MARCHEER OF CREPEER!... 565 ('AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) VAN ZATERDAG 12 NOVEMBER 1932. Een vreeseHfke balans Het Fransche vreemdelingenlegioen! HET ONGEVAL een onderofficier opwekt, treedt de fol terkamer in werking. De kerker in Sidi-bel-Abbes. „Als een afschuwelijke bedreiging, als een schrikwekkend spook", schrijft een vroegeren legionair, „zijn mij steeds de gevangenissen in de legioens kazernes van Sidi-bel-Abbes voorgeko men. Aan beide zijden van den kazerne ingang, dicht aan de straat, door .een hoogen muur daarvan gescheiden, la gen de beide kleine huisjes met hun platte, met blik bekleede daken, die de zonnewarmte zoo onbarmhartig absor- beeren.... De eene celdeur na de an dere troostelooze, smalle, rechthoekige gangen. De cellen voor eenzame op sluiting ongeveer 3 meter lang en een meter breed; de massacellen ongeveer 5 meter in het vierkant. Lucht was er niet, voor „lucht" zorgde een smalle spleet boven de deur en een heel klem gat in den buitenmuur Een houten brits staat in de cellen, een waterkruik en een oude blikken nap zonder hengsel of deksel dient ais closet. Of er in die massacellen nu veer tig man zaten of vier, viiftig of vijf, dat maakt geen onderscheidzü krijgen volgens voorschrift één water meter in het vierkant, dertig, veertig kruik en één emmer! Ik herhaal; vijf en meer gestraften, een luchtgat van 25 cm in doorsnede, hoog boven in den muur een nauwe spleet boven de deur. Zoo'n overvolle massacel zou door iede- ren veearts zelfs voor een ongeschikt verblijf voor varkens worden gehou den!" „Maar niet alleen de natuur en de superieuren zijn de vijanden van den legionair. Misschien nog verschrikke lijker is de moreele afgrond, waarin hij meegesleurd wordt, of hij wil of niet. Kwaal na kwaal, huidziekte na huid ziekte zijn bü de ruwe behandeling door de militaire doktoren en het ontbreken van een voldoende aantal hospitalen het gevolg Wie echter meent, dat de legionair slechts een landsknecht van Mageren Hein is, die voor Frankrijks eer en voor den opbouw van dit koloniale rijk mag sterven, vergist zich schromelijk. De legionair is ook arbeider! In de eer ste plaats eigenlijk! Niemand anders dan hij heeft de straten aangelegd, de bronnen gegraven, de vestingen opge trokken, welke Frankrijk in de uitge strekte gebieden van Afrika en Achter- Indië, de mogelijkheid gaven zich ver der te doen gelden en het land te ont wikkelen en te bevolken. Tien, twaalf en meer uren per dag duurt het werk van dezen arbeider, die haast niets aan loon kost en wiens levens geen vinger knip waard is De onbarmhartige tropenzon gloeit op zijn hoofd.... onbarmhartige sla vendrijvers in uniform bewaken hem, drijven hem aan, ontnemen hem nog zijn eenige versnapering, die medeiij- Weer een premie voor een deserteur! Mijl na mijl in draf door het gloeiende zand en tenslotte het commando: „Vuur!" ongeveer 12.000 man aangeworven, waarvan er per jaar ongeveer 10.000 sterven. Het aantal terugkeerenden bedraagt dus 3 procent. Maar ook zij ziin grootendeels uitgeput en onbe kwaam tot werkenTerwijl Frank rijk voor het vreemdelingenlegioen jaarlijks slechts 1 Vi millioen Mark (900.000 gld.) betaalt, kosten deze terug gekeerde ongelukkigen den Duitschen staat aan steun geregeld 6 millioen Mark per jaar (3.600.000 gld.). Van 4 tot 16 pfennig (2H tot 9 cent) per dag, 30 Mark (18 gld.) in een heel jaar, dat door onzen Berlijnschen correspondent. is de belooning, welke de legionnair voor zijn jaarlijksche arbeidsprestaties van 3600 uur en een verwoest leven, ontvangt. Desondanks dient tegenwoor dig nog het enorme aantal van 40.000 Duitschers in het legioen! Zij gaan haast alle in Fransch Achter-Indië, in de Sahara en in Marokko, psychisch en physisch ten gronde. Overal, waar men de Fransche troe pen niet wil opofferen, wordt het legioen in het vuur gezonden. Alleen de Riffoorlog heeft 38000 dooden ge kost! Daarbij is het werk, dat ook in vredestijd van de legionnairs gevergd wordt, ongeloofeliik zwaar.... „Mar cheer of crepeer", heeft een gelukkig- ontsnapte legionnair zijn boek be noemd. Ontelbaren blijven in de gloeiende, droge woestijngronden lig gen, niet verder in staat om mede te marcheeren met de sterk geforceerde marschen. Men laat hen zonder mede lijden verdorsten, als zij niet het slacht offer van Arabische roovers worden, die de stervenden barbaarsch vermin kenWee hem, die een poging tot vluchten doet! Onbarmhartiger dan de woestijn zijn de Arabieren, die de op zijn hoofd geplaatste premie willen ver dienen!Zelfs het verlies van een stropdas, behoorende tot de uniform, wordt reeds met 15 maanden vesting straf of dwangarbeid gestraft en bij de geringste fout, die het ongenoegen van .Lt een steegje in het Noorden ,tn Berlijn hebben voormalige >reemdelingenlegionnairs een kleine tentoonstelling geopend. Zij geeft een afschrikwekkend beeld van de ellende, die ieder een wacht, die op de jacht naar geluk vrijwillig of onvrijwillig den wervers van het _vreemde- lingenlegioen in handen is ge vallen „Gelooft toch niet", zegt hoofdschud dend de in den dienst vergrijsde, ern stige beambte van het Beriijnsche mi nisterie van Buitenlandsche Zaken, die de afdeeling „Veeradelingenlegioen" beheert, „wat men zooveel vertelt, na melijk, dat de ontelbare Duitschers, die ook tegenwoordig nog in het vreemde lingenlegioen van Frankrijk dienst nemen, allemaal mannen zijn, die iets op hun kerfstok hebben of alle reden hebben, zich voor de autoriteiten van hun land verborgen te houden. Het grootste deel is prachtig materiaal, vooral veel geestelijke werkers, dok toren, kunstenaars, en ook handwer kers, arbeiders, wat u maar wilt. De nood heeft hen over de grenzen ge dreven. En zóó groot is de aandrang, dat de Fransche autoriteiten zich ge noodzaakt zien strenge selectie te gaan toepassen. Er worden nog maar onge veer 40 procent van de aanbiedingen aangenomen" Later vernam ik van niet-ambtelijke zijde, dat deze selectie alleen feitelijk ten doel had slechts de „Marcheer of crepeer!" De eenige en eeuwige wet van het legioen: Wie uitvalt, blijft liggen menschenlevens zijn „goedkoop" in Noord-Afrika!" sterksten uit het overvloedig materiaal te zoeken, menschen waarvan Frank rijk bü de moorddadige hitte in de tro pen het meeste te verwachten heeft. „Ieder jaar is er een groot aantal jon gens van nauwelijks 18 jaar, die opge nomen willen worden. Hen kunnen wij tenminste helpen en aan de wanhopige ouders teruggeven." Onder den invloed van deze woorden sta ik een half uur later in een nauwe steeg, waar de „Vereeniging tot het beschermen van medemenschen tegen den Franschen vreemdelingenlegioen- dienst" een perceel heeft gehuurd, om de hel te schilderen, waarin nog steeds zoovele kameraden hun ondergang :e- gemoet oaan Een voormalige legionnair houdt juist een voordracht. Lichtbeelden on- dêrstreepen ziin woorden. Op ruwge- timmerde banken zitten schouder aan schouder mannen en jonge kerels, haast allemaal arbeiders en kleine handwerkers. Ademloos luisteren zü toe. Geen geluid, wordt gehoord, be halve de stem van den spreker, die nog trilt bü de herinnering aan het door leefde, aan het vreeselijke, dat hü nóóit zal kunnen vergeten, zoolang hjj leeft! „Marcheer of crepeer!" „Sedert 1831", zegt deze stem, „nau welijks meer dan 100 jaren, bestaat dit legioen. In dezen tijd zijn tot en met 1931 niet minder dan 320.000 Duit schers in dienst hiervan geyallen of ge storven. Gemiddeld worden per jaar door SAM BROWN. De jonge dokter lachte kort. „Je weet het dus heel zeker, Grace?" vroeg hij. Het meisje naast hem keek hem aan. „Ja, ik meen het. Het zou niet goed zijn, als ik anders deed." „Voor je naar Londen ging, wist je ook iets heel zeker, hè Grace?" Grace bloosde bij de toespeling wat vroeger geweest was. „Och, het is zoo lang geleden, toen dacht ik werkelijk, dat ik van je b+ekl." Dokter West glimlachte ironisch. „Twee jaar is ook wel heel erg lang, dat is zoo, en Londen gaf je zeker een ruimeren blik op het leven en daardoor voelde je, dat de „jeugdliefde" toch mahr een onbeduidend „ietsje" bleek te zyn, tegenover al dat groote en won dere, wat een wereldstad je bood." Grace keek wat verlegen voor zich. „Ik weet niet, wat het eigenlijk is, maar alles is hier zoo gewoon en alle- daagsch en precies nog zoo als toen ik wegging." „Precies," zei de dokter, „en Robert West is ook zoo gewoon en onveran derd- gebleven, zoo hopeloos saai, is het niet? Hü doet niets anders dan heel hard werken, omdat hü van zü'n be roep houdt en om zijn brood te verdie nen. Hü schildert niet, draagt geen ar tistieke lange haren, tennist en voet balt middelmatig, kortom, hü doet eigenlyk niets." „Een zekere jonge dame heeft na haar Londensche maanden behoefte aan emoties, die zij hier niet kan vin den, en waardoo-r zy zich wanhopig verveelt „Schei uit, Robert, hou op!" Grace drukte de handen tegen de ooren. „Was ik net van plan," zei Robert bedaard, „want we zijn, waar we we zen moeten." Hij liet den auto stilstaan voor het witte hek van Grace's huis. Grace stapte uit en Robert trok het portier dicht en liet den auto voorzich tig draaien. „Dag meisje," zei hy vriendelijk, „ik wensch je het beste met de toekomst en je hopelooze verveling." Robert," zei Grace, zacht-verwij- tend, maar de auto zette aan en reed weg. Met een bedruktheid in zich, die ze niet kon verklaren, ging Grace naar binnen, om zich te kleeden voor het diner. Des avonds zou er een partij zijn ter eere van haar thuiskomst en de groote tuin met het terras voor het huis was fantastisch verlicht door fonkelen de kleine lampjes tusschen het groen en de rozen. Grace was een allerliefste gastvrouw, zooais zy daar naast haar vader, de gasten ontving en zich met hen onder hield. Maar toch was zij niet zóó gestemd als anders. Kon het zijn door dat ge sprek met Robert, of miste ze hem nu, hij die natuurlijk niet had kunnen komen om zijn patiënten en het boven dien ook niet gewild had. Grace haalde de schouders op, praatte weer druk met de jongelui, groette en kele oudere dames beleefd. Maar toen ze midden op den avond een oogen blikje gemist kon worden, voelde ze be hoefte alleen te zijn en zij liep nu den tuin in naar het achterhek, haar lieve lingsplaatsje. Hier bleef ze staan, leun de er over en keek om zich heen in den stillen avond. Kalm stond de maan, de sterren fon kelden. Een koeltje speelde met de dar tele krulletjes om Grace's voorhoofd. Diep ademde ze de reine avondlucht in en dacht na In haar ooren klonk als een zachte muziek het ruischen van den waterval, daar diep in het ravijn, achter de rot sen. Plotseling naderden twee lieWe lichten, een auto snorde aan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 21