot deze planken-analogieHet „af gaan", de „excit" van den heer De Miranda, die thans ook eindelijk eenige vacantiege- neugten gaat smaken, was niet minder dan voortreffelijk. Collega Polak kan niet anders dan uiterst dankbaar zijn voor de wijze waarop zijn waarnemer zijn wederoptreden heeft voor bereid. Een gunstige sfeer werd geschapen en de kaarten liggen zoo, dat hij er zonder veel verdere rangschikking direct mee verder kan spelen. Dat wil niet zeggen, dat alles nu ver der, wat de financiering van de gemeente aangaat, ook van een leien dakje zal gaan. Er zullen voor wethouder Polak nog heel wat moeilijkheden komen, maar zijn invaller De Miranda heeft de zaak tenminste dan weer aan het rollen gebracht, haar een flink afzetje gegeven Hij kreeg het gedaan, dat de hoofdstad weer op de vrije markt aan het leenen kon gaan; hij ook heeft nog jjuist voordat zijn tijdelijke rol teneinde liep, de nieuwe begrooting aan den Gemeenteraad aangeboden. Het eerste heeft ongetwijfeld het ontstaan van bovengenoemde j gunstige (althans gunstiger!) sfeer in alle op zichten bevorderd. Met die nieuwe begrooting voor 1933 is dat echter niet voor 100% het geval. Wel verheugt een ieder er zich natuur lijk over, dat ditmaal de begrooting sluitend werd gemaakt; wel zullen de meesten het toe juichen, dat het eindcijfer van den gewonen dienst ditmaal ruim drie en een half millioen lager is dan dat van de door den. Raad vastge stelde begrooting voor 1932 (het cijfer voor 1933 beloopt 114.518.525), maar niet een ieder zal het goedkeuren, dat het sluitend ma ken tenslotte, naast beperking der uitgaven, dan toch ook nog bereikt moest worden door be lasting verhooging. Weliswaar kan men deze verhooging niet bovenmatig noemen (verhooging van de op renten op de Gemeentefondsbelasting van 74 ap 80; en van die op de Personeele Belasting van 60120 tot 70140), maar er zijn velen, die in deze tijden elke belastingverhoo- ng en speciaal een verhooging van de Perso- ele Belasting ongerechtvaardigd achten, voor als men daarnaast de arbeidsvoorwaarden het gemeentepersoneel op het peil van blijft handhaven. Onder die velen moet dan ook rekenen een minderheid in het ollege van B. en W., die, in een afzonderlijke lota, haar bezwaren uiteenzet en er daarbij op vijst, dat genoemde arbeidsvoorwaarden „verre litgaan boven die, welke bij het Rijk en in het larticuliere bedrijf gelden". Naar de meening 'an deze minderheid ware het in de gegeven •mstandigheden volkomen verantwoord geweest vanneer met de vertegenwoordigers der orga nisaties overleg ware gepleegd omtrent een wij ziging in de arbeidsvoorwaarden, teneinde daar door een bevredigende verdeeling in de lasten te verkrijgen: Afgescheiden of men het princi pieel met deze minderheid al dan niet eens is en zonder in dezen verder partij te kiezen, kan men slechts opmerken, dat het, gezien de on dervindingen van nog maar zoo kort geleden, wel wat naief schijnt zich van een dergelijk (theoretisch dan misschien wel „te verantwoor den") overleg ook maar eenig practisch resul taat voor te stellen! Intusschen al zijn er dan bezwaren, al zal deze ingediende begrooting niet in alle opzich ten die gunstige sfeer bevorderen, heelemaal bederven doet zij die sfeer, aan den anderen kant, toch zeker ook niet. Het zou mij tenminste verwonderen als de overgroote meerderheid van zoowel Raad als bevolking, tenslotte, bij wat aandachtige overweging van een en an der, niet tot het inzicht kwam, dat deze nieuwe begrooting, gegeven de practische omstandig heden, nog zoo gek niet is; dat zij eigenlijk, tenslotte, nog meevalt en het nog wel een stuk erger gekund had En met iets waar we dan tenslotte zoo van kunnen spreken zijn we, in deze tijden, al blij Bouber's „De Kellnerin". De beperking van uitgaven met die nieuwe begrooting in uitzicht gesteld, wil men o. m. bereiken door verlaging van een aantal sub sidies. Zoo zjjn de subsidies voor muziekinstel lingen en het tooneel (u ziet, ik kom er dan toch weer op terug!) b.v. een goede ton lager geraamd. Weer een nieuwe slag voor planken- land, dat het laatste jaar toch al zoo van af braak te lijden had. Een afbraak, die dezer dagen als het ware gesymboliseerd werd door de publieke (wegens faillissement gedwongen en gerechtelijke) veiling van den voorraad cou lissen, costuums en requisieten van de Konink lijke Vereeniging „Het Ned. Tooneel" in het R.A.I.-gebouw. Hetwelk een iet of wat zielige en allerminst een koninklijke vertooning was. De kansen voor het tooneel zijn voor de toe komst, gezien dit alles, ook niet groot. De eenigste, behoorlijke kans maakt dat gezelschap nog, dat, op zeer bescheiden voet werkend, zender dure aankleeding van tooneel zoowel als van zaal, stukken geeft, die, als het ware direct op den Amsterdamschen volksgeest aansluiten; stukken, die regelrecht uit die volksziel gebo ren zijn en waar acteurs en actrices in optreden, die de vrouw en de man uit de hoofdstedelijke massa ten voeten uit voor u neerzetten. Nu, zulk een gezelschap is er; het is de troep van Bouber, die den Plantage-Schouwburg bespeelt en wie de nu dezer dagen daar „uitgebrachte volksschets" met zang in vijf bedrijven, „De Kellnerin" zag, weet, dat hij, die troep, deze kans maakt! Men gaat in Beieren naar opvoeringen van het boerentooneel teneinde, door middel van de gespeelde volksstukken in contact te komen met den typischen geest van het land. Men loopt in Parijs diverse cabarets en kleine ach- teraf-theatertjes af om gewaar te worden wat er leeft in de echte Parijsche volksman en -vrouw. En men weet meestal niet, dat we daar in het volkstheater in de Plantage, met Bouber en zijn stukken en zijn troep iets hebben wat nog veel meer typeerend en karakteristieks Amsterdamsch is dan dat Beiersche Bóeren- theater Beiersch, of dat Parijsche cabaret Parijsch'Wie het Amsterdamsche leven zoo als zich dat aan de achterkanten van duizen- de huizenblokken in de volksbuurten op de warandatjes tusschen de diverse buren van een, twee en drie hoog achter, temidden van de waschlijnen, de tobbes achter de rij tjes garaniums eens, in zijn karakteristieke aspecten wil zien, in zijn karakteristieke taal (vol gijn en soms vol venijn) wil beluis teren, hij kan niet beter doen dan naar deze nieuwe Schlager van Rouber te gaan. Gij krijgt dit alles, en nog veel meer, daar voor oogen en voor ooren en gij zult er tevens in dezen primitief-eenvoudige schouwburg, waar men rookt en waar men in de pauze z'n biertje of koffie drinkt in een soort in den tuin uitgebouwden loods, kunnen genieten van een stevig-forsch en kleurrijk tooneelspelen zooals ge het de laatste jaren tevergeefsch gezocht hebt in deftige zalen met zachtfluweelen zetels en annex luxieus ingerichte foyers, wandel gangen en garderobes De Jantjes, Het huishouden van Jan Steen, Zeemansvrouwen, en nu De Kellnerin: Bouber en de zijnen hebben ons in den loop der jaren een reeks Amsterdamsche „volksschetsen" op de planken te aanschou wen gegeven die, mede dank zij het frissche, forsche en gezonde spel van zijn troepje (een Aaf Bouber en een Annie Verhulst mogen voor alles genoemd worden) tot een van de beste bezienswaardigheden van de hoofdstad behooren. Dat is, ook in de stad zelf, nog altijd te weinig bekend. Er wordt hem zoo nu en dan in een kritiekje wel eens wat lof toegezwaaid, maar dan vraagt men. in de bladen, steeds maar weer de publieke aandacht voor de vele velerlei strubbelingen die Ver kade, Saalborn, Verbeek, en andere prominen ten onder elkaar en met hun schuldeischers hebben; daar worden dan kolommen en nog eens kolommen aan gewijd. Het prominent- Amsterdamsche dat Bouber en de zijnen met stage volharding blijven geven. - raakt met dat al dikwijls in het vergeetboek. Zeer ten onrechte! Het landelijk Noorden. Venetië-van-het- In deze nog altijd volop zomersche dagen is evenwel de bloem en de tuin en „den bui ten", naar de Vlamingen zeggen, nog altijd grooter attractie dan de schouwburg. Het is nu nog het seizoen van de Volkstuin- I ders die met hun tentoonstelling aan de Fer- dinand Bolstraat een kleurrijke en fleurige reclame voor hun sympathieke beweging ma ken een beweging die gelukkig nog steeds in de opgaande lijn is, getuige het feit dat voortdurend nog nieuwe gronden aan den bui tenrand der stad worden aangekocht ten be hoeve van weer nieuwe volkstuin-complexen. Zoo zullen er nu weldra weer onder de be naming „De Vrije Tuin" gronden als volks tuin in exploitatie komen gelegen aan den Sloterdijkermeerweg, aan den Westelijken rand der stad. Het voordeel voor de nieuwe gegadigden die hier hun tuintje zullen huren is zeker ook dat zij daar, vlak bij de stad, een echt landelijk wereldje aantreffen, dat een geheel eigen bekoring heeft en door de meeste Amsterdammers toch niet of ternauwernood gekend wordt. Het is het wereldje der tuin derijen tusschen de nieuwe ringspoorbaan en de buitenste straten van „West"; een wereldje met geheel afzonderlijke zeden en gebruiken. De bewoners zijn er in geen enkel opzicht steedsch. Zij behooren tot het ras der Noord- Hollandsche boeren en zij bebouwen er hun land, dat door een netwerk van slootjes door sneden wordt op de meest intensieve wijze. Grootendeels is het glascultuur wat hier be oefend wordt. Tusschen de landerijen, ver bonden door hooge, witte kippebruggetjes, vindt ge de lage, naive boerenhuisjes, meestal zonder verdieping. Sommige hebben een helft van het huis opgetrokken en dan vertoont het dak die merkwaardige gebroken lijn die men zoo vaak bij eenvoudige boerenwoningen aan treft. Enkele huisjes zijn nog geheel van hout ze maken echter geenszins een armelijken of vervallen indruk, integendeel, ze zien er allen keurig uit. Alle verkeer gaat er te water. Men gaat er ter kerke, ter bruiloft en ter begrafe nis per schuitje. De sinaasappelenkoopman, de petroleumventer, de postbode, de bakker, zij allen bedienen zich van de roeiboot Noemt men Amsterdam: het Venetië van het Noorden, dan zou dit hier, deze tuin derij-wereld, het landelijk Venetië van het j Noorden moeten heeten. De stedelijke Vene- tianen-van-het-Noorden hadden tot nu toe echter nog ternauwernood het bestaan van die landelijke Venetianen-van-het-Noorden ont dekt. Zij zullen het nu gaan doen, door middel van die nieuwe volkstuintjes '2^71 Üohjb Nee, die'preffessor die heelemaal de lucht is ingeweest die is d'r nou al weer en die is d'r' niet lang ingebleven omdat het daar veels te koud was heb ie gezeg en dat ken hij nou wel zegge omdat er nog niemand gewees is en ik geloof d'r niet veel van, want hier is het warm gewees en hij was daar nog vee! dichter bij de zon en d'r heb ook een jongen in het water geleege die d'r bij de Texelsche boot derin heb ge leege en die hebbe ze der nou weer uitge haald net as die meneer die duivies der uitgehalad heb en waarover nog een stukkie in de krant heb gestaan en die toen aan het bokse zijn gegaan. En de school gaat nou ook weer gauw beginne en het voetballe ook en nou krijge we dan een nieuwe meester maar ik geloof wel dat deze veel lolliger is dan die andere en nou ben ik maar blij dat ik niet meer naar 'm terug hoef want ik vond der niks aan en van dat voetballe vind ik wel lol lig want den kenne wc weer gaan kijke want as ze weer gaan voetballe dan kenne we toch niet meer zwemme en nou met dat zwemme heb d'r ook nog een in het water geleege en die is bijna verdronke. En die dan in het water heb geleege die was daar aan het zwemmen, dat zei ie, maar ie kénde der niks van en toen ie in het diep wou gaan toen lag ie der in en toen hebbe de mensche nog veel moeite m.oeten maa- ken om 'm der uit te halen maar dat hebbe ze toch gedaan. En toen is ie niet verdronke en er is nog altijd niks te doen en de volgende week wel en dan heb de Koningin ook weer verjaardag en dan kenne we weer gaan verkleede en ook weer cente ophaale voor de feeste maar nou heb in de krant gestaan dat er geen feeste zullen zijn maar dat bomp niks daarom kenne we toch wel cente gaan ophaalle en dan gaan we zelf feest maken en dat is ook wel lollig en dan gaan ze ook weer schiete en 's avonds hebbe ze dan weer allemaal de lampe aan op de schepe. En as het dan donker is dan kenne we weer lekker met voetzoekers en die andere knaldingen gaan gooien en dan worden de meissies ook weer bang en nou is het maar goed datte ze nou weer lange rokken aan hebben want dan kenne we ze fijn aan het schrikke maken, dan kenne zi niet zoo gauw wegkomme. En nou vind ik het maar jammer datte we ze nou niet kenne zien vliegge met Koninginnedag want dat vond ik wel mooi maar dat mag nou niet meer omdat ze geen centen meer hebbe maar dat is maar kwats. Centen hebben ze genoeg, maar ze willen ze niet meer geven en dat is nou allemaal wat van die meneer Weiter. Wat dat nou voor eene is dat weet ik niet maar ik heb hoore vertelle dat die ook in de Oost is geweest en of ie d'r nou as matroos is gewees dat weet ik niet en ie heb nou een heel mooi pakkie aan maar dat is niet van een matroos en ook niet van een soldaat. Ik geloof vast, dat ie daar portier in een cirrecus is gewees want dat pakkie wat ie aan heb dat lijkt der net op, want ie heb der ook allemaal van die gouwe dingen op hange en nou zeg m'n vader dat ie een hoop cente heb verdiend om dat rapport te maakke maar as dat alles is, dan kan ik dat ook wel want je hoef der alleen maar op te zette wat niet waar is en dat geloo- ven de menschen dan allemaal en dat van die slechte tijd dat vind ik ook flauwe kul want as der tegenwoordig wat is en het gaat niet erg goed dan zegge ze maar datte dat van de slechte tijd komp en as dat zoo door gaat dan zegge ze dat ook nog as ze buikpijn hebbe, alles dan uit gewoonte. Dan zijn die gouwe pakkies van de Ma rine die ze met de koninginnedag aan heb be wel mooi he en dan kenne ze met die kwaste die ze der op hebbe zitte ook weer die vliegge wegjagen en as het nou maar niet gaat waaie want anders waaie al die gekke petten of die ze dan op hebbe en dat mag niet, want dan zouwe ze vast alle maal verkouwe worden, net as m'n kleine zussie. Nou, m'n brievie is nou al weer vol en as dat zoo is dan moet ik weer ophouwe. Dan zal ik maar net zoo as anders zegge, dan maar weer tot de volgende week he. Daaaaaaag. Eindelijk alleen? „Nu hier zullen wij dan toch einde lijk een plaatsje gevonden hebben, waar wij ons ongehinderd in de natuur kunnen verheugen." („Muskete^). Bent u ook van oordeel, d#t men vroeg moet trouwen? Ja zeker, absoluut! Ik heb tot dusver al ro^n huwelijken 's «ror-gens geslote®.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 17