Badpaviljoen SOIREE DANSANTE TAXI M ZEEBAOJÜISDUINEN EEN ALVERTENTIE Over onze grenzen. TWEEDE EN LAATSTE BLAD. Stadsnieuws. Visscherij. VAN DINSDAG 30 AUGUSTUS 1932. Woensdag 31 Augustus van 3-6 uur gelegenheid tof dansen en van 8-11 uur FUNCTIONEERT VAAK ALS LAATSTE RELMIDAEL Licht op voor alle voertuigen: Zomertijd. Dinsdag 30 Aug20.22 uur Woensdag 31 20.20 AANKOMST INDISCHE MAIL. Donderdag in ons land. De speciale trein met post en passagiers in aansluiting op het m.s. „Marnix van St. Aldegonde" zal Woensdagmorgen 31 Augustus om 10 u. 20 uit Genua vertrek ken. Aankomst Donderdagmorgen 1 Sep tember om 10 u. 33 te Amsterdam C.S. STEDELIJK MUZIEKKORPS. Dir. Joh. F. Pala. 5e zomerooncert op Woensdag 31 Aug., des avonds van 8.30 tot 10 uur, in de Mu ziektent Julianapark. Ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de Koningin. Program m a: l. Volkslied. i, The Stars and Stripcs for ever Marsch Sousa 3. Fcte Provengale Ovcrture F. Popy 4. Wiener Praterleben Walzer S. Translateur 5. 1'Echo au Bois (op verzoek) div. V. Gallin 6. Oud Holl.. Boerendansen W. F. Siep 7. La Traviata Fantasie sur 1'Opéra de Verdi 8. Scliön ist das Leben Marsch Heijman arr. J. Pala V. Wilhelmus van Nassouwe bewerking Kapt. Dir. C. L. Walther Boer ADRESBOEK. 't Is mogelijk dat door de vacantie ons verzoqk aan vereenigingen en kerkge nootschappen om opgave van voorzitter en secretaris of geestelijken, niet alle be trokkenen heeft bereikt. Wij drukken daarom in het nummer van heden nog maals het invulformulier af en verzoeken betrokkenen wel, dit voor Donderdag a.s. op ons kantoor te bezorgen, zoodat hun adressen en die hunner vereenigingen en kerkgenootschappen in 't binnenkort ver schijnend adresboek kunnen worden op genomen. GYMNASTIEKVEREENIGING „OEFENING KWEEKT KUNST". Het nieuwe gebouw. Schreven wij reeds meerdere malen over de plannen van O.K.K. ten opzichte van de verbouwing van haar gymnastieklokaal in de Weezenstraat, thans kunnen wij ge wagen van de voltooiing der verbouwing. Zaterdagmiddag te 4 uur zal het nieuwe lokaal officieel door den beschermheer der Vereenigimg, burgemeester Driessen, wor den geopend. Deze Zaterdag zal een gloriedag zijn voor O.K.K. en als zoodanig ook worden gevierd. Te half drie n.m. verzamelen da mes- en heerenleden en adspiranten zich op het Stationsplein tot liet houden van een turnmarsoh, waarvoor de welwillende medewerking van het Stedelijk Muziek korps is verkregen. Gemarcheerd wordt langs Koningdwars straat. Koningstraat, Koningsplein. Ka naal weg, Weststraat, Bierstraat, Spoor straat, Weezenstraat naar het lokaal, ter bijwoning der officieele opening. Gedurende den geheelen dag zullen bloempjes door de dames-afdeeling worden verkocht tot stijving van het Bouwfonds. Het behoeft geen betoog, dat de kosten van de verbouwing nog lang niet gedekt zjjn. Wii kunnen dan ook dezen bloempjes- vérkoop niet anders dan warm aanbevelen. Des avonds biedt O.K.K. de burgerij een uitvoering aan op het verlichte gazon op het Westplein. Om 9 uur zal door de da mes- en heerenafdeelimgen aldaar een turndemonstratie worden gegeven, be staande uit ryt'hmische oefeningen, knots- j zwaaien, staafoefeningen en standen. Ook i hier zalhet Stedelijk Muziekkorps zijn medewerking verleenen. Donderdag hopen wij op een en ander nog nader terug te komen. EEN JARIG BESTAAN DER LANDELIJKE RIJVEREENIGING „DEN HELDER". Eerstdaags is het een jaar geleden, dat bovengenoemde vereeniging werd opge richt en is er besloten dit feit te herden ken met het geven van Ruiterspelen. Daar er door omstandigheden geen ge legenheid bleek te bestaan om op den juis- ten datum een geschikt terrein te beko men, is er in overleg met het bestuur der Voetbalvereeniging „Helder" besloten om deze Ruiterspelen te houden op haar ter rein aan den Bolweg, op 31 Augustus e.k., des namiddags om 2 uur. Aangezien velen dezen dag vrijaf hebben en er dien dag geen feestelijkheden gehouden worden, zal het voor velen een bijzondere afleiding geven. Deze Ruiterspelen zullen een heel ander cachet hebben vergeleken bij die van verleden jaar en belooft het als kijk spel bijzonder aardig te worden, temeer daar het bestuur der Rjjvereeniging zich in verbinding stelde met de Landelijke Rii vereeniging „Wieringen" en den Kon. Ned. Politiehonden-Bond, die ook zal de- monstreeren met schitterend afgerichte politiehonden, zoodat alle hondenliefheb bers dien middag kunnen genieten van de hondendressuur, hetgeen voor Den Helder een geheel nieuwe attractie beteekent. Voor de entrée's verwijzen we naar de aanplakbiljetten. Des namiddags om kwart over één zal van het Stationsplein worden afgemar cheerd. DRAAIMOLEN IN HET TUINDORP. Dat was me wat Zaterdagmiddag in den Speeltuin in het Tuindorp! Een draaimo len in opbima forma, rondom honderden kinderen in afwachting van de draaie rijen en daarnaast Mieldük met z'n orgel, die er alvast de stemming in hield. Voor we er erg in hadden zat er al een speldje op de jas. U begrijpt, voor de onkosten, hè? Want die waren er vele. Is dat nu zoo belangrijk, vraagt de lezer, dat we daar zoo'n groot stuk over moeten lezen. En dat vroeg de voorzitter van de afdeeling, de heer Berkeljon, ook, toen hij met een kort woord den draaimolen in wijdde. Is dit zoo belangrijk, dat het offi cieel moet gebeuren? Want wii hebben nog niet verteld, dat de loco-burgemees ter, wethouder De Boer, bij deze plechtig heid tegenwoordig was. De heer -Berkeljon beantwoordde de vraag betreffende de belangrijkheid even wel bevestigend, 't Hangt er maar van af van welk gezichtspunt men 'n zaak beziet; in zijn soort is deze draaimolen even be langrijk alslaten we zeggen een of andere conferentie in Genève. 't Verschil is, dat. er in Genève nog meer gesproken wordt. (Er zijn ook nog wel andere ver schillen, maar ik kan daar onmogelijk op ingaan). De Voorzitter van de afdeeling dan be antwoordde de vraag naar het belang be vestigend. Toen het nieuwe bestuur van den Speeltuin zijn functies van het oude overnam, vond het o. a. ook plannen van eenige jaren oud, betreffende een draai molen. Evenwel, de plannen waren er, maar niet het geld en zoodoende bleven de plannen onuitgevoerd. Toen zei het nieu we bestuur: Potverdikkie. We moeten en we zullen een draaimolen hebben! Het stelde zich in verbinding met vaklieden en ieder, die erover aangesproken werd, liep warm voor de goede zaak. Alle beschikbare vrije tijd werd er aan gespendeerd; in de eerste week van Juli werd de fundeering gelegd en avond aan avond werd nu ge werkt! Want het moest en het zou een draaimolen worden van comme ca, een ste vig, solide exemplaar. Want is niet voor onze kinderen het beste nog niet goed ge noeg? Helaas, meer dan het beste kun je niet geven Maar met dat al.... ach, zonder geld kun je nu eenmaal niets bereiken en ook een draaimolen, die met liefde iti elkaar gezet wordt, kan zonder een finaneieele basis niet soliede worden. En al knutse lende, werd het zaakje duur, duurder dan j men aanvankelijk had gemeend. Gelukkig, Burgemeester en Wethou ders brachten uitkomst. Die gaven per missie aan de mondorgelclub om te mogen collecteeren. U weet er dus van als de jon gens en meisjes straks komen. Of ze onder deze omstandigheden ook het schoone lied „Das giebts nur einmal, das kommt nicht wieder" spelen zullen, weet ik niet; rekent BEL OP u er in ieder geval niet op, dan valt het niet tegen als ze nog eens moeten rond gaan. Want de draaimolen is er nu, maar dat beetje geld moet er ook komen, nietwaar? Dat was de speech van den heer Ber keljon. We hebben haar een klein beetje opgesierd, begrijpt n, precies zooals je dat met koude schoteltjes in deze warme da gen ook doet. Wat geurige selderij en een fleurige tomaat met een ei wekken den eetlust op. Toen kwam wethouder De Boer. Veel zei deze niet, maar dat behoeft ook niet, 't zit 'm in de kwaliteit, niet kwantiteit. De kermis hebben we afgeschaft, aldus de wethouder, en dus is ook de draaimolen verdwenen. Daarom doet het me pleizier, dat we hier nu een permantenten draaimo len hebben gekregen en ik hoop van harte, dat de jongens en meisjes er nog vele ja ren genoegen van zullen beleven. Hulde aan de moeders en vaders in dit district voor al hun arbeid! Maar toen begon het eerst recht! De kinderen hadden al een aanval op den mo len gedaan, maar met vereende krachtèn waren ze voorloopig teruggeslagen. Er was een wapenstilstand gesloten tusschen hen en de ouderen, die ze van deze heer lijkheid terughielden, en van dien wapen stilstand werd gebruik gemaakt door den heer Serano. De heer Serano, die een pro pagandistische rede hield ter verkrijging van leden en begunstigers, omdat, naar hij zeide, zoo'n draaimolen nu eenmaal niet vanzelf komt. En die weldra overging in versmaat en me daar een gedicht stond voor te dragen, dat geweldig insloeg. Luistert u maar, we kunnen niet het heele gedicht overnemen natuurlijk, maar zullen hier en daar een greep doen: Nooit kan men genoeg waardeeren Elke poging, dus het ook probeeren, Om het bestaan van heel de jeugd Te omringen met meer levensvreugd.... Fin daarom is het zoo prijzenswaardig, Dat er zjjn, die, geestelijk strijdensvaardig, Zonder winstbejag uit zichzelve geven Wat ten goede komt aan het kinderleven. Door hun aan dien drang ontbloeiden Iplibht, Zagen speeltuinen ook hier 't levenslicht.. Namen noemen gaat niet, aldus de dich ter, maar alleen noemt hij die van Van Donk, De Werker, Smit, Marsman en Guyken, den penningmeester, die steeds weer het noodige geld weet te krijgen. Dan gaat het vers voort: Flet doel heiligt de middelen,— versta [dat wel! Want geen kind kan buiten liefde en spel. En het vers eindigt als volgt: Nu staat het werk van uwe hand, En van uw hart daar neergeplant Bliift de speeltuin als tot nu beheerd, Dan zal uw molen draaien als gesmeerd. Een stralend kinderoog nu en altijd Zü het loon voor alle arbeidzaamheid.... Toen was het afgeloopen. Dat wil zeg gen liet ging beginnen. In minder dan geen tijd zaten de kleintjes op de banken; de oogjes schitterden van te verwachten pret. Mieldijk had een nieuw nummer op z'n pierement gezet en de sterke arm van de vaders bracht den draaimolen in bewe ging. Draaien, meneertje, 't was een lieve j lust om te zien! En toen ie uitgedraaid was begon c'ie weer opnieuw. Want er waren zooveel liefhebbers, 't ging twee aan twee en de rest aan troepjes. Maar nu moeten we tooh nog wat ver tellen over den mallemolen zelf, die zoo keurig in elkaar gefabriceerd is door de verschillende ouders. De heer R. Schmidt is de ontwerper ervan, en met behulp van de heeren L. de Werker, H. Marsman en het bestuur is hij gebouwd. De betonnen fundatie is het werk van de heeren D. van Willigen, vader en zoon. De molen kan zoo noodig 84 kinderen bevatten; een aan tal banken bieden zitplaatsen voor de kin deren. De buitenbaan loopt op kogels. Door de goede zorgen van vele moeders was op dezen feestelijken dag een keurige versiering van groen en slingers aange bracht. En nu zullen we maar hopen, dat de I molen tot in lengte van dagen blijft draaien. Jazz Band „THE FOUR SYNCOPATORS" Het visscherij vraagstuk houdt ook in andere landen thans steeds die gemoederen bezig en zoekt men wegen om uit den slechten toestand te komen. Zoo vergaderde in België de Hoogere Raad voor de visscherij en in hoofdzaak werd de contingenteering besproken. Het bleek er ook al uit, dat men over de in dat opzicht genomen maatregelen, door Frank rijk genomen, niet al te goed te spreken was en dat de handel op sluiksche wijze b.v. toch nog wel tong wist binnen te loodsen, hetgeen natuurlijk ten nadeele van de door iniieemschen gevangen kwanta was. Men meende, dat de eigen visschers- vloot wel in staat was in de binnenland- sche behoefte te voorzien en drong aan op verlaging van allerlei het bedrijf drukken de kosten. Het is dus belemmering van den vrijen visohhandel tusschen de verschillende landen, die de menschen te hoop doet loopen en het is eigenaardig, dat al die z g. besclierrnnig de bedrijven zelf bijna niet baat. Konden de regeeringen maar eens over tuigd worden, dat alles zijn vrijen loop moest hebben! Inmiddels verluidt al, dat België geen visch onder 40 cm lengte neemt en dat ook tong niet wordt toegelaten. De Vischliandel Vereeniging „De Een dracht" te Amsterdam plaatst in de Vis scherij Courant een artikel, waarin met aandrang betoogd wordt, dat het binnen- landsch vischverbruik kan en moet wor den verhoogd en dat geen reclame-middel ongebruikt mag worden gelaten om tot dat doel te komen. In dezelfde richting deden wij ook al velerlei pogingen. De belanghebbenden gesteund van overheidswege, zü het dan misschien slechts moreel, moeten elkaar echter eerst trachten te vinden, want slechts gezamenlijk optrekken kan het ge- wenschte effect sorteeren. Hoopvol is, dat de drang tot deze reclame steeds grooter wordt, zoodat het er toch eindelijk wel eens van zal komen. Het pufvraagstuk houdt nog altijd druk de gemoederen bezig. Het eene kamp, in hoofdzaak de reeders, zegt: een verbod op opzettelijke puf visscherü is noodzakelijk om den visch- stand weer op peil te brengen. Het andere kamp; pufvisschers en een denhouders in hoofdzaak, zegt: „niet het opzettelijk pufvisschen is de groote oor zaak van den vermeenden slechten visch- stand, doch de trawlvissoherij, die door het zware trekken over en door den zeebodem veel jonge visch doodmaakt, is daarvan de oorzaak. Tusschen deze twee standpunten in heeft de regeering te zoeken den gulden middenweg, die de pufvisscherü spaart, den eendenboer aan zijn visohvoer helpt en de vischmeelindustrie de mogelijkheid tot het zich voorzien van grondstof laat, èn zorgt, dat de vischstand op peil blijft. Een niet zoo gemakkelijke taak, omdat het moeilijk is de kool en de geit te spa ren, wijl beide misschien noodig zijn. Misschien komt straks hier te lande pas ingevoerde snurrevaad-vischmethode de regeering te hulp. Daarop wezen we reeds eerder, maar nu de pufvisscherü weer al- ierlei hartstochten dreigt te ontketenen, is het misschien goed hierop nog eens de aandacht te vestigen. Bü deze visohmethode toch is er van dood maken van kleine visch door het trekken van het net geen sprake en boven dien vangt zoo'n snurrevaadnet slechts groote, geen kleine schol. Hoe uitgebreider dus deze methode wordt toegepast, hoe meer jonge visch er dus in zee gespaard zal worden en hoe meer gelegenheid er voor ontwikkeling zal zijn. Maar zal men zeggen, als deze visch- uiize algemeen wordt toegepast, zal er tenslotte geen groote schol meer zijn, waarop gevischt kan worden. Tot een algeheele toepassing zal men ook niet geraken, want doordat uitsluitend schol met de snurrevaad wordt gevangen en b.v. geen tong, zal er waarschijnlijk grooter vraag naar tong ontstaan, waar door de prijs van deze vischsoort zich zoo danig zal herstellen, dat er altijd visschers zullen zijn, die het trawlnet blijven ge bruiken. De mogelijkheid is echter misschien niet uitgesloten, dat men eenmaal tot een gelijke vangwijze komt voor tong zooals aan dé snurrevaadvisscherii op schol Vroeger toch ook had niemand gedacht, dat het mogelijk zou zjjn een netgerei te oonstrueeren, dat uitsluitend schol en geen andere vischsoort ving en daarom mogen we zeggen, dat er misschien later een visebgerei is, dat uitsluitend groote tong vangt. Onderzoekende geesten zullen ook wel ir die richting hunne gedaenten laten gaan. Maar hoe komt de vischmeelindustrie en de eendenboer dan aan zijn visch product? Eerstens zou nauwgezetter dan thans het vischafval kunnen worden verzameld, zooals dat b.v. in Amerika reeds lang wordt gedaan met het vischafval, nat van be langrijk kwantum is tengevolge van de koel-teohnische vischconserveering, waar- hij de visch ontdaan wordt van alle graat en andere onverteerbaarheden Ten tweede zou misschien de mossel- oogst sterk kunnen worden vergroot, door, evenals op de Fransch ekust, het aanbren gen van mosselweeren, dat zil'n, een uitge breid vlechtwerk van matten of takken, waaraan de mosselen zich kunnen vast hechten en uitgroeien -en het zaad kunst matig daarlangs kan worden opgehangen. Wie het mosselaangroeise', bekijkt aan schepen, palen en schoeiingen zal het dui delijk ziin, dat het mogelijk moet ziin op deze millioenen mosseltjes tot volwassen ontwikkeling te brengen. Bü het minder dooden van jonge visch door het minder veelvuldig doorploegen van den zeebodem door hef' trawlnet, zou er misschien geen ernstig bezwaar ziin, dat de opzettelijke pufvisscherü in bepaal de gebieden periodiek werd toegestaan, terwül andere gebieden tot absoluut ver boden vischterrein werden gemaakt. Bij overvloedige vangsten van zekere vischsoorten zou, bü lage prijsstelling daarvan ingeslagen kunnen worden voor de vischmeelfabricage. Misschien zou men een eenigszins an dere outilleering van de vischmeelindustrie krijgen, maar die zou geleidelijk wel haar aanpassing krijgen. Hierbij denken we aan het koeltechnisch conserveeren van de visebgrondstof voor de visohmeeïver- werking, zoodat het mogelijk blijft een ze kere stabiliteit in het bedrijf te houden en men dus niet op een bepaald moment ge noodzaakt is, ter voorkoming van bederf, de fabricage-capaciteit zóó hoog op te voe ren dat daaraan onmogelijk kan worden voldaan, terwijl er een volgend moment bijna geen grondstof aanwezig zou zijn en dus het bedrijf nagenoeg zou moeten worden stop gezet. Het vischbedrijf in zijn geheel zoekt naar nieuwe banen en wordt ook wel naar nieuwe banen gedrongen. Met het snurrevaad-visschen komen er allerlei andere dingen op de proppen en het lijkt ons goed die wel aandachtig te bekijken. Ondanks de lang niet gunstige vooruit zichten tengevolge van de strengere visch- contingenteering in België, ziin toch de kotters en schuiten weer uitgevaren. Ook hier denkt men: rust, roest. Het kan soms nog wel eens meevallen als er toevallig weinig aanvoer van visch is, dat toch nog een bevredigende priis wordt gemaakt en dat althans de kosten misschien nog wor den gedekt en er nog een klein weekgeld1 overhliift. Maar men voelt, dat er geen opgewektheid heerscht en dat men tracht het bedrijf gaande te houden. Met de kleinere kustvaarders, die zich bezig houden met puf- en garnalenvis- seherii, is het nog minder gunstig gesteld. Garnalen zijn zoo goed als onverkoopbaar en de garnalendrogerü, die weer in wer king is gesteld, betaalt ongeveer 35 cent per mand garnalenpuf, zoodat er al heel wat moet worden gevangen wil er van de visscherij iet-s loonends worden gemaakt. De oude vraag: „is er geen uitweg voor de levende garnalen?" komt telkens terug. WEEST NUCHTEREN. Zaterdag- en Zondagavond, dat is voor de meesten, die er van houden eens diep in het glaasje te kyken, de tijd om zich eens eventjes te buiten te gaan. Zoo ook van een tweetal opgeschoten jongelui, die te diep in de kan hadden gekeken en bij wien de wysheid, als ze die tenminste ooit bezeten hebben, ver te zoeken was. Het gevolg was een vechtpartytje in de Spoorstraat en het met hevig verzet in rekenen van een der Snotnase, door de heilige Hermandad. AANRIJDING. Zaterdagmiddag wilde een auto van de Middenstraat, door de Paardenstraat, naar de Langestraat rijden. De Paardenstraat, die nu juist niet op het verkeer van on zen tyd is berekend, werd versperd door een fiets met grooten mand. De chauf feur nam daardoor zjjn bocht zeer scherp, met gevolg, dat hy in botsing kwam met een woning, waarvan een luik vernield werd en eenige ruiten sneuvelden. De bewoonster, die het met de manipu latie van den chauffeur niet eens was, kwam naar buiten om dat den autobe stuurder eens even te vertellen er bijvoe gend dat ze het „tegen de politie zou zeg gen". EEN ONBELEEFD WIELRIJDER. Zondagavond om kwart voor acht liep op het niet-officiele fietspad een dame. Een wielrijder, die daarover weinig ge sticht was, bedacht een radicaal middel om de dame in kwestie er van te overtuigen, dat ze verkeerde paden bewandelde. Hy reed haar zonder signaal te geven, par does tegen den grond en begon haar toen duidelyk te maken, dat ze daar niet wan delen mocht. Het lijkt ons niet de juiste opvoedingsmethode en als de dame ge volg gegeven heeft aan haar dreigement, dat ze de politie met het onbeleefde op treden in kennis zou stellen, dan kan dit geval voor den betrokkene nog wel eens minder aangename gevolgen hebben. VANDALISME. Eenige jongelui, men verzekerde ons dat het voetballers waren die een over winning hadden behaald, liepen Zondag avond onder drankinvloed laugs de Fa- brieksgracht en hebben in dronkemans baldadigheid eenige voortuintjes aldaar vernield door er planten en bloemen uit te trekken en die door een open raampje van een der woningen te gooien. Wel een heldhaftige streek *„Neen, heusch, het is een siervaas, maar onze Piet heeft er een oor afge slagen!" („Söndagsnisse"). I. Men zegt wel eens, dat het begrip ..grens'' eigenlijk maar fictief is, dat alle grenzen feitelijk moesten worden afge schaft en dat in ieder geval de bestaande landsgrenzen niet meer dan ficties zijn. Vóór den oorlog hoorde men reeds de theorie van de Vereenigde Staten van Europa en werd de stelling verdedigd, dat men geleidelijk moest komen tot uit breiding en verlegging van de verschil lende grenzen. Wet bitter heeft de prak tijk met deze theorie gespot, want nimmer heeft Europa zooveel landen en landjes gekend, als die welke na het verdrag van Versailles ontstaan zijn. Mogendheidjes, die zich zelfstandig nauwelijks kunnen handhaven, maar die in 't vroeger staats verband met een grootere mogendheid geen vrede haddenalom is onder de ras sen en nationaliteiten een streven, naar zelfstandigheid ontstaan. Het is niet ons doel hieraan politieke of andere beschou wingen te verbinden; wij constateeren slechts. Maar als men tijdens een vacan- tiereisje over de grenzen is geweest, ook al is dat maar in de onmiddellijke nabij heid van de Nederlandsche, dan merkt men wel eens zoo een en ander op, waar door de theorie van het wegvegen van grenzen ernstig wordt aangetast. Eigenlijk moest het zoo zijn, dat de grenzen, althans de afscheidingen, niet landsgewijze, maar naar ras en volksaard werden geregeld. Als men te Luik aan komt en men gaat verder Zuidwaarts, België in, dan bemerkt men niet meer te doen te hebben met een volk van onzen eigen aard, maar met een zuiver Fran- schen stam. Daar, in Belgisch Luxem burg, kan men met zijn Nederlandsch zeer weinig beginnen, hoewel overal el ders in België men wel een of anderen Vlaming vindt, die u te woord staat. De Waal evenwel is zuiver Fransch. De kin deren daar kennen geen woord Vlaamsch en als de bezoeker, lichtelijk verbaasd, op merkt: ,,Ik begrijp dat niet. Gij zijt een tweetalig land en dus is iedere inwoner verplicht zijn twee talen te kennen", ant woordt men u: „Nous n'avons pas besoin du flamand. Als onze jongen of ons meisje straks een betrekking in Vlaan deren krijgt, welnu, dan doen wij heni een tijdje op een Vlaamsche school. Voila tout". Maar de bezoeker geeft geen kamp. Hij wijst op Luxemburg, het kleine landje ten zuiden van België, waar èn Fransch èn Duitsch verplichtend worden gesteld, op Zwitserland, dat iederen inwoner ver plicht van de drie daar gesproken talen Fransch, Duitsch, Italiaansch), er min stens twee te kunnen spreken en schrij venMaar de Waal haalt de schou ders op: hij is te beleefd om den Neder lander in zijn gezicht te zeggen, dat hij in zijn hart meer Fransch dan Hollandsch is, zijn gedragingen, zijn sympathieën, zijn allures evenwel zijn Fransch. Voor zoover hij verplicht is zijn twee talen te handhaven en dat geschiedt hier in Fransch België alleen in de offi cieele opschriften (spoor, post, e.d.) geeft hij zich geen moeite voor een behoorlijke vertaling. Op de opmerking van den Nederlander, dat het toch eigenlijk abominabel Hollandsch is, waarmee hij voor den dag komt, antwoordt hij: „Ja wel, maar wij vertalen ook niet in het Hollandsch, maar in het Vlaamsch". En zoo gebeurt het dan, dat men op het station te Luik (Guillemins) als vertaling voor „guichet intérieur" (waarmedewordt bedoeld het aan de binnenzijde van het station zich bevindend loket voor door gaande reizigers) ziet staan „inwendig winket", een uitdrukking, die geen enkele Nederlander, zonder er de Fran- sche vertaling bij te krijgen, kan begrij pen. Dat men als „onbewaakte overweg aanduidt een zijweg, die heelemaal geen overweg is, als „zijweg" betitelt het ter zijde van den weg voor voetgangers ge reserveerde paadje, enz. is een ander voor beeld van de onverschilligheid, waarmede men het Nederlandsch begroet. „Gij. Hollanders, werkt eigenlijk niet; gij leeft geheel van uwe koloniën was een andere uitlating, die jegens ons werd gedaan. „Zie daarentegen naar ons, Bel gen; wij moeten alles bij stukje en beetje veroveren op den grond." Ja, wat moet de Hollander daarop zeggen? Zooals het hier bedoeld wordt, is er ontegenzeggelijk een kern van waarheid in. Als men ziet, met name in deze armoedige streek, hoe met moeizaam werken de bevolking zich hier in de carreries de leisteengroe ven een armoedig bestaan weet te ver overen, dan begrijpt men wat het bezit van rijke kolonies voor een land beteekent. Als men verder gaat vergelijken, is er veel, wat in strijd is met den Nederland- schen aard. Vooreerst: de hooggeroemde Hollandsche zindelijkheid ontbreekt, al moet men ook direct toegeven, dat alweer het karakter van het land hiertoe mede werkt. Want wel zijn er de bergriviertjes, maar zij hebben in hun bed meer steenen dan water, en zoo blijft het altijd min of meer een puzzle om steeds voldoende water te krijgen. Die mindere zindelijkheid demonstreert zich vooral in de treinen: Wij bedoelen nu niet de internationale treinen van de groote routes, maar hebben speciaal het oog op de binnenlandsche treinen, waar van de toerist niet dan zelden gebruik maakt. Toch krijgt men, aldus reizende, een goeden kijk op land en volk. Ook soms op den eigen landgenoot. Voor den Hollander is het reizen in België van een belachelijke goedkoop te» De Belgische frank is nog niet ten volle 7 cent, en wel zijn de prijzen in de winkels en café s in den regel even zoo vele malen met frankskes vermenigvul digd als noodig is om een bedrag te krij gen. dat gelijkwaardig is aan landen met goud-valuta, maar toch, het reizen blijft er van een naar onze Nederlandsche begrippen buitengewoon lagen prijs. Of is het niet buitengewoon als men (met een boemeltreintje weliswaar) een spoorreisje maakt van circa twee uur en daarvoor betaalt- de somma van fr. 10. Derde klas, wel te verstaan? Notabene: van Den Helder naar Amsterdam per z.g. Stop trein voor 70 ct.! Op school hebben wij geleerd, dat kend, hoe het station heet. Geheel anders België in oppervlakte nog iets kleiner is dan ons land. Dat het evenwel nog dich ter bevolkt is dan het onze. Wie zoo'n dag of wat het land bereist, begint te be grijpen wat dit beteekent. Overal zijn er spoorlijnen, maar lang niet overal zijn dat rechtstreeksche verbindingen. Zooals wij dat ook wel hebben, dat je, om per spoor van de eene plaats naar de andere te komen, een grooten omweg moet maken, zoo komt dat in het Belgenland herhaal delijk voor. Om van het bekende toeris tenplaatsje Esneux bijvoorbeeld per trein in Spa te komen, heeft men uren noodig, hoewel de afstand hemelsbreed slechts gering is. Deze Belgische treinen, hoewel dus goedkoop, zijn vies en rommelig en kunnen niet halen bij het veel beter mate riaal dat wij kennen (al zijn er bij ons op sommige lijnen ook nog wel oude, havelooze wagens). Ten opzichte van de wijze van reizen is er weer veel, dat den Nederlander aan trekt. Met name op de kleinere stations worden de deuren van de wachtkamers, die toegang geven tot de perrons, ge sloten gehouden tot vijf minuten vóór binnenkomst van den trein. De treinen zelf dragen geen opschriften, maar mis verstand kan nimmer ontstaan. Van bui tengewoon groot gemak voor den reiziger is het feit, dat elk station, ook het aller kleinste, op iedere lantaarn, daar ge- plaatsen aan het begin. Daardoor is het van beide richtingen dus) den naam draagt, en bovendien nog op vele andere plaatsen dan het begin. Daardoor is het den reiziger, in die streek onbekend, lang vóór de trein het station binnenkomt, be- dan ten onzent, waar wij herhaalde malen menschen hebben hooren vragen: „waar zijn we ergens?" En welk een gemak ook in den avond, als de verlichte lantaarns de namen aangeven! Nu wij het toch over treinen hebben: anders dan in ons goede vaderlandje, hebben de Belgen van hun Zondag een feestdag gemaakt, waarbij in de eerste plaats is gedacht aan de duizenden, voor wie die dag de eenige gelegenheid is zich eens naar elders te begeven. Hun spoor boekje kent dan ook zoo goed als geen treinen, welke des Zondags niet rijden. Integendeel, als men er over spreekt en vraagt of deze of gene trein wel rijdt op Zondag, antwoordt men u, lichtelijk verbaasd: „Wij hebben des Zondags meer treinen dan in de week, omdat er des Zondags meerderen zijn, die er ge bruik van willen maken". Ook heeft men speciale, zeer goedkoope weekeindretours op de Belgische lijnen. De Belgen hebben weliswaar niet hun kernspreuken, waarin zij zeggen, dat een bloeiend spoorweg bedrijf een landsbelang is en meer van dien aard, nochtans zijn de treinen, voor al des Zondags, met die goedkoope kaar tjes tjok- en tjokvol. Neen, tusschen Belg en Hollander is ontegenzeggelijk een verschil in land aard. Misschien dat de Vlaming zich beter bij ons zou kunnen aanpassen (we zouden kunnen beginnen hem te leeren eens behoorlijke koffie te zetten,want die is verschrikkelijk), maar zeker niet dc Walloniër. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 9