W"K HET BINNENHOF
op en om L
h
„Gulden woorden". - Tegen politiek
bederf. - De onderwijswet blijft tot
Februari liggen! - Eerst de bedrijfsra-
denwet. - Taaie gewoonten. - Geen fel
verzet tegen de millioenennota. - Ver
rassingen
den gaan demonstreeren, vrij gaf van het mid
dag-stempelen. In dat „vrij geven" steekt,
aldus -werd van de zijde van B. en W. hiertegen
ingebracht, niets ongeregelds of onrechtma
tigs. Wij waren daartoe, zonder verdere sanctie
van Rijkswege, volkomen gerechtigd, omdat het
's middags, voor een tweeden keer per dag,
stempelen zuiver en alleen een gemeentelijke
controle-maatregel is, die door het Rijk, at
alleen het 's ochtends stempelen verplichtend
stelt, niet wordt voorgeschreven. De waarne
mende burgemeester, wethouder De Miranda,
die dit debat als „voor de geheele Nederland-
sche bevolking van belang" qualificeerde,
merkte daarenboven nog op, dat de overheid
niet het recht heeft menschen, die in dezen tijd
financieel van haar afhankelijk zijn, in hun
(grondwetelijke) vrijheden te beperken. De
tijden, dat men, als onder de regeering van
koningin Elisabeth van Engeland, werkloozen,
die de overheid onwelvallig waren, aan hun
deurpost vastspijkerde, zijn, zeide hij, voorbij.
Dr. Vos betwijfelde daartegenover of het de
„vrijheid van demonstratie" wel een even vast
staande grondwettelijke vrijheid is als de vrij
heid van drukpers en de vrijheid van verga
deren. En mr. Romme, die begon met te ver
klaren, dat men ook z. i. een werklooze zeer
zeker niet als een soort „tweede klas staats
burger" mag beschouwen, diende een motie in,
waarin de Raad uitspreekt, dat „geenerlei faci
liteit voor deelneming aan demonstraties be
hoort te worden verleend, wanneer verstoring
van de openbare orde redelijkerwijze daarvan
moet worden gevreesd". Noch dr. Vos met
zijn iet of wat spitsvondige juridische bezwaren,
noch mr. Romme met zijn iet of wat vage
motie, en eveneens de heer Bossevain met een
motie, die den gang van zaken eenvoudig zon
der meer „betreurde", had echter bij den Raad
veel succes. Met groote meerderheid (31 tegen
14) nam men tenslotte een motie-Woudenberg
aan, luidende: „De Raad, van oordeel, dat het
gewenscht is om, met handhaving van de noo-
digc controle-maatregelen, werkloozen, indien
zij dtt wenschen, in de gelegenheid te stellen
ook vergaderingen of demonstraties buiten Am
sterdam bij te wonen, gaat over tot de orde
van den dag".
Het plan-Koopman. Ons
gebrek aan „zalen".
Die orde van den dag zal den Raad aller
eerst leiden tot een behandelen van het af
wijzend prae-advies op het bekende schouw-
burg-plan-Koopman, dat als volgend punt op
de agenda staat. Op dit allerlaatste nippertje
is de heer Koopman, die nog altijd een
sprankje hoop koestert, nog eens met een
adres gekomen, nadat hij destijds reeds in
een adres het rapport der gedecimeerde
Schouwburg-commissie (die ook al tegen
zijn plan bleek te zijn) uitvoerig had trachten
te weerleggen. Zijn N.V. „De Amsterdam-
sche Groote Schouwburg" heeft, naar men
weet, in optie het complex „Bellevite" achter
het American-hotel met aangrenzende percee-
len en kan, zoodra het plan tot stand zal zijn
gekomen, beschikken over vier ton bedrijfs
kapitaal in contanten van aandeelhouders,
zonder leening of garantie. De N.V. neemt
op zich het geheele, ook verder eventueel nog
voor bouw, inrichting, enz. benoodigde kapi
taal bijeen te brengen, zonder dat hiervoor
gemeentegelden noodig zijn. Verzocht wordt
van de gemeente slechts een garantie groot
4 ton. Deze garantie kan het rente-type van
het op te nemen kapitaal laag doen zijn. Zon
der zulk een garantie zouden jaarlijks te
groote uitgaven voor rente moeten worden
opgebracht. In dit laatste adres tracht de
heer Koopman aan de hand van een groot
aantal bijgevoegde accountants- en andere
rapporten van deskundigen te bewijzen, dat
zijn financieele opzet volkomen gezond is en
dat de kansen op een rendabele exploitatie
van zijn Grooten Schouwburg groot zijn. Dat
hij echter alsnog de Raad zal weten te over
tuigen en zal weten te brengen tot een voor
zijn plan gunstige beslissing, is wel hoogst
onwaarschijnlijk. Van gemeentelijke bemoei
ingen met het tooneel heeft men de laatste
jaren zoo weinig pleizier beleefd, dat men
er wel geen nieuwe bemoeiing (al is dit dan
maar in den vorm van een garantie) meer bij
zal willen nemenEn de behoefte aan
meer „tooneel"-ruimte, nu de bestaande
schouwburgen meestal voor de helft leeg
zijn, doet zich ook niet als dringend ge
voelen. Daartegenover staat echter het ge
brek aan groote zalen voor bijeenkomsten en
massa-vergaderingen in Amsterdam meer en
meer gaat nijpen, vooral nu men, na den
brand van het Paleis voor Volksvlijt, weer
zulk een zaal gaat verliezen met het tot over
dekte wielerbaan ombouwen van het R.A.I.-
gebouw. En het plan-Koopman zou in dit op
zicht althans in een dringend gevoelde be
hoefte voorzien. Dat is er in alle geval voor
te zeggen. Maar ook dit zal, vreezen wij voor
den energieken ex-directeur van de Nederl.
Opera, den Raad niet „voor" doen stemmen.
KRONIEK
Den Haag, 29 September 1932.
Mr. Van Schaik heeft op 22 dezer het
voorzitterschap in de zittingsperiode 1932
'33 van de Tweede Kamer aanvaard met het
uitspreken van een rede, die indruk maakte
door ernst en door diep besef van de nooden
des tijds.
Kostelijke woorden vloeiden van zijn lip
pen, woorden die waard zijn herhaald en nog
eens herhaald te worden, juist omdat in deze
dagen het parlementarisme en daarmede de
democratie telkens in gevaar wordt gebracht.
Met groote aandacht hoorde de Kamer de
rede aan en ten slotte bewees het spontaan-
hartelijke applaus, hoe mr. Van Schaik erin
geslaagd was zich de sympathie der leden op
nieuw waardig te maken.
Wat bedoelde rede betreft, wie zal niet met
geestdrift o.a. deze woorden willen onder
schrijven?
„Brengt staatsmanswijsheid niet mede, dat
men tracht ook een open oog te hebben voor
andersmans inzicht, het goede daarin op te
sporen en in eigen opvatting te verwerken?
Hetgeen te gemakkelijker wordt, indien men
zich bewust is, dat ook in den politieken
tegenstander de begeerte leeft om naar beste
weten en naar eerlijke overtuiging de belan
gen van het land te dienen.
Ondanks het tijdelijk karakter, dat een
deel onzer beslissingen wellicht zal dragen,
behoeft onze arbeid geen onvruchtbare te zijn
Want in zijn diepste wezen is en blijft het
gemeenschappelijk parlementair werk een
geestelijk proces, waarin het nieuwe uit maat
schappelijke behoeften ontstaande recht tracht
zich te kristalliseeren.
Ons deel leverend aan dit proces van
rechtsontwikkeling en rechtsverschuiving, zul
len wij goed doen de stoffelijke belangen van
het volk, hoe sterk die thans ook mogen
spreken, mede aan zijn zedelijke belangen te
toetsen."
Brengt men zich in herinnering de woor
den, door mr. De Vos van Steerrwijk gespro
ken bij gelegenheid van zijn her-benoeming
als Speaker van ons Hoogerhuis, dan ligt de
conclusie voor de hand dat de beide voorzit
ters het oog hebben gericht op zekere prac-
tijken, die eeri langzame ontbinding van het
parlementarisme inhouden. De heer De Vos
gewaagde immers van de noodzakelijkheid,
als Volksvertegenwoordiger te durven uitko
men voor de waarheid, „ook de meest-pijn-
lijke", voegde hij erbij. Mr. Van Schaik acht
het noodig te wijzen op de fout, slechts te
bouwen op eigen inzicht, zonder ,,'n open
oog te hebben voor andermans inzicht". Is
het eigenlijk geen „mislick teecken" dat in
deze dagen zulke „lesjes" worden toegediend
aan de Volksvertegenwoordigers? Onmiddel
lijk zij toegegeven, dat genoemde ontboeze
mingen nog op een groot deel van onze
„voormannen" in de Kamers niet van toe
passing behoeven te worden verklaard. In
alle partijen vindt men nog wel de „kracht
figuren", die slechts wenschen te handelen
naar hetgeen hun geweten en verstand hen
ingeeft. Doch het gevaar van het „politiek
bederf" is verre van denkbeeldig, vooral als
de politieke atmosfeer bedorven, onrein wordt
gemaakt door „strebertjes" van de gevaar
lijke soort. Mannen van hoog, gaaf karakter
gevoelen zich dan niet meer thuis op plaat
sen, die „gestoelten der eere" plegen te wor
den genoemd. Verruwing van politieke zeden
dreigt in deze dagen van alle kanten, de eer
lijke en wel-meenende figuren doende terug
schrikken van het zich blootstellen aan kren
kende, onbillijke en van botheid getuigende
bejegening.
Daarom ware het te wenschen dat woor
den, als door de beide voorzitters der Sta-
ten-Generaal gesproken, in gulden letters aan
den parlementairen „balk" werden geschre
ven. Ter leering en ter waarschuwing!
De Tweede Kamer heeft zich de vorige
week een poos onledig gehouden met het be
noemen van allerhande commissies en van
de voorzitters en onder-voorzitters der afdee-
lingen. Dat zijn de gewone formaliteiten aan
het begin van een nieuwe zittingsperiode.
In de zitting van 22 dezer werd ook be
slist over ingediende interpellatie-aanvragen.
De heer Kupers (S.D.A.P.) kreeg verlof
op een nader te bepalen dag zijn Interpellatie
over de verlaging van de uitkeering aan de
werklooze arbeiders in de 4 groote steden
te houden. Dit was ook het geval met de
interpellaties De Visser (Comm.) over de
beperking van het recht van de demonstratie
en De VriesBruins (S.D.A.P.) over de op
heffing van de Rijksvroedvrouwenschool te
Amsterdam. De Communist ving bot-bij zijn
poging om gedaan te krijgen dat hij mocht
interpelleeren over de afgewezen congressis
ten. Die zaak heeft geen haast, vond de voor
zitter, en kan bij de Begrooting behandeld
worden. De Kamer was het met den spre
ker eens.
Bij de regeling van werkzaamheden heeft
mr. Van Schaik ten slotte een échecje gele
den. Eerst deelde hij mede, dat de Centrale
Afdeeling besloten heeft op Dinsdag 4 Octo-
ber a.s. een aanvang te maken met het Af-
deelingsonderzoek der Rijksbegrooting en
daarmede samenkomende ontwerpen. Voorts,
dat de Regeering prijs stelt op de behandeling
van de wijziging der Lager-Onderwijswet en
die tot instelling van Bedrijfsraden, vóór de
Begrootingsdebatten. Mr. Van Schaik zeide
aan de Regeering te hebben meegedeeld, dat
de tijd te kort is voor de behandeling van
beide ontwerpen naast de nieuwe financieele
wetten. Zéér terecht natuurlijk! De Regeering
heeft daarop geantwoord, dat zij dan het
liefst de L. O.-wet behandeld zou zien. Om
deze reden stelde de voorzitter voor op Dins
dag 11 October a.s. de openbare behandeling
te doen aanvangen van de Onderwijswet en
eenige kleine ontwerpen, voorafgegaan door
de interpellatie-De VriesBruins.
De heer Aalberse, r.-k., kwam tegen dit
voorstel in verzet. Hij vreesde, dat nu de
Bedrijfsradenwet, waarvan hij het totstand
komen zeer begeerde, in de verdrukking zou
raken. De afgevaardigde wenschte in plaats
van de L. O.-wet de Bedrijfsradenwet op de
agenda te zien geplaatst.
Dit denkbeeld werd door een groot deel
der Kamer gesteund. De heeren Ketelaar,
Marchant en Knottenbelt waren het met mr.
Aalberse eens. Ook de s.d. en zeffs bij de
communisten bleek sympathie.
De heer Colijn, a.-r., was van meening, dat
beide ontwerpen nog best konden worden af
gedaan.
Het is eigenlijk niet goed begrijpelijk, dat
de President onder deze omstandigheden zijn
voorstel handhaafde en in stemming bracht.
Hij had zich een nederlaag kunnen besparen!
De wil om aan het verlangen der Regeering
te voldoen, schijnt hier wel zeer sterk te zijn
geweest
De uitslag van de stemming was dan ook,
dat het voorstel-Aalberse werd aangenomen
met groote meerderheid, nl. met 5924 stem
men. Tegen waren de a.-r., de c.h., de staatk.
geref. en natuurlijk! de President. Mr.
Van Schaik's partijgenooten vielen hem una
niem af, alsook de v.b., de v.d., de s.d. en de
communisten. En eveneens de heer Floris
Vos.
Zoodat dus de Onderwijswet niet in Octo
ber, doch zeer waarschijnlijk eerst in Febr.
a.s. in behandeling zal komen. Een tegenval-
lertje voor minister Terpstra, die zoo gaarne
spoedig met het eten door den rijstebrijberg
begonnen was
Intusschen zal de Regeering wel niet weife
len met het indienen van noodwetjes, om de
bezuinigingen op onderwijs spoedig mogelijk
te maken.
De Kamer vereenigde zich met het voor
stel van den President om de groote win-
tercampagne te doen aanvangen op Donder
dag 13 October a.s. Dan krijgen we dus aller
eerst: mevrouw De VriesBruins!
Onze Senaat heeft ettelijke vergaderingen
besteed aan de gebruikelijke benoemingen en
aan het Adres van Antwoord op de Troon
rede. Gehechtheid aan oude vormen houdt de
Senatoren af van het besluit om voortaan de
niets, maar dan ook niets zeggenden „weer
slag" op hetgeen door de Koningin in de
Troonrede is gezegd maar achterwege te
laten. Hetgeen kan worden betreurd. De
tijden zijn toch te ernstig voor het zich „offi
cieel" bezig houden met dingen, die men
hoogstens een „liefhebberij" zou kunnen noe
men. Ook voor deze dingen is reeds meer
malen geschreven, doch „gewoonten" van
deze soort schijnen een uiterst taai leven te
bezitten
Tenslotet nog 'n enkel woord over de pers
commentaren betreffende de Millioenennota.
Zooals ik ook reeds in mijn vorig Over
zicht betoogde, is het product van minister
De Geer velen werkelijk „meegevallen".
Speciaal de „Arbeiderspers" gelijk het
,Volk" en zijn kopbladen tegenwoordig alge
meen genoemd worden liet een opgewekt
geluid hooren omdat veel van hetgeen men
vreesde niet in het staatsstuk wordt aange
kondigd. „Wij schrijven dit met gerustheid op
rekening van onze volksbeweging", verklaar
de het „Volk".
Het spreekt vanzelf, dat de Millioenennota
nergens met geestdrift ontvangen is. Doch
zeer felle critiek ontbreekt. Dat mag een
gunstig te eken worden genoemd. De komen
de zeer zware wintercampagne za! echter
ruimschoots gelegenheid geven, met de Re
geering van gedachten te wisselen. Dat het
daarbij wel eens zeer warm zal toegaan is
zeker. Men vraagt zich ook nog wel eens af
hoe groot de mogelijkheid is van verrassin
gen. En daarbij wordt dan gedacht aan on
overkomelijke nederlagen der Regeering, aan
het „vallen" van een of meerder ministers.
Groot lijkt thans de kans op dergelijke cala
miteiten niet. Veel hangt af van de mate van
eenheid in de Katholieke gelederen. Slechts
van die zijde zijn „verrassingen" mogelijk!.»
Parlem ent ariër.
De vorige week heb der geen Wimpie in
de krant gestaan he. Maar dat kwam zoo,
Wimpie was ziek. Ik had pijn in m'n hoof, in
m'n neus, in m'n keel en in m'n buikie en
Wimpie was heelemaal niet lekker.
Dat ken je wel eens zoo hebben he, want de
zomer is nou heelemaal weg en nou komp de
winter dan al weer en kennen we vannacht
weer een uur langer slapen en is het dan ook
al gauw weer Sinterklaas en ik heb al een
brievie gemaakt van wat ik allemaal hebben
wil. Dan weet ik dat alvas.
En der is nou ook weer zoo n auto die wafe
len verkoop in de stad gewees en der liepen
ook van die juffrouwen en van die mannen bij
en die waren allemaal aan het roepen van dat
die wafelen een heele hoop voor een kwartje
kosten en nou heb Wimpie ook een idee, net
zoo as die meneer van de visch, die ook altijd
van die ideeën heb en die dat dan allemaal in
de krant schrijf en nou heb ik dan ook een
idee dat wel goed zal helpen. En dat is dan
ditte. Ze zijn nou voor reclame alle menschen
in de dorpen kranten aan het geven en dan
moeten die menschen dan allemaal abbelé, of
hoe heet dat ook weer, worden. As ze dan
abbelé zijn, dan krijgen ze altijd de krant.
Maar weet U wat die meneer van de krant
nou moes doen. Ook zoo'n groote auto gaan
koopen, net as die wafelemenschen en dan
moesten we der allemaal kranten gaan inleggen
en dan met die kranten naar buiten in de
dorpen gaan. Die meneer van de krant kan
toch wel met een auto rije, dus die ken dan wel
sturen en moeten de meneere van de krant alle
maal mee gaan om die te verkoopen. En Wim
pie gaat dan ook mee. Nou wij zullen der dan
wel beel wat meer verkoopen as die wafele
menschen, want die wafels kosten een kwartje
en de krant kos maar vier cent en die kan je
nog bewaren en later nog eens lezen en as die
wafele op zijn, dan ken je ze niet meer beware.
En dan moes ook net as met die wafele auto
de dames van kantoor ook mee gaan, dan kenne
die net as die juffrouwe van die wafelewagen
ook eens tegen de mensche en manne lachen.
Nou, dat kenne ze wel goed, want ik geloof,
dat die dat die dames van ons ook wel graag
lagge.
En ergens ver weg, waar ze heelemaal geen
kleeren aan hebben en alleen maar met een
doekie om loopen, daar heb der nou een meneer
in een paar dagen niks gegeten. Die moes wat
hebben en dat kreeg ie niet en toen heb ie
gezeg datte ie nou maar niks meer zou eten
en as ze het hem dan weer gaven, dan zou
die weer gaan eten. En nou heb ie het ook ge
kregen en nou eet ie weer. Goed dat Wimpie
dat weet. As ik nou eens niet niks krijg, dan
gaan ik maar niet meer ete en dan krijg
ik het ook, want as ze me het dan niet geven,
dan gaat Wimpie ook dood omdat ie niks eet.
Maar hij mag alleen maar geitenmelk drinken.
Wat een gekke meneer is dat. As Wimpie melk
drinkt dan krijgt ie alleen maar melk van de
koe, maar dat geiten nou ook al melk geven
dat wist Wimpie niet. Ik dacht dat geiten aHeen
maar waren om je af en toe as je ergens buiten
in het veld zit een boks met die horens in je
rug te geven.
En een meneer die dicht bij die meneer woont
die niks meer wou eten, die is ook hier in Den
Helder gewees. Dat is ook een meneer met
zoo'n gekken naam en die ken niks van praten
omdat ie dat ook zoo gek doet.
En die meneer, die as het oorlog is de bood
schappen van de Commandant van de Marine
mag doen, die moes nou overal met hem naar
toe gaan en hem alles laten zien en der heb
ook een foto van hem in de kast gehangen,
maar die meneer had wel een pakkie aan, want
daar zal het ook wel een beetje te koud voor
zijn gewees om in een hemmetje te loopen he.
Dan had ie maar aan het strand moeten komen
van de Zomer. En ik heb eerst eens aan die
meneer die de baas is bij de marine willen
vragen of die meneer ook geitenmelk drinken
moet, maar ik heb heelemaal niet gedurf.
Nou nu moet ik al weer ophouwen want hij
is al weer vol en dan moet ik maar weer zeggen
tot de andere keer he.
Daaaaaaag.