ELIXER
fCHï
DE STRIJD OM WEENEN.
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
BuitenSandsch overzicht.
sttaiMï «ttEE siïx
js
IS ALTIJD GOEDKOOPER
OOK VOOR OAMES-CONFECTIE
TERUG OF VOORUIT?
Oost-Indië.
No. 72T5. EERSTE BLAD
DINSDAG 27 DECEMBER 1932
60ste JAARGANG
Politieke rust in Duitschland. - Een
noodvverk voor de Duitsche jeugd,
het schuldenvraagstuk. - De derde
conferentie gesloten.
Wij Breien en repareeren alle
soorten wollen Kleeding, Kousen en Sokken,
lok de allerfijnste).
FEUILLETON
RANT
Abonnement per 3 maanden by vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65binnen-
and 2. Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2:i0, idem per
r" ™ri*t/anden f 3-20 Losse nos' 4ct.; fr.p.p. 6ct. Zondagsblad
.50 0. i0, f 0.70,f 1.—. Modeblad resp. 1.20, f 1.50, f 1.50, f 1.70.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIÊN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction.
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra) Bewijsno. 4 ct.
de schuldenkwestie en de onderhandelin
gen langs diplomatieken weg zal aanvaar
den, wanneer dit onderzoek en deze on-
kerstoproeD tot der'ian<*ehngen niet afhankelijk worden
t- gemaakt van de betaling van den Decem-
Frankrijk en ber-termijn. In verband hiermede uit ook
Britsch-Indisrhp de "Excelsior" de vrees, dat Engeland
speciale gunstige voorwaarden toegestaan
zullen worden.
Politieke rust in Duitschland. De winter aan misdeelden. Aan initiatief ont-
laatste heeft Duitschland tegen j breekt het haar dus waarlijk niet; of zij er
Kerstmis steeds een politieke crisis gehad. bij het volk de waardeering voor zal vin-
rmn -was di* nog- zooals Inen den waarop zij hoopt, moet de tijd leeren.
zich wellicht herinnert, het geval. Dit jaar
is men er echter zonder crisis doorheen-
al heeft het nog wel gespannen.
i\ y„le?,eiL grover in de Nw. Rott. Ct.: Een oproep tot noodwerk voor de Duit-
.ue zmia-Diutsclie staten, Beieren voor- sche jeugd. Rijkspresident von Hinden-
aan, verzetten zich in den Rijksraad tegen burg en de rijkskanselier, generaal von
e amnestie-wet, bedoeld als Kerstge- Schleicher, hebben, namens de rijksre-
sonenk voor hen, die wegens politieke of geering, Zaterdag het volgende comrnu-
uit oecononusohen nood begane misdirjj- niqué gepubliceerd:
vendoor de buitengewone rechtbanken! „De nood der werkloosheid drukt zwaar
waren veroordeeld. Deze gratie, welke ook op de Duitsche jeugd. Noch werkver-
duizenden voor straf vrijwaart, was eenschaffing, noch arbeidsdienst kunnen
van de concessies, waarmede het kabinet-1 verhinderen, dat met het aanbreken van
öcmeicher de groote partijen, met name 1 den winter honderdduizenden jonge
nazis en socialisten, had bewogen in een Duitschers met werkloosheid te kampen
parlementaire rustpoos tot midden Ja- hebben.
11UDp g Daarom roepen de Rijkspresident en
j z,uia-Duitsche landen zagen echter de rijksregeering het Duitsche volk met
in deze ryksamnestie een aantasting van w-- - - - - -
De derde Britsch-Indische conferentie
is gesloten. Een bericht daarover in de
„Nw. Rott. Crt." meldt, dat Lord Sankoy
eerst een telegram van den koning voor
las, waarin Z. M. zyn vreugde uitdrukte,
dat het in elk geval gelukt is den band
I tusschen Indië en het moederland te ver
sterken, waarna Sir Samuel Hoare, den
de rechten der bondsstaten, voor welke zij
de uitsluitende bevoegdheid van kwijt
schelding of verkorting van straffen op-
eischten. Daar zij in den Rijksraad 18
stemmen uitbrengen, bleven zij slechts 4
stemmen beneden het aantal, dat noodig
was om de wet, welker aanneming met een
meerderheid van 2/3 moest geschieden, ten
val te brengen. In dat geval zou in het Se
niorenconvent stellig een meererheid tot
onverwijlde bijeenroeping van den Rijks
dag hebben besloten.
Kerstmis tot noodwerk voor de Duitsche
jeugd op.
Het noodwerk zal aan de werklooze
jeugd gelegenheid tot ernstigen arbeid,
overeenkomstig hun beroep bieden en
tevens de mogelijkheid tot andere geeste
lijke en lichamelijke werkzaamheden.
Behalve werk zal aan de jeugdige werk-
loozen eenmaal per dag een warme maal
tijd verstrekt worden.
De gemeenschapszin en de offervaar
digheid van alle kringen der bevolking
moeten hier samenwerken, om de werk-
Het was dus zaak de weifelende S eugd Uctameip en g™esSnk ge-
f"! ™-\zoni levenskrachtig te hoiHdénf 5m
Beieren,. Baden /en Wurte^rf iTI JeTsteiLea kameraadscll!'I'l>el<ik« h"'P
doen. Dit is dr. Bracht, den rijksminister
van binnenlandsche zaken, ook inderdaad
gelukt en daarmee was het laatste strui
kelblok voor den Kerstvrede uit den weg
geruimd en heeft de regeering de rustpoos
gekregen, die zij wenschte
De particuliere instellingen tot hulpver
leening der burgers zullen door het rijk
ondersteund worden.
De rijksregeering belooft aan alle in
stellingen, met name de vereenigingen
van jonge werklooze Duitschers, die zich
komt op een aanmerkelijke verzachting Met^e leiding van dit noodwerk voor
I TtnHcinTln -lAnrfcl I n nBlrntvt *-« i «4- /v
van de verordening tegen de politieke ter
reur met haar beperkingen der vrijheid
en haar uiterst zware straffen tegen poli
tieke vergrijpen. «Jij
De regeei-ing getuigt hiermee van een
optimistischen kijk op de toekomst. Zij
vertrouwt klaarblijkelijk, dat de dagen van
al te feilen partijstrijd voorbij zijn en dat
de vuist, de revolver en de bom in dien
strijd geen argumenten meer zullen zijn.
Dit optimisme wordt lang niet algemeen
gedeeld; zoo zijn er tal van bladen die
vreezen dat de onrustige elementen, die
krachtens de amnestie op vrije voeten zijn
gekomen, binnenkort weer van zich zullen
laten hooren. De bedenkelijke stijging van
het aantal werkloozen in de laatste weken
zal evenmin vreemd zijn aan deze beducht
heid. De regeering is zich ook ten volle
bewust dat er doortastende maatregelen
noodig zijn om zooveel mogelijk werkloo
zen aan den slag te helpen. Ter uitvoering
van het werkverschaffingsprogram, over
welks mérites men overigens van oordeel
kan verschillen, heeft zij aanstonds 1/3 van
de beschikbaar gestelde som, t. w. een half
milliard, uitgetrokken en bovendien be
langrijke bedragen voor steun tijdens den
de Duitsche jeugd is het rijksministerie
van arbeid belast. Dit zal de noodige
maatregelen nemen".
'.AP SNOR, ZUIDSTRAAT 19.
(Let op den gelen winkel).
Frankrijk en het schuldenvraagstuk.
De Fransche minister van buitenlandsche
zaken, Paul Bonoour, heeft de vorige
week, de gebruikelijke bezoeken bij de
vreemde gezanten afgelegd.
By deze gelegenheid heeft hij, volgens:
de „New-York Herald", met den Ameri-1
kaanschen ambassadeur Walter Edge ge
sproken over het schuldenvraagstuk en
hem verzekerd, dat de Fransche regee
ring den oprechten wensch koestert, een
formule te vinden die haar in staat zal
stellen de schuldenkwestie en de zaak van
den op 15 December vervallenden termijn,
nogmaals in de Kamer aan de orde te
stellen. Deze mogelijkheid is voorhanden
omdat de resolutie, die aanleiding werd
tot Herriot's aftreden, geen directe weige
ring van betaling inhield. Sedert het be
langrijke Kamerbesluit, is Paul Boncour's
bezoek aan den Amerikaanschen ambas
sadeur het eerste directe contact tusschen
Frankrijk en Amerika. Doch ook de
„New-York Herald" twijfelt er aan of tus
schen de beide staten overeenstemming
bereikt kan w-orden.
De „Excelsior" meent te weten, dat de
Fransche regeering zeer gaarne het door
Roosevelt voorgestelde onderzoek naar
minister voor Indië, het verslag uitbracht.
De Engelsche regeering zal besluiten aan
de Muselmansche bevolking een derde
deel der zetels toe te staan in de Centrale
Wetgevende Vergadering. Verder wor
den Sind en Orissa als afzonderlijke pro
vincies in de federatie opgenomen. Sir
Samuel drong aan op stichting van een
reservebank om het vertrouwen in de In
dische financiën te schragen en deelde in
verband hiermee mede, dat eenige finan-
cieele vraagstukken nog tot ernstige
moeilijkheden aanleiding bleven geven.
Lord Sankey deed na het rapport van
Sir Samuel nog een dringend beroep op
de Indische vorsten om nu hun beslissing
te nemen nopens hun intrede in de fede
ratie van Indische Staten, waarop spr.
met een woord van dank aan de gedele
geerden de bijeenkomst sloot.
Het neerdrukkende, verlammende ge
voel, dat zich in vele kringen openbaart
als een gevolg der heerschende crisis, is
een uiting van een zienswijze, die nog
vrij algemeen gehuldigd wordt. Deze
zienswijze beschouwt de crisisverschijnse
len als een tijdelijke onderbreking van
wat men daar het „normale" verloop van
het maatschappelijk leven noemt. Hoe
langer de crisis duurt, hoe meer de typi
sche crisismaatregelen in alle landen wor
den uitgebreid, des te ontmoedigender
moet het zijn voor diegenen, die in al deze
maatregelen niets dan een afwijking zien
van hetgeen op economisch gebied als ge
zond en. ontoelaatbaar dient te worden
aangenomen.
De geheele situatie komt echter in een
ander licht te staan, wanneer men zich
niet van te voren op dit standpunt stelt,
en de mogelijkheid aanvaardt, dat deze
crisis een overgang vormt naar een pe
riode van nieuwe verhoudingen, verhou
dingen, die wij nog niet kennen, die zich
nog in het geheel niet duidelijk afteeke-
nen, maar waarvan toch iets te bespeuren
valt in de veranderde geestesgesteldheid
der menschen. In dit geval behoeft men
niet te wanhopen bij iedere nieuwe inter
nationale complicatie, die den terugkeer
naar hetgeen eenmaal was, steeds moei
lijker maakt. Dan kan men hopen en na
gaan, of er in dien stroom van nieuwe
organisaties, van crisismaatregelen, van
pogingen tot autarkie zelfs, iets is, dat als
de kern van ene toekomstige organisatie
der wereld kan worden aanvaard. Al
wordt de nood der door de crisis getrof
fenen dientengevolge niet minder, de
hoop op een betere toekomst kan zich in
dit geval veel beter handhaven.
Iedere dag brengt nieuwe feiten, die
doen zien, dat eenvoudige terugkeer tot
de toestanden van voor eenige jaren een
onmogelijkheid is. Laten we slechts eeni
ge voorbeelden uit ons eigen land aan
halen. We weten, dat men in Engeland
bezig is met oprichting van een eigen
stroocartonindustrie, dat Britsch-Indië
met kracht de oprichting van eigen, mo
dern ingerichte suikerfabrieken ter hand
neemt, dat Japan alle Oostersche mark
ten met zijn textielproducten overstroomt
en zelfs in ons eigen land zijn producten
NU OOK IN COCKTAIL.
LIKEUR,VERMOUTH.
SHERRY OF COGNAC.
CATZ&Zn.VAN PEKELA-GRONINGEN
aanbiedt tegen uiterst lage prijzen. Het
is niet aan te nemen, ja, men kan het zelfs
niet verlangen, dat Japan zijn in-
dustrieele expansie aan banden zal leggen
ten bate zijner concurrennten, die zoo-
als Twente b.v. hun productie in de af-1
geloopen jaren volstrekt niet in mindere
mate hebben uitgebreid. Wanneer de
Britsche boer, met behulp van regeerings-
steun eenmaal zijn varkens zal hebben
gefokt van goede qualiteit, wanneer de
nieuwe suikerfabrieken in Britsch-Indië
eenmaal zullen draaien, hebben wij dit te
aanvaarden als harde feiten, die met geen
klachten en verzuchtingen uit de wereld
zyn te helpen.
Wat we hebben te doen is ons voor te
bereiden op die toekomst; onze tegen
woordige maatregelen moeten het bewijs
leveren, dat wij de situatie overzien en
ons voorbereiden in de gewijzigde om
standigheden een economische rol te spe
len, die zich aan die omstandigheden aan
past.
Toetst men daaraan de maatregelen
van ons land en van Indië, die den laat-1
sten tijd genomen zijn dan moet men on
voldaan bly ven. Dat die maatregelen van
tijdelijken aard zijn en veelal op zichzelf
staan zonder onderling verband is te ver-1
klaren en hindert niet zoozeer. Men moet
toegeven, dat de uitlating van minister
Verschuur, dat hij niet in de toekomst
kan zien, niet origineel is, dat hetzelfde
in allerlei toonaarden door andere mi- j
nisters, door leiders van het zakenleven j
en door economen is verkondigd. Op
grond van die algemeene onwetendheid j
is het dus voorloopig te aanvaarden, dat
men zijn maatregelen tastenderwijs neemt
en ze beperkt, wat de tijdsduur betreft, j
om ze in de toekomst beter aan te passen
si uajqoB tsiufuo tsijseq jopqoe ftw j
•uajjftiq ibz qftpqezpoou uaaS)aq ubb
de tijdelijke duur van al onze maatrege-1
len van steun en bescherming in de ver- j
wachting, dat over eenige jaren afbraak
van dit tijdelijke gebouw mogelijk zal
zijn, zonder dat er iets anders voor in de j
plaats komt. De verwachting, belichaamd j
in dë overeenkomst van Ochy, dat bewuste
economische actie ten doel moet hebben
alle door den nood geschapen maatrege
len eenvoudig op te heffen, en in de toe
komst het bedrijfsleven weer geheel aan
eigen lot over te laten, zooals dat vroe
ger het geval was, tenminste in de vrij
handelslanden, is hiervan een logisch ge
volg.
Bij een rustige beschouwing der feiten
moet ieder tot dë conclusie komen, dat de
industrieele ontwikkeling van vroegere
jaren, ingesteld op steeds groeiende be-
hoeften, waardoor plaats was voor den af-1
zet van verschillende concurrenten naast'
elkaar, zich niet kan herhalen. Men kan
slechts eenmaal een afzetgebied verove-j
ren in een nieuw land. Gaat dat afzetge-|
bied verloren, doordat goedkoopere con
currenten het afnemen of doordat het be
trokken land zelf zich gaat industrialisee-
ren, dan is een zoodanig verlies onher
roepelijk. Het is denkbaar, dat een alge
meene opleving nog eens, voor korten
tijd, een klein deel van de thans verloren
gegane afzetgebieden in het buitenland
zou kunnen terugbrengen. Het is echter
volkomen onzakelijk om op een dergelij
ke keer te speculeeren, temeer omdat de
terugwinning dezer afzetgebieden, zelfs
bij een hernieuwden opbloei, zeer spoedig'
gevolgd zou worden door een verdere ex
pansie der jonge en koloniale industrieele
landen, die dan hun productiecapaciteit
zoozeer zouden uitbreiden, dat zij zelfs in
jaren van welstand in alle behoeften kun
nen voorzien.
Wat ons land vooral, maar ook de ove
rige „oude landen" redding kan brengen
is slechts qualiteitsproductie op alle ge
bied, waarop wij moeten exporteeren. Wij
moeten de massa productie, zooals van ge
woon katoen, aan landen overlaten, die
door lagere loonen en de daar heerschen
de verhoudingen altijd in staat zullen zijn
ons te onderbieden. Wij hebben daarvan
reeds verschillende voorbeelden in ons
land, en de betrokken bedrijven hebben
dan ook, in verhouding, het best aan de
crisis het hoofd kunnen bieden, al spreekt
het vanzelf, dat ook zij niet geheel aan de
gevolgen ervan konden ontkomen. Het
hoogoverbedrijf in IJmuiden, dat gietijzer
van bijzonder hooge qualiteit produceert,
heeft daarvoor afzet weten te vinden, toen
vele hoogovens in de ons omringende lan
den reeds waren gedoofd. In de textiel
branche zijn er vele speciale merkartike
len, die op het oogenblik nog afzet vin
den op de sterk ingekrompen buitenland
sche markten.
Er dient te worden vastgesteld, welk
deel van ons nationale productie-appa
raat in absoluten zin te groot is voor
voorziening in de binnenlandsche be
hoefte, hoe dat productie apparaat even
tueel gewijzigd kan worden, zoodat an
dere goederen worden voorgebracht, die
wel in het binnenland kunnen worden
verbruikt, en ten slotte, wat er dan over
blijft, dat buiten onze grenzen afzet moet
vinden, wil ons land zijn bedreivigheid
op peil houden. Dit geldt zoowel voor
landbouw en industrie. Heeft men ten
slotte deze hoeveelheden bepaald dan is
het zaak om van onze koopkracht ge
bruik te maken, ten einde het buitenland
ertoe te brengen dit objectieve teveel
aan producten van ons economisch leven
af te nemen.
Wij maken de regeering er geen ver
wijt van, dat zij dit gansche stelsel niet
heeft ompgezet. Zij kan dat niet doen zon
der medewerking, ja, zelfs niet zonder het
initiatief van ons bedrijfsleven zelf. En j
dit bedrijfsleven geeft in menig opzicht1
een slecht voorbeeld. Het gaat door zoo
verbruik, terwijl dat deel van landbouw
en industrie, dat voor den uitvoer werkt,
daartegenover zoo veel mogelijk quali-
teitsgoederen zal moeten leveren, die
door hun qualiteit in het buitenland
waardeering vinden, al zal ook daarbij
natuurlijk een lage kostprijs, vooral in
de tegenwoordige verhoudingen, die naar
onze meening van langen duur zijn, even
eens noodzakelijk blijken.
In een dergelijk stelsel van aanpassing
aan gewijzigde verhoudingen in de we
reld kan men spreken van tijdelijke cri
sismaatregelen. Zij zijn -daarin op haar
plaats als overgangsmaatregelen naar
hetgeen wordt opgebouwd, omdat die op
bouw natuurlijk tijd zal kosten. Een der
gelijke onderlingen samenwerking tus
schen de verschillende bedrijfsgroepen
zou het vertrouwen in onze economische
kracht ok dermate versterken, dat de
noodige kapitalen voor reorganisatie eer
der verkregen zouden kunnen worden dan
thans het geval is. Zonder deze systema
tische reorganisatie van ons economische
leven zien wij voor ons land geen uitweg
uit de huidige moeilijkheden.
goed mogelijk op de oude wijze te func-
tioneeren, totdat ineenstorting dreigt en
men om steun in den Haag gaat aanklop- J
pen. De uiteenzettingen van minister
Verschuur over het visscherijbedrijf te
IJmuiden zijn in dit opzicht sterk spre
kend. Misschien dat de economische raad,
die binnenkort zal worden ingesteld, hierin
verbetering zal brengen, en het gansche
bedrijfsleven zal stimuleeren tot betere
samenwerking onderling en tot meer
vruchtbare samenwerking met de regee
ring.
De ideale oplossing zien wij in een or
ganisatie van ons economische leven,
waarbij de voor binnenlandsche behoef
ten werkende bedrijven zich goeddeels
toeleggen op de vervaardiging van zoo
goedkoop mogelijke goederen voor massa
HOE ER „BEZUINIGD" WORDT.
Het »Nieuws« schrijftr
Bij den Landraad te Padang ging een
klerke weg. Zij ging trouwen.
Om hiervoor iemand in de plaats te
krijgen, moest de president een langen
brief schrijven aan het departement van
justitie om de urgentie aan te toonen.
Ofschoon het hier slechts ging om eene
bezoldiging van f 45 's maands, mocht de
president niet zelfstandig een nieuwe
kracht aanstellen 11
Daarop kwam een telegram van het
departement om te vragen of de plaats
onvervuld kon blijven, wanneer een ambte
naar ter beschikking gezonden werd!
Zoo'n ambtenaar t. b. heeft een salaris
van (nominaal) f 400 of meer.
Daar kan men dus 9 of 10 klerken van
betalen I
En er zit reeds zoo'n ambtenaar bij den
Landraad aldaar. Maar er zijn er blijkbaar
zoo véél, dat men gewoon niet weet wóór
men ze laten zal.
In tijden van bezuiniging!
ERNSTIGE AARDVERSCHUIVING IN
DE PREANG.
Tjiandoer. De ernstige aardschuiving
in de dessa Tjibenggala, district Soeka-
nagara, welke een jaar geleden is be
gonnen, heeft thans zulke afmetingen
aangenomen, dat 380 personen de huizen
moeten verlaten. De grond schuift op
naar het dal van de.Tjisokan, boomen
op geregelde tijden, en
neem zoo noodig avonds
een Foiter's Maagpil. D«
ontlasting geschiedt dan
volkomen normaal en
zonder krampen.
Roman van
"UGO BETTAUER.
(Nadruk verboden).
20)
Hilde sprong op en staarde ontzet naar
de binnenkomende menschen.
De agent trad op haar toe.
„Gaat u maar kalm mee naar het
bureaul Nou, hoe zit 't?"
Als een standbeeld met uitgestrekte
armen weerde Hilde hem af. Zij hoorde,
hoe de kellner een vloed van scheld
woorden over haar uitstortte en hoe de
vriend van Ralph steeds weer opnieuw
schreeuwde: „Zoo'n dievegge om m'n
portefeuille te stelen!"
Zij voelde zich door vreemde, ruwe han
den aangepakt, bemerkte als in een
aroom, dat die handen haar mantel be
tastten, welke aan de kapstop hing, tot
ergens iemand riep:
„Hier is de portefeuille al; ze heeft het
ding nog al zorgvuldig verborgen ook!"
Toen kwam er een nevel voor haar
oogen en zij zou gevallen zijn, als de poli
tieman haar niet zijn armen had opgevan
gen. Toen zij weer tot zich zelf kwam, zat
zij in een naar tabak, nood, ellende en
kommer ruikend vertrek en voor haar
Sjpel stond de agentt, een heer in po-
lltieuniform en baron Morolt.
De commissaris wierp haar een mede
lijdenden blik toe en zei streng:
„U is wel weer zoo ver, dat u kunt
spreken. Speelt u nu geen comedie meer,
maar bekent, alles liever eerlijk."
„Wat moet ik bekennen? Wat is er
gebeurd? Om 's hemels wil, laat u mij
toch naar huis, naar m'n moeder gaan!"
De commissaris haalde de schouders
°P*
„Baron, wilt u zoo góed zyn uw ver
klaringen nog eens te herhalen."
De baron schraapte de keel en zei, ter
wijl zijn oogen onder den starren blik van
Hilde onrustig flikkerden:
„Toen ik vanavond om zes uur onge
veer door Karntnerstrasse liep, ont
moette ik deze vrouw, die mij tot op dat
oogenblik onbekend was. Daar zij op het
eerste gezicht een zeer fatsoenlijk, ja,
zelfs respectabelen indruk op mij maakte,
sprak ik haar aan, waarna we gezamen
lijk een eind over den Ring liepen. Op
haar wensch gingen we vervolgens naar
restaurant Hopfner. Hier moet zij er in
geslaagd zijn me van m'n portefeuille,
meer dan een millioen kronen inhouden
de, te berooven. Ik bemerkte den diefstal
reeds spoedig, maar sprak er aanvanke
lijk nauwelijks over om scènes te ver
mijden tot ik een geschikte gelegenheid
vond me even te verwijderen onder het
voorwendsel dat ik moest telefoneeren.
Onmiddellijk heb ik me toen met een po-
litie-agent in verbinding gesteld, die me
direct volgde en haar arresteerde.
Bij deze woorden werd Hilde plotseling
alles duidelijk. Zij was het slachtoffer
geworden van een intens gemeen com
plot. Bijna waanzinnig van angst vloog
ze van haar stoel op en schreeuwde gil
lend den baron in het gezicht:
Leugenaar, schurk, die je bent! Me
neer de commissaris, mijn naam is Hilde
Wehningen, ik woon bij mijn moeder,
een geboren gravin Boos, in Kreuzgasse
en ben steno-typiste op het kantoor van
de firma gebroeders Krause. Een goed
vriend van me stuurde me een brief,
waarin hij mij verzocht om kwart over
zes op den hoek van de Kartnerstrasse
te willen zijn, daar hij me wat belangrijks
te vertellen had. Ik deed dat en werd
daar niet door hem, maar door dien
man daar opgewacht, die zich als vriend
van den betrokken persoon voorstelde,
en my, namens dezen, verzocht met hem
mee naar Hopfner te gaan, waar mijn
vriend ook spoedig zou komen. Wat
daarna gebeurd is, weet ik niet en ik
weet ook niet hoe die portefeuille in mijn
bezit is gekomen. Maar één ding weet ik
wel, meneer de commisasris, hier is een
om mij onbekende redenen geraffineed
complot gesmeed, dat ten doel heeft mij
in een val te lokken."
„Allemaal praatje," glimlachte de ba
ron. „Als dat waar is, laat ze dan den
naam en het adres van haar vriend eens
opgeven 1"
De commissaris knikt. Hilda echter
schrok zichtbaar.
.Het drong tot haar door, dat ze het
adres in 't geheel niet kende. Het eenige
wat zij wist, was, dat hij haar eens ver
teld had in de Lotharingerstrasse te
wonen.
De commissaris maakte van haar zeer
onwaarschijnlijk lijkende verklaringen
proces-verbaal op. Ook den brief kon ze
niet laten zien, daar die zich niet meer
in haar taschje bevond.
„Voorloopig zullen we u in bewaring
moeten stellen. Ik zal Lntusschen een
rechercheur naar de Lotheringerstrasse
zenden 0111 naar het door u opgegeven
adres van Patrick Ralph te zoeken. Het
overige zal dan wel gauw genoeg aan
het licht komen."
Een agent nam Hilda, die weer een
onmacht nabij was, bij den arm en voerde
haar weg, terwijl baron Morolt nog
eenige woorden met den comissaris wis
selde.
„Heb ik verder nog wat met de zaak te
maken, meneer de commissaris? Die
heele geschiedenis is me wat pijnlijk."
De commisaris lachte.
„Wij zullen wel discreet te werk gaan,
baron. Voor alle zekerheid moet ik wel
om uw adres vragen, maar daar die
vrouw in zekeren zin en flagrant délit
betrapt werd, is het wel zoo goed als ze
ker, dat uw persoon geheel op den ach
tergrond kan blijven."
De baron gaf nu zijn visitekaartje en
noemde als adres een pension in Hiet-
zing, waarna hij kon gaan.
Gevangen.
Hilda wachtte in een afgesloten ver
trek van het politiebureau in gezelschap
van eenige vrouwen. Zij beantwoordde de
nieuwsgierige, spottende en ook wel
medelijdende vragen niet, maar zat zwij
gend op een kruk, het gelaat met de han
den bedekt en pijnigde haar hersenen
met de kwellende vraag, wat toch wel de
aanleiding mocht zijn tot die walgelijke
beschuldiging, welke slechts ten doel had
haar van haar vrijheid te berooven.
Wie was toch die baron Morolt? Hoe
wist hij, dat Ralph haar had geschreven?
En voor alles: waarom was Ralph niet
gekomen?
Plotseling drong het schier visonair
tot haar door: die brief was heelemaal
niet van Ralph; men had slechts zijn
schrift nagebootst! Zij had immers direct
bemerkt, dat hij anders schreef dan ge
woonlijk! En nu werd haar alles duide
lijk: Iemand had haar door dien ver-
valschten brief in een val gelokt, welke
was opgesteld met het doel haar ten
gronde te richten. Maar wie en waarom?
Zij had geen vijanden en kende ook nie
mand, van wien ze ook maar kon vermoe
den, dat hij haar kwaad zou willen doen.
Neen het moest iemand uit de kringen
van Ralph zijn. Maar wie? Ook hij had
slechts eenige vluchtige kennissen, be
halve de acteurs, Korn en Kriegel, die
beiden zeer hoog in zijn achting stonden.
Een agent trad binnen, die Hilda ge
bood hem naar den commissaris te vol
gen. Nauwelijks was zij voorgeleid, of
deze bulderde haar met een woedend ge
zicht toe:
„Alles wat ti daar verteld hebt, is na
tuurlijk gelogen. In Weenen heeft zich
geen Patrick Ralph aangemeld en de
rechercheur, die in de Lotharingerstrasse
huis na huis heeft afgezocht, deelt mee,
dat daar niemand van dien naam, zelfs
niet van iets, wat er op lijkt, bekend is.
We zullen u voorloopig maar in het
huis van bewaring op de Elisabethpro-
menade laten overbrengen en dan zul
len we morgen wel eens verder zien."
Hilda liet zich hevig schreiend op de
knieën vallen en smeekte:
„Meneer de commissaris, laat u mij
toch naar huis gaan! Ik zweer u, dat ik
onschuldig ben, ik weet van niets. Ik ben
het slachtoffer van een complot."
De commissaris beet zich op de lippen.
Merkwaardig, hoe wanhopig dat arme
kind is. En hoe onschuldig en netjes het
er uit ziet! Maar de schijn bedriegt. Wie
weet, een offer van dezen erbarmelijken
tijd. Maar hij kon niet anders doen dan
zijn plicht.
„Nou, nou, kalm aan maar. Voorloopig
zal u niets gebeuren. Misschien wordt u
morgen reeds op vrije voeten gesteld.
Maar daar heeft de rechter-commissaria
over te beslissen, die nu verder de zaak
zal behandelen. Overigens u bent nog
jong en nog voor verbetering vatbaar
misschien vfras dit uw eerste misstap
morgen zullen we meer weten
Hilda snikte, wrong de handen en riep
vertwijfeld:
„Laat u mij toch naar m'n moeder
gaan! Zij is ziek en zwak en zal zich
doodelijk ongerust maken als ik niet
thuis kom."
„Als u dat verkiest, zal ik uw moeder
vanavond nog met een en ander op de
hoogte laten brengen...."
„Nee, nee, om 's-hemelswil dat nietl
Mijn moeder zo* de schande niet over
leven!"
(Wordt vervolgd.)