ELIXER fCHï DE STRIJD OM WEENEN. NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA BuitenSandsch overzicht. sttaiMï «ttEE siïx js IS ALTIJD GOEDKOOPER OOK VOOR OAMES-CONFECTIE TERUG OF VOORUIT? Oost-Indië. No. 72T5. EERSTE BLAD DINSDAG 27 DECEMBER 1932 60ste JAARGANG Politieke rust in Duitschland. - Een noodvverk voor de Duitsche jeugd, het schuldenvraagstuk. - De derde conferentie gesloten. Wij Breien en repareeren alle soorten wollen Kleeding, Kousen en Sokken, lok de allerfijnste). FEUILLETON RANT Abonnement per 3 maanden by vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65binnen- and 2. Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2:i0, idem per r" ™ri*t/anden f 3-20 Losse nos' 4ct.; fr.p.p. 6ct. Zondagsblad .50 0. i0, f 0.70,f 1.—. Modeblad resp. 1.20, f 1.50, f 1.50, f 1.70. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIÊN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra) Bewijsno. 4 ct. de schuldenkwestie en de onderhandelin gen langs diplomatieken weg zal aanvaar den, wanneer dit onderzoek en deze on- kerstoproeD tot der'ian<*ehngen niet afhankelijk worden t- gemaakt van de betaling van den Decem- Frankrijk en ber-termijn. In verband hiermede uit ook Britsch-Indisrhp de "Excelsior" de vrees, dat Engeland speciale gunstige voorwaarden toegestaan zullen worden. Politieke rust in Duitschland. De winter aan misdeelden. Aan initiatief ont- laatste heeft Duitschland tegen j breekt het haar dus waarlijk niet; of zij er Kerstmis steeds een politieke crisis gehad. bij het volk de waardeering voor zal vin- rmn -was di* nog- zooals Inen den waarop zij hoopt, moet de tijd leeren. zich wellicht herinnert, het geval. Dit jaar is men er echter zonder crisis doorheen- al heeft het nog wel gespannen. i\ y„le?,eiL grover in de Nw. Rott. Ct.: Een oproep tot noodwerk voor de Duit- .ue zmia-Diutsclie staten, Beieren voor- sche jeugd. Rijkspresident von Hinden- aan, verzetten zich in den Rijksraad tegen burg en de rijkskanselier, generaal von e amnestie-wet, bedoeld als Kerstge- Schleicher, hebben, namens de rijksre- sonenk voor hen, die wegens politieke of geering, Zaterdag het volgende comrnu- uit oecononusohen nood begane misdirjj- niqué gepubliceerd: vendoor de buitengewone rechtbanken! „De nood der werkloosheid drukt zwaar waren veroordeeld. Deze gratie, welke ook op de Duitsche jeugd. Noch werkver- duizenden voor straf vrijwaart, was eenschaffing, noch arbeidsdienst kunnen van de concessies, waarmede het kabinet-1 verhinderen, dat met het aanbreken van öcmeicher de groote partijen, met name 1 den winter honderdduizenden jonge nazis en socialisten, had bewogen in een Duitschers met werkloosheid te kampen parlementaire rustpoos tot midden Ja- hebben. 11UDp g Daarom roepen de Rijkspresident en j z,uia-Duitsche landen zagen echter de rijksregeering het Duitsche volk met in deze ryksamnestie een aantasting van w-- - - - - - De derde Britsch-Indische conferentie is gesloten. Een bericht daarover in de „Nw. Rott. Crt." meldt, dat Lord Sankoy eerst een telegram van den koning voor las, waarin Z. M. zyn vreugde uitdrukte, dat het in elk geval gelukt is den band I tusschen Indië en het moederland te ver sterken, waarna Sir Samuel Hoare, den de rechten der bondsstaten, voor welke zij de uitsluitende bevoegdheid van kwijt schelding of verkorting van straffen op- eischten. Daar zij in den Rijksraad 18 stemmen uitbrengen, bleven zij slechts 4 stemmen beneden het aantal, dat noodig was om de wet, welker aanneming met een meerderheid van 2/3 moest geschieden, ten val te brengen. In dat geval zou in het Se niorenconvent stellig een meererheid tot onverwijlde bijeenroeping van den Rijks dag hebben besloten. Kerstmis tot noodwerk voor de Duitsche jeugd op. Het noodwerk zal aan de werklooze jeugd gelegenheid tot ernstigen arbeid, overeenkomstig hun beroep bieden en tevens de mogelijkheid tot andere geeste lijke en lichamelijke werkzaamheden. Behalve werk zal aan de jeugdige werk- loozen eenmaal per dag een warme maal tijd verstrekt worden. De gemeenschapszin en de offervaar digheid van alle kringen der bevolking moeten hier samenwerken, om de werk- Het was dus zaak de weifelende S eugd Uctameip en g™esSnk ge- f"! ™-\zoni levenskrachtig te hoiHdénf 5m Beieren,. Baden /en Wurte^rf iTI JeTsteiLea kameraadscll!'I'l>el<ik« h"'P doen. Dit is dr. Bracht, den rijksminister van binnenlandsche zaken, ook inderdaad gelukt en daarmee was het laatste strui kelblok voor den Kerstvrede uit den weg geruimd en heeft de regeering de rustpoos gekregen, die zij wenschte De particuliere instellingen tot hulpver leening der burgers zullen door het rijk ondersteund worden. De rijksregeering belooft aan alle in stellingen, met name de vereenigingen van jonge werklooze Duitschers, die zich komt op een aanmerkelijke verzachting Met^e leiding van dit noodwerk voor I TtnHcinTln -lAnrfcl I n nBlrntvt *-« i «4- /v van de verordening tegen de politieke ter reur met haar beperkingen der vrijheid en haar uiterst zware straffen tegen poli tieke vergrijpen. «Jij De regeei-ing getuigt hiermee van een optimistischen kijk op de toekomst. Zij vertrouwt klaarblijkelijk, dat de dagen van al te feilen partijstrijd voorbij zijn en dat de vuist, de revolver en de bom in dien strijd geen argumenten meer zullen zijn. Dit optimisme wordt lang niet algemeen gedeeld; zoo zijn er tal van bladen die vreezen dat de onrustige elementen, die krachtens de amnestie op vrije voeten zijn gekomen, binnenkort weer van zich zullen laten hooren. De bedenkelijke stijging van het aantal werkloozen in de laatste weken zal evenmin vreemd zijn aan deze beducht heid. De regeering is zich ook ten volle bewust dat er doortastende maatregelen noodig zijn om zooveel mogelijk werkloo zen aan den slag te helpen. Ter uitvoering van het werkverschaffingsprogram, over welks mérites men overigens van oordeel kan verschillen, heeft zij aanstonds 1/3 van de beschikbaar gestelde som, t. w. een half milliard, uitgetrokken en bovendien be langrijke bedragen voor steun tijdens den de Duitsche jeugd is het rijksministerie van arbeid belast. Dit zal de noodige maatregelen nemen". '.AP SNOR, ZUIDSTRAAT 19. (Let op den gelen winkel). Frankrijk en het schuldenvraagstuk. De Fransche minister van buitenlandsche zaken, Paul Bonoour, heeft de vorige week, de gebruikelijke bezoeken bij de vreemde gezanten afgelegd. By deze gelegenheid heeft hij, volgens: de „New-York Herald", met den Ameri-1 kaanschen ambassadeur Walter Edge ge sproken over het schuldenvraagstuk en hem verzekerd, dat de Fransche regee ring den oprechten wensch koestert, een formule te vinden die haar in staat zal stellen de schuldenkwestie en de zaak van den op 15 December vervallenden termijn, nogmaals in de Kamer aan de orde te stellen. Deze mogelijkheid is voorhanden omdat de resolutie, die aanleiding werd tot Herriot's aftreden, geen directe weige ring van betaling inhield. Sedert het be langrijke Kamerbesluit, is Paul Boncour's bezoek aan den Amerikaanschen ambas sadeur het eerste directe contact tusschen Frankrijk en Amerika. Doch ook de „New-York Herald" twijfelt er aan of tus schen de beide staten overeenstemming bereikt kan w-orden. De „Excelsior" meent te weten, dat de Fransche regeering zeer gaarne het door Roosevelt voorgestelde onderzoek naar minister voor Indië, het verslag uitbracht. De Engelsche regeering zal besluiten aan de Muselmansche bevolking een derde deel der zetels toe te staan in de Centrale Wetgevende Vergadering. Verder wor den Sind en Orissa als afzonderlijke pro vincies in de federatie opgenomen. Sir Samuel drong aan op stichting van een reservebank om het vertrouwen in de In dische financiën te schragen en deelde in verband hiermee mede, dat eenige finan- cieele vraagstukken nog tot ernstige moeilijkheden aanleiding bleven geven. Lord Sankey deed na het rapport van Sir Samuel nog een dringend beroep op de Indische vorsten om nu hun beslissing te nemen nopens hun intrede in de fede ratie van Indische Staten, waarop spr. met een woord van dank aan de gedele geerden de bijeenkomst sloot. Het neerdrukkende, verlammende ge voel, dat zich in vele kringen openbaart als een gevolg der heerschende crisis, is een uiting van een zienswijze, die nog vrij algemeen gehuldigd wordt. Deze zienswijze beschouwt de crisisverschijnse len als een tijdelijke onderbreking van wat men daar het „normale" verloop van het maatschappelijk leven noemt. Hoe langer de crisis duurt, hoe meer de typi sche crisismaatregelen in alle landen wor den uitgebreid, des te ontmoedigender moet het zijn voor diegenen, die in al deze maatregelen niets dan een afwijking zien van hetgeen op economisch gebied als ge zond en. ontoelaatbaar dient te worden aangenomen. De geheele situatie komt echter in een ander licht te staan, wanneer men zich niet van te voren op dit standpunt stelt, en de mogelijkheid aanvaardt, dat deze crisis een overgang vormt naar een pe riode van nieuwe verhoudingen, verhou dingen, die wij nog niet kennen, die zich nog in het geheel niet duidelijk afteeke- nen, maar waarvan toch iets te bespeuren valt in de veranderde geestesgesteldheid der menschen. In dit geval behoeft men niet te wanhopen bij iedere nieuwe inter nationale complicatie, die den terugkeer naar hetgeen eenmaal was, steeds moei lijker maakt. Dan kan men hopen en na gaan, of er in dien stroom van nieuwe organisaties, van crisismaatregelen, van pogingen tot autarkie zelfs, iets is, dat als de kern van ene toekomstige organisatie der wereld kan worden aanvaard. Al wordt de nood der door de crisis getrof fenen dientengevolge niet minder, de hoop op een betere toekomst kan zich in dit geval veel beter handhaven. Iedere dag brengt nieuwe feiten, die doen zien, dat eenvoudige terugkeer tot de toestanden van voor eenige jaren een onmogelijkheid is. Laten we slechts eeni ge voorbeelden uit ons eigen land aan halen. We weten, dat men in Engeland bezig is met oprichting van een eigen stroocartonindustrie, dat Britsch-Indië met kracht de oprichting van eigen, mo dern ingerichte suikerfabrieken ter hand neemt, dat Japan alle Oostersche mark ten met zijn textielproducten overstroomt en zelfs in ons eigen land zijn producten NU OOK IN COCKTAIL. LIKEUR,VERMOUTH. SHERRY OF COGNAC. CATZ&Zn.VAN PEKELA-GRONINGEN aanbiedt tegen uiterst lage prijzen. Het is niet aan te nemen, ja, men kan het zelfs niet verlangen, dat Japan zijn in- dustrieele expansie aan banden zal leggen ten bate zijner concurrennten, die zoo- als Twente b.v. hun productie in de af-1 geloopen jaren volstrekt niet in mindere mate hebben uitgebreid. Wanneer de Britsche boer, met behulp van regeerings- steun eenmaal zijn varkens zal hebben gefokt van goede qualiteit, wanneer de nieuwe suikerfabrieken in Britsch-Indië eenmaal zullen draaien, hebben wij dit te aanvaarden als harde feiten, die met geen klachten en verzuchtingen uit de wereld zyn te helpen. Wat we hebben te doen is ons voor te bereiden op die toekomst; onze tegen woordige maatregelen moeten het bewijs leveren, dat wij de situatie overzien en ons voorbereiden in de gewijzigde om standigheden een economische rol te spe len, die zich aan die omstandigheden aan past. Toetst men daaraan de maatregelen van ons land en van Indië, die den laat-1 sten tijd genomen zijn dan moet men on voldaan bly ven. Dat die maatregelen van tijdelijken aard zijn en veelal op zichzelf staan zonder onderling verband is te ver-1 klaren en hindert niet zoozeer. Men moet toegeven, dat de uitlating van minister Verschuur, dat hij niet in de toekomst kan zien, niet origineel is, dat hetzelfde in allerlei toonaarden door andere mi- j nisters, door leiders van het zakenleven j en door economen is verkondigd. Op grond van die algemeene onwetendheid j is het dus voorloopig te aanvaarden, dat men zijn maatregelen tastenderwijs neemt en ze beperkt, wat de tijdsduur betreft, j om ze in de toekomst beter aan te passen si uajqoB tsiufuo tsijseq jopqoe ftw j •uajjftiq ibz qftpqezpoou uaaS)aq ubb de tijdelijke duur van al onze maatrege-1 len van steun en bescherming in de ver- j wachting, dat over eenige jaren afbraak van dit tijdelijke gebouw mogelijk zal zijn, zonder dat er iets anders voor in de j plaats komt. De verwachting, belichaamd j in dë overeenkomst van Ochy, dat bewuste economische actie ten doel moet hebben alle door den nood geschapen maatrege len eenvoudig op te heffen, en in de toe komst het bedrijfsleven weer geheel aan eigen lot over te laten, zooals dat vroe ger het geval was, tenminste in de vrij handelslanden, is hiervan een logisch ge volg. Bij een rustige beschouwing der feiten moet ieder tot dë conclusie komen, dat de industrieele ontwikkeling van vroegere jaren, ingesteld op steeds groeiende be- hoeften, waardoor plaats was voor den af-1 zet van verschillende concurrenten naast' elkaar, zich niet kan herhalen. Men kan slechts eenmaal een afzetgebied verove-j ren in een nieuw land. Gaat dat afzetge-| bied verloren, doordat goedkoopere con currenten het afnemen of doordat het be trokken land zelf zich gaat industrialisee- ren, dan is een zoodanig verlies onher roepelijk. Het is denkbaar, dat een alge meene opleving nog eens, voor korten tijd, een klein deel van de thans verloren gegane afzetgebieden in het buitenland zou kunnen terugbrengen. Het is echter volkomen onzakelijk om op een dergelij ke keer te speculeeren, temeer omdat de terugwinning dezer afzetgebieden, zelfs bij een hernieuwden opbloei, zeer spoedig' gevolgd zou worden door een verdere ex pansie der jonge en koloniale industrieele landen, die dan hun productiecapaciteit zoozeer zouden uitbreiden, dat zij zelfs in jaren van welstand in alle behoeften kun nen voorzien. Wat ons land vooral, maar ook de ove rige „oude landen" redding kan brengen is slechts qualiteitsproductie op alle ge bied, waarop wij moeten exporteeren. Wij moeten de massa productie, zooals van ge woon katoen, aan landen overlaten, die door lagere loonen en de daar heerschen de verhoudingen altijd in staat zullen zijn ons te onderbieden. Wij hebben daarvan reeds verschillende voorbeelden in ons land, en de betrokken bedrijven hebben dan ook, in verhouding, het best aan de crisis het hoofd kunnen bieden, al spreekt het vanzelf, dat ook zij niet geheel aan de gevolgen ervan konden ontkomen. Het hoogoverbedrijf in IJmuiden, dat gietijzer van bijzonder hooge qualiteit produceert, heeft daarvoor afzet weten te vinden, toen vele hoogovens in de ons omringende lan den reeds waren gedoofd. In de textiel branche zijn er vele speciale merkartike len, die op het oogenblik nog afzet vin den op de sterk ingekrompen buitenland sche markten. Er dient te worden vastgesteld, welk deel van ons nationale productie-appa raat in absoluten zin te groot is voor voorziening in de binnenlandsche be hoefte, hoe dat productie apparaat even tueel gewijzigd kan worden, zoodat an dere goederen worden voorgebracht, die wel in het binnenland kunnen worden verbruikt, en ten slotte, wat er dan over blijft, dat buiten onze grenzen afzet moet vinden, wil ons land zijn bedreivigheid op peil houden. Dit geldt zoowel voor landbouw en industrie. Heeft men ten slotte deze hoeveelheden bepaald dan is het zaak om van onze koopkracht ge bruik te maken, ten einde het buitenland ertoe te brengen dit objectieve teveel aan producten van ons economisch leven af te nemen. Wij maken de regeering er geen ver wijt van, dat zij dit gansche stelsel niet heeft ompgezet. Zij kan dat niet doen zon der medewerking, ja, zelfs niet zonder het initiatief van ons bedrijfsleven zelf. En j dit bedrijfsleven geeft in menig opzicht1 een slecht voorbeeld. Het gaat door zoo verbruik, terwijl dat deel van landbouw en industrie, dat voor den uitvoer werkt, daartegenover zoo veel mogelijk quali- teitsgoederen zal moeten leveren, die door hun qualiteit in het buitenland waardeering vinden, al zal ook daarbij natuurlijk een lage kostprijs, vooral in de tegenwoordige verhoudingen, die naar onze meening van langen duur zijn, even eens noodzakelijk blijken. In een dergelijk stelsel van aanpassing aan gewijzigde verhoudingen in de we reld kan men spreken van tijdelijke cri sismaatregelen. Zij zijn -daarin op haar plaats als overgangsmaatregelen naar hetgeen wordt opgebouwd, omdat die op bouw natuurlijk tijd zal kosten. Een der gelijke onderlingen samenwerking tus schen de verschillende bedrijfsgroepen zou het vertrouwen in onze economische kracht ok dermate versterken, dat de noodige kapitalen voor reorganisatie eer der verkregen zouden kunnen worden dan thans het geval is. Zonder deze systema tische reorganisatie van ons economische leven zien wij voor ons land geen uitweg uit de huidige moeilijkheden. goed mogelijk op de oude wijze te func- tioneeren, totdat ineenstorting dreigt en men om steun in den Haag gaat aanklop- J pen. De uiteenzettingen van minister Verschuur over het visscherijbedrijf te IJmuiden zijn in dit opzicht sterk spre kend. Misschien dat de economische raad, die binnenkort zal worden ingesteld, hierin verbetering zal brengen, en het gansche bedrijfsleven zal stimuleeren tot betere samenwerking onderling en tot meer vruchtbare samenwerking met de regee ring. De ideale oplossing zien wij in een or ganisatie van ons economische leven, waarbij de voor binnenlandsche behoef ten werkende bedrijven zich goeddeels toeleggen op de vervaardiging van zoo goedkoop mogelijke goederen voor massa HOE ER „BEZUINIGD" WORDT. Het »Nieuws« schrijftr Bij den Landraad te Padang ging een klerke weg. Zij ging trouwen. Om hiervoor iemand in de plaats te krijgen, moest de president een langen brief schrijven aan het departement van justitie om de urgentie aan te toonen. Ofschoon het hier slechts ging om eene bezoldiging van f 45 's maands, mocht de president niet zelfstandig een nieuwe kracht aanstellen 11 Daarop kwam een telegram van het departement om te vragen of de plaats onvervuld kon blijven, wanneer een ambte naar ter beschikking gezonden werd! Zoo'n ambtenaar t. b. heeft een salaris van (nominaal) f 400 of meer. Daar kan men dus 9 of 10 klerken van betalen I En er zit reeds zoo'n ambtenaar bij den Landraad aldaar. Maar er zijn er blijkbaar zoo véél, dat men gewoon niet weet wóór men ze laten zal. In tijden van bezuiniging! ERNSTIGE AARDVERSCHUIVING IN DE PREANG. Tjiandoer. De ernstige aardschuiving in de dessa Tjibenggala, district Soeka- nagara, welke een jaar geleden is be gonnen, heeft thans zulke afmetingen aangenomen, dat 380 personen de huizen moeten verlaten. De grond schuift op naar het dal van de.Tjisokan, boomen op geregelde tijden, en neem zoo noodig avonds een Foiter's Maagpil. D« ontlasting geschiedt dan volkomen normaal en zonder krampen. Roman van "UGO BETTAUER. (Nadruk verboden). 20) Hilde sprong op en staarde ontzet naar de binnenkomende menschen. De agent trad op haar toe. „Gaat u maar kalm mee naar het bureaul Nou, hoe zit 't?" Als een standbeeld met uitgestrekte armen weerde Hilde hem af. Zij hoorde, hoe de kellner een vloed van scheld woorden over haar uitstortte en hoe de vriend van Ralph steeds weer opnieuw schreeuwde: „Zoo'n dievegge om m'n portefeuille te stelen!" Zij voelde zich door vreemde, ruwe han den aangepakt, bemerkte als in een aroom, dat die handen haar mantel be tastten, welke aan de kapstop hing, tot ergens iemand riep: „Hier is de portefeuille al; ze heeft het ding nog al zorgvuldig verborgen ook!" Toen kwam er een nevel voor haar oogen en zij zou gevallen zijn, als de poli tieman haar niet zijn armen had opgevan gen. Toen zij weer tot zich zelf kwam, zat zij in een naar tabak, nood, ellende en kommer ruikend vertrek en voor haar Sjpel stond de agentt, een heer in po- lltieuniform en baron Morolt. De commissaris wierp haar een mede lijdenden blik toe en zei streng: „U is wel weer zoo ver, dat u kunt spreken. Speelt u nu geen comedie meer, maar bekent, alles liever eerlijk." „Wat moet ik bekennen? Wat is er gebeurd? Om 's hemels wil, laat u mij toch naar huis, naar m'n moeder gaan!" De commissaris haalde de schouders °P* „Baron, wilt u zoo góed zyn uw ver klaringen nog eens te herhalen." De baron schraapte de keel en zei, ter wijl zijn oogen onder den starren blik van Hilde onrustig flikkerden: „Toen ik vanavond om zes uur onge veer door Karntnerstrasse liep, ont moette ik deze vrouw, die mij tot op dat oogenblik onbekend was. Daar zij op het eerste gezicht een zeer fatsoenlijk, ja, zelfs respectabelen indruk op mij maakte, sprak ik haar aan, waarna we gezamen lijk een eind over den Ring liepen. Op haar wensch gingen we vervolgens naar restaurant Hopfner. Hier moet zij er in geslaagd zijn me van m'n portefeuille, meer dan een millioen kronen inhouden de, te berooven. Ik bemerkte den diefstal reeds spoedig, maar sprak er aanvanke lijk nauwelijks over om scènes te ver mijden tot ik een geschikte gelegenheid vond me even te verwijderen onder het voorwendsel dat ik moest telefoneeren. Onmiddellijk heb ik me toen met een po- litie-agent in verbinding gesteld, die me direct volgde en haar arresteerde. Bij deze woorden werd Hilde plotseling alles duidelijk. Zij was het slachtoffer geworden van een intens gemeen com plot. Bijna waanzinnig van angst vloog ze van haar stoel op en schreeuwde gil lend den baron in het gezicht: Leugenaar, schurk, die je bent! Me neer de commissaris, mijn naam is Hilde Wehningen, ik woon bij mijn moeder, een geboren gravin Boos, in Kreuzgasse en ben steno-typiste op het kantoor van de firma gebroeders Krause. Een goed vriend van me stuurde me een brief, waarin hij mij verzocht om kwart over zes op den hoek van de Kartnerstrasse te willen zijn, daar hij me wat belangrijks te vertellen had. Ik deed dat en werd daar niet door hem, maar door dien man daar opgewacht, die zich als vriend van den betrokken persoon voorstelde, en my, namens dezen, verzocht met hem mee naar Hopfner te gaan, waar mijn vriend ook spoedig zou komen. Wat daarna gebeurd is, weet ik niet en ik weet ook niet hoe die portefeuille in mijn bezit is gekomen. Maar één ding weet ik wel, meneer de commisasris, hier is een om mij onbekende redenen geraffineed complot gesmeed, dat ten doel heeft mij in een val te lokken." „Allemaal praatje," glimlachte de ba ron. „Als dat waar is, laat ze dan den naam en het adres van haar vriend eens opgeven 1" De commissaris knikt. Hilda echter schrok zichtbaar. .Het drong tot haar door, dat ze het adres in 't geheel niet kende. Het eenige wat zij wist, was, dat hij haar eens ver teld had in de Lotharingerstrasse te wonen. De commissaris maakte van haar zeer onwaarschijnlijk lijkende verklaringen proces-verbaal op. Ook den brief kon ze niet laten zien, daar die zich niet meer in haar taschje bevond. „Voorloopig zullen we u in bewaring moeten stellen. Ik zal Lntusschen een rechercheur naar de Lotheringerstrasse zenden 0111 naar het door u opgegeven adres van Patrick Ralph te zoeken. Het overige zal dan wel gauw genoeg aan het licht komen." Een agent nam Hilda, die weer een onmacht nabij was, bij den arm en voerde haar weg, terwijl baron Morolt nog eenige woorden met den comissaris wis selde. „Heb ik verder nog wat met de zaak te maken, meneer de commissaris? Die heele geschiedenis is me wat pijnlijk." De commisaris lachte. „Wij zullen wel discreet te werk gaan, baron. Voor alle zekerheid moet ik wel om uw adres vragen, maar daar die vrouw in zekeren zin en flagrant délit betrapt werd, is het wel zoo goed als ze ker, dat uw persoon geheel op den ach tergrond kan blijven." De baron gaf nu zijn visitekaartje en noemde als adres een pension in Hiet- zing, waarna hij kon gaan. Gevangen. Hilda wachtte in een afgesloten ver trek van het politiebureau in gezelschap van eenige vrouwen. Zij beantwoordde de nieuwsgierige, spottende en ook wel medelijdende vragen niet, maar zat zwij gend op een kruk, het gelaat met de han den bedekt en pijnigde haar hersenen met de kwellende vraag, wat toch wel de aanleiding mocht zijn tot die walgelijke beschuldiging, welke slechts ten doel had haar van haar vrijheid te berooven. Wie was toch die baron Morolt? Hoe wist hij, dat Ralph haar had geschreven? En voor alles: waarom was Ralph niet gekomen? Plotseling drong het schier visonair tot haar door: die brief was heelemaal niet van Ralph; men had slechts zijn schrift nagebootst! Zij had immers direct bemerkt, dat hij anders schreef dan ge woonlijk! En nu werd haar alles duide lijk: Iemand had haar door dien ver- valschten brief in een val gelokt, welke was opgesteld met het doel haar ten gronde te richten. Maar wie en waarom? Zij had geen vijanden en kende ook nie mand, van wien ze ook maar kon vermoe den, dat hij haar kwaad zou willen doen. Neen het moest iemand uit de kringen van Ralph zijn. Maar wie? Ook hij had slechts eenige vluchtige kennissen, be halve de acteurs, Korn en Kriegel, die beiden zeer hoog in zijn achting stonden. Een agent trad binnen, die Hilda ge bood hem naar den commissaris te vol gen. Nauwelijks was zij voorgeleid, of deze bulderde haar met een woedend ge zicht toe: „Alles wat ti daar verteld hebt, is na tuurlijk gelogen. In Weenen heeft zich geen Patrick Ralph aangemeld en de rechercheur, die in de Lotharingerstrasse huis na huis heeft afgezocht, deelt mee, dat daar niemand van dien naam, zelfs niet van iets, wat er op lijkt, bekend is. We zullen u voorloopig maar in het huis van bewaring op de Elisabethpro- menade laten overbrengen en dan zul len we morgen wel eens verder zien." Hilda liet zich hevig schreiend op de knieën vallen en smeekte: „Meneer de commissaris, laat u mij toch naar huis gaan! Ik zweer u, dat ik onschuldig ben, ik weet van niets. Ik ben het slachtoffer van een complot." De commissaris beet zich op de lippen. Merkwaardig, hoe wanhopig dat arme kind is. En hoe onschuldig en netjes het er uit ziet! Maar de schijn bedriegt. Wie weet, een offer van dezen erbarmelijken tijd. Maar hij kon niet anders doen dan zijn plicht. „Nou, nou, kalm aan maar. Voorloopig zal u niets gebeuren. Misschien wordt u morgen reeds op vrije voeten gesteld. Maar daar heeft de rechter-commissaria over te beslissen, die nu verder de zaak zal behandelen. Overigens u bent nog jong en nog voor verbetering vatbaar misschien vfras dit uw eerste misstap morgen zullen we meer weten Hilda snikte, wrong de handen en riep vertwijfeld: „Laat u mij toch naar m'n moeder gaan! Zij is ziek en zwak en zal zich doodelijk ongerust maken als ik niet thuis kom." „Als u dat verkiest, zal ik uw moeder vanavond nog met een en ander op de hoogte laten brengen...." „Nee, nee, om 's-hemelswil dat nietl Mijn moeder zo* de schande niet over leven!" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 1