Was het „vroeger" werkelijk beter.
Een oud vraagstuk dat steeds nieuw blijft.
Eenige grepen uit het leven.
Drie mensehen in nood!.
Weer roepen wij. Daar nu zijn wij
vlak bij:
„Help hier! Help!!"
„Hallo, zyn er gewonden?
„Neen!..,."
„Is er gevaar of ontbreekt er
iemand?"
„Neen help!"
Wij zijn blij, dat er niemand gewond
is. Maar tegelijkertijd voel ik drift in
mij opkomen. Als wij wèl naar boven
kunnen komen, waarom gillen die daar
boven om hulp en komen ze niet om
laag?
Drie gestalten, met bleeke lippen en
verwilderde oogen, staan sidderend te
gen den wand gedrukt.Vol hoop en
tegelijkertijd verbaasd zien zij ons op
duiken.... van links, van rechts, van
Het is pas zes uur Ln den morgen. Nau-
beneden zonder veiligheidstouwen.
weliiks een uur hebben wü erover ge
daan meer dan 400 meter steile rots
wand hebben wy afgelegd, dat is 2 me
ter per drie minuten! Een record.
De drie klauteraars waren wel verwon
derd, dat wij om zes uur aankwamen op
een plaats, waar zy bii prachtig weer
een- heelen dag over geklommen
hadden!
De verkleumde Zondagsklimmers
krijgen nu thee te drinken en droge,
warme kleeren aan. Zij maken een zie-
ligen indruk. En daar medelijden nu
eenmaal ieder zweempje van woede on
derdrukt.... Met dankbare oogen kij
ken zy ons aan. Zij zyn nog altijd ver
schrikkelijk bleek
(Slot volgt.)
het wel de eeuwige angst om de kin
deren, die het leven van onze oudeis en
grootouders beïnvloedde. Angst vooi
hun gezondheid, voor hun vorderingen
op school. Ziekten, die tegenwoordig
hun afschrik verloren hebben, werden
toen en niet ten onrechte als le
vensgevaarlijk beschouwd. Opstandig
heid van de kinderen tegen de autori
teit van de familie brachten de ouders
meer van hun stuk, dan wij thans be
seffen!.
Ja, de menschen hadden toentertijd
andere zorgen dan wy thans. Van ons
standpunt beschouwd misschien minder
belangrijke, dat is zeker, maar zij voel
den deze zorgen daarom niet minder
drukken. En dat is tenslotte hetgeen,
waar het op aan komt.
Een student.
De werkende moeder aan het woord.
achtnemen van de omgangsvormen
Moeders hadden de meeste zorg,
dochters als aanstaande echtgenoot
het verband met het gezin verbreke
zouden. Dat jonge kinderen urenlan
van huis bleven en dat de jeugd vet
uren op sportvelden zich amuseert
was onbekend en onmogelijk! 1
Doch er waren ook ernstiger zorgen,
Maar hoe ernstig ook, steeds droegen
zij een zeer individueel stempel. Tegen
woordig is echter de zorg een kwestié
van de algemeenheid geworden. Onto
bare landgenooten zyn zonder werk En
zij. die tegenwoordig nog een „vaste"
betrekking en regelmatige verdiensten
hebben, beven bii de gedachte, dat bet
morgen reeds anders kan zijn! Ou<W
dienden, met eere oud-geworden, in (j
dienst vergrijsde ambtenaren zien met
bezorgdheid den komenden tijd (e~
moet. i
Maar hoewel de mensch van tegeri
woordig groote, vreeselijke zorgen
heeft, in één ding is men tegenwoordig
toch beter af, dan in vroeger dagen*
Men heeft geleerd, niet bij de pakken
neer te zitten, men beschikt over tal.
rijke middelen, de pijn te verdooven
het moeilijke leven aangenamer te ma'
ken, hetzü door sport, hetzij door dé
uitvloeiselen van een meer volmaakte
techniek, enzoovoorts. De moderne
mensch trekt zich die zorgen minder
aan, hoe groot en veelomvattend zy ook
zijn. Hij heeft geleerd te dansen..,,
aan een afgrond! En dat is waarschijn,
lijk ook maar goed.
Een dichter.
(Wordt vervolgd).
Hoe komt Karei toch aan dat
blauwe oog?
Hij stond op een koormeisje te
wachten by den artisten-uitgang van
het theater en
En kwam haar verloofde toen
voorbij?
Neen, haar kleinzoon kwam uit
het theater en gaf hem een pak ransel
„Mama begrijpt heelemaal niets van
kinderen, 's Avonds, als ik heelemaal
frisch ben, moet ik slapen, en 's mor
gens, wanneer ik van slaperigheid niet
uit mijn oogen kan zien, wil zij dat ik
opsta.
(„Söndagsnisse").
„Vroeger" kende men dit niet....
„vroeger'' was dat anders „vroe
ger" was alle. beter!Hoe dikwijls
hoort men dat niet zeggen! Maar is
het ook wérkelijk waar? Hebben onze
ouders werkelijk zooveel minder zor
gen gehad, dan wij?
In zuiver economisch opzicht is de
tijd zeer slecht en gaat het de massa
over het algemeen zonder twijfel slech
ter, dan „vroeger". Maar het zou on
rechtvaardig en onjuist zijn, als wij
zoo eenzijdig oordeelden en vergaten,
dat het ons tegenwoordig in vele op
zichten oneindig veel beter gaat, dan
onze ouders en grootouders!
Wat een jong meisje er van zegt:
„Ik ben blij, dat ik nii leef
Het kan zijn, dat de economische pro
blemen van dezen tijd gecompliceerder
en onoplosbaarder zijn, dan ooit tevo
ren, dat de strijd om het bestaan nooit
zoo moeilijk is geweest als thans, maar
desniettemin zou ik niet gaarne in een
anderen tijd geleefd hebben en ondanks
alle materieele zorgen, die ik heb, vind
ik, dat het leven in deze tijden mooi en
waard is te worden geleefd
Nooi had ik in vroegere tijden mijn
beroep, waarvan ik zeer veel houd, kun
nen uitoefenen. Indien er in dien tijd
reeds gymnastiekleeraressen hadden
bestaan, zou men mii toch altijd als een
„tweede klasse" hebben beschouwd,
méér dan in ieder ander vrouwenberoep.
In veel opzichten hebben de vrouwen
het in de afgeloopen eeuw gemakkelij
ker gehad dan thans. Een meisje uit
een burgerlijk gezin behoefde in dien
tijd slechts zelden zorg voor haar toe
komst te hebben. In materieel opzicht
behoefde hy' zich nergens om te bekom
meren. Zij behoefde niet buitenshuis te
werken zy behoefde zich in het ge
heel niet druk te maken over haar be
staansmogelijkheid haar taak lag uit
sluitend in den schoot der familie, in
de huishouding en de opvoeding der
kinderen. In vele opzichten dat geef
ik gaarne toe is het tegenwoordig
bereikte ontwikkelingsstadium niet be
paald een vooruitgang geweest! Maar
daar nu eenmaal de tegenwoordige toe
stand ons dwingt, zelf ons brood te ver
dienen, wil men niet verhongeren, is
het toch volgens mij een verblijdend
verschijnsel, dat ik en mét mij hon
derdduizenden andere werkende vrou
wen en meisjes steeds tracht, met
beide voeten op den grond te blijven
en slechts met het positieve van onzen
toestand rekening te houden.
Ik ben blij, dat ik werken moet en
kan, dat ik een aandeel heb in de zorgen
en behoeften van dezen tijd! Ik ben ver
heugd, dat ik leef in een periode, die
ieder individu zooveel vrijheid en be-
wegingsmogeliikheid verschaft, als het
wil hebben en noodig heeft!
Een gymnastiekleerares.
Wat zegt een student over dit thema?
Andere tijden, andere zorc/en!
Eén ding is zeker: Huishoudelijke
zorgen, zooals wij die tegenwoordig
kennen, hebben onze ouders nooit ge
had. Zij wisten en hier spreek ik
van de burgers en den middenstand
dit en dat bezitten wyzoo en zoo
veel kunnen wij uitgeven.... zoo en
zooveel sparen wij. Hebben wy genoeg
gespaard, dan kunnen wij gaan rente
nieren of gaan trouwen, of wat er ver
der nog voor levensdoelen mogen zyn.
Toen my'n broer trouwde, was hij nog
klerk op een ministerie. Hy kon met
zekerheid zeggen: twee jaren onder
steunt mijn vader mij nog, dèn ben ik
adjunct-commies en verdien ik zelf ge
noeg om van te leven. My'n zuster re
kende reeds bii haar véfloving de finan-
cieele toekomst van haar toekomstig ge
zin uit. Dat was destijds allemaal mo
gelijk de goedgesitueerde burgers en
de meeste studenten groeiden ten
minste in materieel opzicht zonder
eenige zorgen op.
Natuurlijk hadden onze ouders ook
zakelijke zorgen. Maar hoe zelden kwam
het voor, dat zij tegenwoordig is dit
helaas aan de orde van den dag in
derdaad het geheele bestaan van een
mensch of zelfs van een familie, een
gezin, bedreigen?!
Daarvoor in de plaats waren er ech
ter andere zorgen, vooral die van hui-
selijken aard. In de eerste plaats was
De zorp voor de kinderen.
Wy allen, jonge en oudere menschen,
leven tegenwoordig zoozeer in het woe
lige en rumoerige heden, dat 't iemand,
die den ouden tijd eveneens beleefd
liee|t, moeilijk valt, zich plotseling in
het verleden in te denken.
Ik wil nadenken. Veel verder dan
1900, 1902 gaat mijn herinnering al niiet
meer. De economische nood, in zooverre
daar toen al sprake van was, was veel
geringer, onvergelijkelijk minder, dan
die, welke wij thans kennen.
I En toch hadden onze ouders zorgen.
Groote zorgen alleen van een ander
soort, dan de onze. In de eerste plaats
kwam dan wel de eeuwige zorg voor de
kinderen. Want, in dien tijd braken de
eerste symptomen los, van wat er zou
volgen, begon bet oudpatriarchale over
wicht hevig te wankelen. In dien tijd
braken er stroomingen en gevoelens
los, waar zy vreemd tegenover stonden.
Dochters weigerden op den man te
wachten, met wien zij, volgens de ouder
lijke beslissing, zouden moeten trou
wen. Zonen bevrijdden zich van den va
derlijken dwang en wilden zich een
eigen weg banen. Het was een ware
„jeugdrevolutie", die toen nog in de
kinderschoenen stond. De dichter Rn
chard Dehmel zeide in dien tijd: „Unc
wenn dein Vater spricht gehorch
ihm nicht, gehorch ihm nicht 1" Zoo
zien wij dus ook buiten ons land tege
lijkertijd die strooming opkomen. Hoe
voornaam en van welk een buitenge-
j wone beteekenis dit vraagstuk voor de
betreffende ouders was. kan slechts hij
beoordeelen, die dezen tijd heeft meege
maakt. Het was een vreeselijke zorg,
die zelfs in verhouding tot de kwade
tijden, die wij thans doormaken, niet
gering te achten was.
Tegenwoordig is alles anders ge
worden; tegenwoordig strijden ouders
en kinderen tezamen tegen de zorgen,
die voor b-ioen! slechts door den
loop der wereldgebeurtenissen tot een
oplossing kunnen komen.
Een bibliothecaresse.
Een dichter zegt zijn meening
Meer individueele zorqrn
De zorgen, die onze ouders en groot
ouders hadden, waren van zeer indivi-
dueelen aard. Zij golden het welzijn van
de familie en van de kinderen in de eer
ste plaats. Men was vooral bezorgd om
de harmonie van het familieleven, voor
de overeenstemming der karakters, het
bewaren van de goede zeden en het in-
geweest. Nog eerder was hy het kind
van een circusacrobaat, gewend, van
prille jeugd af, in den koepel van een
circus gymnastische toeren te doen en
zich thuis te voelen op duizelingwek
kende hoogte. En nuMijn kind!"
riep de ongelukkige moeder en trachtte
zich uit de armen van haar vader te
rukken. Vrouwen schreiden,- mannen
vloekten. Bill balde zijn vuisten. Hii
moest het doen. Hii was de eenige, die
het kon, er kome van, wat komen moest.
Even later sprong hy naar voren en
duwde een brandweerman opzij, die hem
tegen wilde houden.
Ik zal het kind halen, zei hy.
Men dacht, dat hii gek werd. en wilde
hem weerhouden.
Onmogelijk, geen mensch kan dat
meer! riepen de brandweerlieden. Bill
keek hen verachtelijk aan. Toen, zonder
praten, trok hy zijn jas uit, stond een
oogenblik, hen allen verbazend door de
kracht van zijn gespierde armen en
breede schouders, nu hy dat jasje uit
trok. Wonderlijk hoe k'eeding een
mensch kan verbergen!
Een gemurmel ging rond en verbreid
de zich, steeds luider en verder: „Hii is
de „klimmer"? Wat zeg je Jim? Je bent
gek! Jawel, hy is het! Kijk, hy klimt
naar boven! Onmogelijk! Hij heeft ster
kere staaltjes gedaan! Denk aan de in
braak bij den burgemeester! Bill, die
rustige, fatsoenlijke Bill! Maar het kan
niethii zal verongelukken! Kijk,
kijk toch, het lijkt wel een vlieg! Hoe
is het mogelijk!"
De tegenstrijdigste uitriepen werden
gehoord. Maar naarmate de menschelii-
ke vlieg hooger klom, werd de belang
stelling meer en meer alleen geconcen
treerd op zijn prestatie en men raakte
in koortsachtige spanning. Toen Bill
het raam bereikt had en het open
schoof, ging een juichkreet op, en men
hoorde links en rechts roepen: „Kranig!
Een flinke kerel! Kijk, hij is al binnen,
in de rook! Een dappere vent! Daar is
hy, met het kind!"
De detective stond naar boven te sta
ren, zwijgend. Hij ergerde zioh een
beetje, dat hii zich al dien tyd door dien
tuinman had laten.... om den tuin
leiden! En de waarheid op deze manier
moest ontdekken! Maar toen raakte ook
zyn belangstelling gevangen door de
sensationeele verrichtingen van dien
man. Wat hij ook mocht zijn, hij waag
de daar zijn leven iedere seconde, nu
nog meer dan voorheen, want het kind
belemmerde hem in zijn bewgeingen.
De detective geloofde absoluut niet, dat
Bill heelhuids beneden zou komen. Be
trekkelijk was hem dat een verlichting.
Een pijnlijke arrestatie zou dat worden!
temidden van een enthousiaste menig
te, die met echte massa-moraal bereid
was alle misdaden te vergeven voor de
ééne daad van sportiviteit en moed.
Maar het kind.Voor het kind moest
men hopen....
De brandweerlieden spanden een
vangzeil. Bill hing, uitgeput, zooals hij
het nooit geweest was. De rook binnen
had hem half verstikt, het bewustzijn,
dat nu het leven van het kind van hem
afhing, maakte hem ongewoon zenuw
achtig. Honderden malen had hü zijn
leven gewaagd om te stelen, en het
zonder hartkloppingen gedaan, glim
lachend en tevreden. Nu stond het
zweet op zijn voorhoofd. Hy hoorde
vaag. dat een stem riep: „Laat je los!"
Dat benne hallesennaties! dacht
Bill, dat kryg je altijd met zulke zakles.
En hy hield krampachtig vast. Maar de
kreten herhaalden zioh, luider en luider.
Blijkbaar was het ernst, ze wilden hem
opvangen, hem en het kind. Nou, daar
ging ie dan, er zat niks anders op! Met
het wurm kwam ie niet verder naar
beneden
En hii liet los.
De politie moest zichzelf beschermen,
toen ze Bill gearresteerd had. Woedend
getier en geloei begeleidde hen naar het
politiebureau. Vlak ervoor reed plotse
ling een luxe-auto door de menigte,
recht op het groepje, zich verwerende
politielieden en den uitgeputten Bill toe.
Voordat iemand eigenlijk begreep
wat er gebeurde, was een jongeman uit
de auto gesprongen, had een politie
agent neergeslagen, een ander opzy ge
gooid, trok Bill in zyn wagen en raasde
weg. Toen de menigte begreep, ging
een oorverdoovend lawaai op. Het was
vooreerst onmogelijk de vluchtelingen
na te zetten, de politie-agenten hadden
geen gelegenheid gehad, het nummer
van de auto op te nemen en onder de
menigte was niemand geneigd, inlich
tingen te verstrekken, hoewel velen
den jongeman herkend hadden, een
student, die by zijn oom op een land
goed logeerde.
De detective óók had hem herkend,
maar toen hy met zijn inlichtingen los
kwam, was Bill al verdwenen en de
jongeman kwam er af met een boete.
Sindsdien was „de klimmer" een soort
nationale held geworden van de be
woners van het stadje. En in die be
wondering deelden, sportief genoeg,
ook de slachtoffers van zyn vroegere
klim-evoluties. Hun eigendommen wer
den echter nooit terug gevonden, zoo
dat gerust kan worden aangenomen, dat
Bill „ze eige huissie en lappie grond'",
nu heeft.