AMSTERDAMSCHEk H BRIEVEN I gelijkheid van verwerpen besproken! De pro tectionistische gezinden der Rechterzijde blijken ontstemd te zijn over het wegnemen van het beschermend karakter der wet en zouden dus met de Linkerzijde, die weer met de verhoogde suiker-accijns niet accoord gaat onder andere, tegen willen stemmen. We zullen zien. PARLEMENTARIËR. Eindspurt Begrootingsdcbatten. Voor en tegen subsidies. Ik heb den vorigen keer reeds met een enkel woord gewezen op het feit, dat de heeren van het Prinsenhof zich met lofwaardigen ijver en in snel tempo door de Begrooting bleven heen slaan en dit keer kan dan ook al het verrijden van de eindspurt en het halen van de eindstreep gemeld worden. Waar jarenlang in de pers en elders over het langzame tempo en de gerekt heid der Amsterdamsche begrootingsdebatten in allerlei toonaarden geklaagd werd, daar be staat er nu alle reden ook eens een verheugden toon over deze vlotte afhandeling aan te slaan. Die verheuging geldt echter uitsluitend en al leen de bezuiniging op den begrootings-spreek- tijd, die hier aan de orde was en nuttig effect sorteerde, en niet debezuiniging, die door middel van deze begrooting zélf in onze gemeentelijke huishouding werd aangebracht. Zeker, er werd inderdaad 'n klein beetje be zuinigd. Het eindcijfer van ons gemeenschap pelijk hoofdstedelijk budget was in 1932: 118 millioen gulden; dat voor 1933 wordt 114 mil- lioen. Een bezuiniging dus van 3 Is dat in deze tijden niet véél te weinig en zullen we het in komende jaren niet betreuren, dat we thans nog niet veel meer ingebonden hebben? Er is hier cp z n minst ruimte voor twijfel en dus geen reden voor juichen, ook al „sluit" dan de begrooting. Velen in den Raad, daaronder begrepen alle Vrijheidsbonders, anti-revolutio nairen, christelijk-historischen en Middenstan ders (waarbij zich de communisten uit andere overwegingen aansloten), gingen verder. Zij beantwoordden de hierboven gestelde vraag ronduit met een: „Ja, dat is het en dat zul len we! en waren dus bij de eindstemming vierkant „tegen Met 27 tegen 17 ^temmen, dus met een groote oppositie, kwam de Be- grooting er tenslotte door. Slechts een paar interessante momenten uit de laatste ronden van deze thans ook al weer tot het verleden behoorende race, stippen we nog even aan. Daar had men dan ten eerste de poging om de Afdeeling Kunstzaken geheel van de baan der gemeentelijke ambtenarij te knikkeren! Deze ietwat zonderling bezette Afdeeling (met een zwaar betaalden referendaris, een, eveneens hoog gesalarieerden hoofdcommies en een schrijver) kan als afzonderlijke administratieve organisatie best gemist worden, oordeelde men van meerder zijden. Brengt men haar als onder deel bij Onderwijs onder, dan zal het werk er waarlijk niet onder lijden en tevens zal het min der kosten! Voor wien in het hoofdstedelijk Jeruzalem geen vreemdeling is was het bij voor baat duidelijk, dat deze aanslag op het aparte ambtelijke heiligdommetje „Kunstzaken" moest mislukken, welke projectielen van redelijke ar gumenten men er ook op zou afschieten. Het heiligdommetje toch wordt bewaakt door een "rouw (de referendaris voornoemd), die in in vloedrijke rood-politieke kringen van de hoofd stad persona grata en min of meer bomvrij is, zoo men een oogenblik deze laatste, iet of wat on-elegante beeldspraak mag bezigen. De aanval werd dan ook door wethouder Boekman kort en krachtig afgewezen en de aanvallers dropen, het hopelooze van het geval in ziende, schielijk af met intrekking van het ingediende voorstel tot „afschaffing" van dit aparte gemeentelijke bureau. Een kleine buit namen zij evenwel op den terugtocht nog mee: de toezegging van B. en W., dat er bij Kunst zaken naar administratieve bezuiniging ernstig gestreefd zou worden. Zulk een bezuiniging, zal iedereen toejuichen. Velen doen dat echter niet ten aanzien van bezuiniging op kunstsubsidies. Er bestaat, zeg gen zij, en o. i. terecht, in deze tijden in vele gevallen alle reden de werklooze kunstenaars wat „steun" betreft niet al te zeer achter te stellen bij een „gewone" werklooze. Gerecht vaardigd mocht dan ook heeten het verzoek van den heer Gulden, om te overwegen op den post voor aankoop van werken van beeldende kunstenaars niet te bezuinigen en voornamelijk ■werken aan te koopen van kunstenaars, die het noodig hebben. Het verzoek werd echter door den wethouder afgewezen op grond van het feit, dat Amsterdam toch al 25.000 per jaar uittrekt voor dien „aankoop van werken", tegen het Rijk maar 10.000. Ziet dus welk een „open oog" wij reeds hebben voor den nood der beeldende kunstenaars, voegde hij er aan toe. Maartegenover de vrijwel geheel dichte twee oogen van het Rijk is één (half) open oog van Amsterdam geen voldoende com pensatie, zou men kunen opmerken Zeer terecht daarentegen leek ons 's wet houders houding ten opzichte van een verzoek om alsnog een (nieuwe) subsidie uit te trekken ten behoeve van het Muzieklyceum. Wel werd dit verzoek tenslotte in prae-advies genomen, maar reeds nu hoorde men vanachter de groene tafel als de meening van B. en W. verkondi gen, dat er „geen gemeentebelangen mee ge diend zijn als het Muzieklyceum naast het Conservatorium blijft bestaan". Een meening. die dan in het uit te brengen prae-advies wel met voor de hand liggende en o. i. afdoende argumenten gemotiveerd zal kunnen worden. De wonderen der bureaucratie. Hiermede stappen wij van de Begrooting af, maar wij blijven toch nog even op het Prin senhof, waar, tusschen de bedrijven door, nog een inderdaad hoogst merkwaardige interpel latie-Ketelaar inzake de Amsterdamsche Vroed vrouwenschool (door Den Haag, naar men weet, weg-gewelterd) gehouden werd, die de aandacht waard is. In de eerste plaats misschien wel, omdat hier mede gedemonstreerd werd, dat de veel bestre den z.g. cumulatie van functies, het gelijk tijdig waarnemen van meerdere bestuursfuncties door één persoon, niet altijd uit den booze is en ook wel eens voordeelen heeft! Enkel en alieen immers door het feit, dat de heer Kete laar, zoowel Tweede Kamerlid als lid van on zen Raad, op een en denzelfden dag dezelfde zaak zoowel op het Haagsch Binnenhof als op het hoofdstedelijk Prinsenhof kon aansnijden, kwam aanstonds een wonderlijke ambtelijke vergissing aan den dag, die anders de reddings pogingen van onze Vroedvrouwenschool nog zwaarder hadden gemaakt dan zij nu al zijn. Wat was 't geval? Toen de heer Ketelaar in de Kamer bij de Regeering aandrong om deze pogingen te steunen, kreeg hij van den Minister te hooren, dat Z.E. „wachtende was op het antwoord van B. en W. van Amsterdam" op een uit Den Haag verzonden officieel epistel, deze zaak rakend. Maar 's avonds, bij zijn in terpellatie in den Raad, bleek dat B. en W. reeds lang geantwoord hadden, waarbij zij na dere voorstellen in dezen gedaan hadden, die ook al weer in den vorm zooals zij daar lagen door den Minister schriftelijk waren afgewezen, niet echter zonder dat in dit laatste ministe- rieele schrijven aanknoopingspunten te vinden zijn, die verder onderhandelen met kans op succes mogelijk maken.- Nu werd er ook nog wel telefonisch, tusschen enkele ambtenaren hier en daar in de residentie, verder onderhan deld,maar dat waren slechts tot onvruchtbaar heid gedoemde bureaucratische onderonsjes, die, waar tenslotte de beslissende instanties de zaak blijkbaar niet voldoende hadden gevolgd fde Minister wist van zijn eigen laatsten brief niets af; en hier had men op de verdere ver schieten, die deze brief inhield, niet dadelijk ge reageerd!). Enfin: de zaak tusschen Den Haag en Amsterdam zal n u, aldus wethouder Dou- wes. ten spoedigste worden opgehelderd en men zal trachten alsnog een zekere medewerking van de Regeering te krijgen om onze Vroed vrouwenschool, zij het dan niet als Rijksinstel ling, maar als Stichting, door de gemeente voor het leeuwendeel en door het Rijk voor een klein deel te subsidieeren (de Provincie zal, naar zoo juist bekend werd, als het inderdaad tusschen Rijk en Stad in orde komt, ook nog iets doen) te behouden. Er is in Amsterdam wel niemand, die niet hoopt, dat het zal lukken! Want aan het voortbestaan van de School is ons veel gelegen. De soepele heer De Miranda. On ne peut pas contanter tout le monde et son père, zegt het Fransche spreekwoord. Men kan niet tegelijkertijd Jan en alleman te vreden stellen. Er zijn evenwel journalisten enwethouders, die dat wèl pogen te doen en daar tot op zekere hoogte in slagen ook! De eersten, over wie we het nu maar niet zul len hebben, pogen dat dan ten alle tijde; de bedoelde wethouders voornamelijk tegen den tijd van de verkiezingen te doen. Namen noe men is in dezen op z'n minst genomen „niet aardig" en men kan zich natuurlijk vergissen. Maar het heeft er den laatsten tijd toch in alle geval wel iets van of wethouder De Miranda, van wie hiermede overigens niet kwaads ge zegd wil zijn en die niemand geen verdienstelijk stadsbestuurder noemen zal, tot dit soort wet houders behoort. In de meest verschillende mi- lieu's toch buiten die van zijn politieke partij- genooten om en die op het eerste gezicht zijn principieele tegenstanders zijn, zegt hij den laatsten tijd, ter gelegenheid van vergaderingen en bijeenkomsten, de meest aangename en vriendelijke dingen. Zoo zag men hem dezer dagen optreden voor een organisatie van kleine middenstanders, een nijvere categorie stadge- nooten, die anders toch niet bepaald in de gunst staat van 's heeren De Miranda's geest verwanten, die zich gewoonlijk niet zoo aan genaam over particuliere winkeliers uitlaten. Men hoorde hem daar verkondigen, dat er „economisch in den weg van producent naar consument alüjd, zelfs onder een volslagen so cialistisch bestel, ruimte zal overblijven voor de particuliere distributie". Daarnaast werd even wel natuurlijk ook een buiging gemaakt in de richting van de Verbruikscoöperatie, die nu eenmaal reeds voer een groot deel onder rcode of altnans roze vanen optrekt. Er is voor die coöperatie, aldus de heer De Miranda, „een plaats in het distributiestelsel weggelegd". Al dus trachtte de wethouder dan zcowel de Coö- peratoren als de (kleine) winkeliers tevreden te stellen. Indien hem dit inderdaad tot op zekere hoogte gelukt is, mag het met recht een sterk staaltje van, we zouden haast zeggen, journalistieke virtuositeit heeten! Want: als iets water en vuur is, dan toch zeker de Coöperatie en de kleine Middenstand! Minder wonderlijk lenig was misschien de houding door dezen wethouder aangenomen tijdens de plechtige herdenking van den dag. waarop de bekende hoofdstedelijke bankier, philantroop en kunstbeschermer A. C. Wert- heim, bij een vorig geslacht algemeen bekend en populair als kortweg „A.C. geboren werd. Deze plechtigheid had plaats in het plantsoen tegenover den Hortus Botanicus in de Plan- tagebuurt, het zoogenaamde A. C. Wertheim- park, dat met het daarin in 1883 verrezen mo nument de nagedachtenis van dezen grooten Amsterdammer eert. Zij werd gehouden temid den van een kring van officieele afgevaardigden van den Vrijheidsbond en van tallooze verte genwoordigers van financieele kringen der hoofdstad. Hier nu verkondigde de heer De Miranda den lof van wijlen A. C., die met, naar hij opmerkte, „zijn bankierschap de beste burgerplichten vereenigde". Hij hoopte, dat „velen, die er toe in staat kunnen zijn, zich zullen spiegelen aan deze groote figuur". Zulke mannen hebben we, vooral in dezen tijd, noo dig, zeide hij. Dergelijke hulde-woorden te rich ten aan het adres van weldoende bankiers, al zijn zij nog zoo groot en verdienstelijk, het zal anders den heer De Miranda waarlijk niet veel overkomen. Het tegendeel is veeleer waar! Nu sprak hij dit keer echter namens het Ge meentebestuur en niet als persoon en als partij man en dat maakt tenslotte zijn soepelheid, zoo ais gezegd, niet zóó wonderbaarlijk Twee groote tooneelzetten. Het hoofdstedelijk tooneel, dit mag tot slot ook wel even vermeld worden, deed voordat de eindstreep van het jaar gehaald werd, nog een paar groote zetten. De groote zet van het gezelschap Saalborn was de op voer.ng van Goethes Egmont in den Stads schouwburg, tevens bedoeld als feestvoorstel- ling ter eere van het 25-jarig toonecljubileum van Louis Saalborn zelf; terwijl de groote zet van het Amsterdamsch Tooneel van Van Dal- sum de opvoering was van De affaire Dreijfus in het Carré-gebouw, waarin men het tooneel tot ver in de toeschouwersruimte voor deze ge legenheid heeft uitgebouwd, zóó dat hart publiek vanzelf raat meespelen en zich b.v. in de rechtzaalrcènes als op een werkelijke publieke tribune van een gerechtsgebouw voelt. Beide zetten zijn inderdaad van groot er. hier en daar zelfs geniaal gehalte en als dit „het tooneel" er in de hoofdstad niet bovenop haalt, dan is er naar terecht werd opgemerkt, in Amsterdam eigenlijk voor de kunst van het tooneel geen plaats meer. Wie goede dagen wil zien, hij wyke af van het kwade en doe het goede. Aanvangen is lastig, maar aanhouden is het nog veel meer. Dreigement. „Nog één misschot en ik word ve getariër". („Nebelspalter"). Marine-brieven uit Indië. Bima, 12 November 1932. Amice Jan. Bij het vertrek naar buiten, uit Soe- rabaja, door het Oostgat, ge passeerden Dinsdag, kwamen we langs ce „Kra- katau", hetgeen een somber, edoch in teressant gezicht was. 't Schip ligt nabij de witte gaston No. 2, aan B.B.-zij van het vaarwater, vrijwel geheel gebaikt over S.B. Alles is er afgehaald wat er maar af te halen was, zocals kanonnen, zoeklichten, masten e. d., zoodat het ge heel zelfs niet meer den indruk maakt van een „nieuw" wrak. Toch heeft men nog steeds goeden moed om het schip heelhuids binnen te krijgen. (Voor onze marineduikers valt er daar ter plaatse nu wel een aardige duit te verdienen). De publieke opinie, ten aanzien van het lichten is de laatste dagen ook zeer ten onzen gunste gekeerd, omdat in de cou rant een expert op bergingswerk, die eens was gaan kijken, openlijk ver klaard heeft, dat de wijze, waarop de Marine het bergingswerk uitvoerde, tot resultaat moest leiden en dat nog wel binnen afzienbaren tijd. (Wat een pluim, niet?). Overigens, jonker Jan, zal ik dezen tijd, dat we van Soerabaja weg zijn, be nutten, om je daar ter plaatse nog wat meer wegwijs te maken, want heusch je zoudt groote oogen opzetten, als je mo menteel met een taxi ging „caroussel rijden". Dat hoekhuis op Simpang daar tegenover de „soos", waar vroeger de burgervader woonde, daar zit nu de kleermaker Mac Dougle in, terwiil de burgemeester een praalhuis heeft aan den Ondomohonweg vlak bii het stad huis. Dit laatste is sedert ons vertrek na onzen eersten term heel mooi afge bouwd, en dit is een mooi stukje Keta- beng geworden. (Tusschen haakjes, weet je dat -onze vlootpredikant ook lid van den gemeenteraad is geworden?). Kun je je voorstellen en dit is nog van vrij recenten datum de geheele Oedjongweg, met uitzondering van het stuk door de Chineesche kamp natuur lijk, is geasfalteerd. Behalve dat stin kende stukje door de Ghineesch wijk (waar het nog net zoo'n luchtje is als 8 jaar terug), is het een lust om naar beneden te rijden. En daar zul je van opkijken niet alleen een genot per auto, maar ook per fiets. Hoe meer trac- tementsverlagingen (en dat komt den laatsten tijd nogal eens voor), hoe meer fietsers, ja, er hebben zich zelfs vaste clubjes gevormd, die onder gezelligen kout naar boven en beneden rijden. Dat „dessen ungeachted" het 's middags geen lolletje is om in de barre zon, met dien trillenden weg voor je, naar boven te „speda-en", dat zul jy, als oud-indisch gast wel voor kunnen stellen, maar wat doe je tegenwoordig al niet om je maan- deliiksche uitgaven wat te verminderen. Daar bii de Rooie Brug en het Wil lemsplein is het ook een boel opgeknapt en als^je nu van beneden af komt, en je staat op de Rooie brug, zie je een breeden weg voor je met rechts al die groote witte handelskantoren. Heb jij de Palmenlaan Zuid nog meegemaakt? Daar waar vroeger de tram alleen maar doorliep dwars door de kampong ter verbinding Palmenlaan Darmo. Dat is nu een breede geasfalteerde weg gewor den. Goebeng en Ketabang zelf zijn, evenals Darmo weinig veranderd, al leen wat schaduwrijker geworden, maar zooals je weet gebruikt moeder natuur daar hier in den Oriënt weinig tijd voor! Een groot deel van de gehuwde officieren woont op Darmo, meer als vroeger het geval was, en ik hoop dan ook, dat als iii hier komt, je ook je ten ten daar zult opslaan. Voor 85 Roepia's in de maand heb je al een aardig huis, met 3 of 4 kamers, garage en flinke bij gebouwen. (Toch is de huishuur nog een te groot deel van ons steeds redu- ceerende katje). Tegenover Tutti-Frutti (je weet wel, die ijstent), waar vroeger „Rooie Sien" resideerde, is nu de „Blauwe soos" ver rezen. De Simpang bioscoop bestaat niet meer, alleen het gebouw bestaat nog. De „Cercle-Artitique" heeft nu ook open avonden ingesteld, wat in jouw tijd nog niet het geval was, en m. i. een typisch teeken des tijds, dat je er nu ook tegen entrée in kunt. Onder dit dans-eden is nu een fraaie winkel galerij. We zijn thans in Bima gearriveerd, de mail vertrekt straks, zoodat ik je er nog weinig van kan vertellen, omdat ik den heer De Boer beloofd heb je we kelijks te schrijven. Laat ik je alleen zeggen, dat de weinig Europeanen, die hier wonen, samen met den Sultan al het mogelijke doen om ons verblijf zoo prettig mogelijk te maken-, t.w. 2 auto tochten en een drijfjacht. Hier in de haven en dat doet even vreemd aan in zoo'n klein plaatsje liggen 2 vlieg tuigboeien, dit vanwege de diverse tochten naar Australië, op welke route Bima een pleisterplaats is. Dus, afgesproken, de volgende week meer. Dan vanuit Makasser, waar ook verscheidene inwoners van ons geliefd Den Helder we! verwanten hebben zit ten aan de kweekschool voor^nland?"' schepel'n gen. Tot kijk dus, je kamerae* .J' £ENK.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 17