GESPRONGEN HANDEN en LIPPEN KLOOSTERBALSEM JUL HELDERSCHE COURANT VAN ZATERDAG 31 DECEMBER 1032. Korte berijming van de voornaamste gebeurtenissen in 1932 TE HOOG! ELK JAAR OPNIEUW HAD ZIJ Dank zij den KLOOSTERBALSEM heeft zij die nu nooit meer! zeker zijn geweest. Herriot, die na het succes der radicalen bij de verkiezingen Tardieu is opgevolgd, is ietwat verzoeningsgezinder dan zijn voorganger en minder chauvinistisch en zet min of meer de politieke lijn van den in het begin van dit jaar gestorven Briand voort. Hij is afgetreden wegens verschil met de Kamer over de betaling aan Amerika. Een nieuwe regeering werd samengesteld door Paul Boncour. welke regeering genoemd wordt de regeering Herriot, zonder Herriot. Een lange levensduur wordt deze dan ook niet voorspeld. Door zijn bezoek aan Spanje, waar de republikeinsche regeering een monar chistische samenzwering te onderdrukken had. trachtte de afgetreden Fransche minister president, Herriot, de verhouding tusschen de twee republieken hartelijker te maken. Veel succes schijnt hij daa. ae niet ge^ad te heb ben. Ook met Italië bleef de verhouding eenigszins gespannen. Tusschen Italië en Zuid-Slavië waren de be trekkingen nog altijd koel. Daarentegen toon den die tusschen Frankrijk en Tekst van Jan Mens en plaatjes van Th. J. V. Alweer is er een jaar voorbij, Wat gaat de tijd toch snel! Met recht is dus het spreekwoord waar. Gebruik den tijd toch wel! Gebruik hem goed, tot heil van II En van Uw medemensch, En op zichzelf is dat voor U, Een heele mooie wensch. Het is maar slechts, komt gij hem na? Neemt 't niet alleen u voor. Maar doe het, en dan zult gij zien: Gij komt er schitt'rend door! Wat is er in het oude jaar Alzoo ook weer gebeurd? Zijn van U vrienden heengegaa Waar gij nog over treurt? Of was voor U het oude jaar Een bron van zaligheid? Of raakte U door een bankroet Uw laatste centen kwijt? Of wel, werd door een sweepstake-lot Uw beursje weer gevuld? Of kwam U door de werkloosheid Tot duizend gulden schuld? Ik weet niet wat het antwoord is. Maar één ding weet ik wel: Dat deze crisis velen maakt Het leven tot een „hel". Maar er komt weer een and're tijd, Men heeft het ons voorspeld. Dus hopen maar, dat 't nieuwe jaar Weer bet're dagen telt. In het begin van 't oude jaar De „Stanfries IV" verging. Dat was om te beginnen al Een zeer verschrik'lijk ding. De zee toch is meedoogenloos Hoe rustig ze soms is, Zij brengt in veler hulsgezin Een golf van droefenis. De Volkenbond, een nuttig iets, Kwam langzaam werkend weer Zeer vele malen bi] elkaar. Waarbij dan een mijnheer Met gloed een redevoering hield Voor vrede, recht en goed. Terwijl hij sprak, werd China's grond Gedrenkt door menschenbloed. Het huisje met de blauwe stoep Deed heel wat zaken af. Zooals de rechtbankjournalist Ze U ten beste gaf. Er waren zaken bij, 't is waar, Vol geest en vol humor, Maar als het soms iets ernstigs was, De uitspraak wasde „Nor". Aan sport wordt er in Nederland Bijzonder veel gedaan. Een kaaskop komt, wat dat betreft, Toch lang niet achteraan: In voetbal, ren- en zwemsport is De Hollander bekend. Een rilling gaat je langs je rug, Als Piet van Kempen rent. Ook komt aan de Recherche hier Een woord van dankbaarheid. Zij hebben door hun scherp verstand Ons van veel last bevrijd; Zij losten in zeer korten tijd Wel zeven kraakies op. Ik zeg maar zoo, aan zulke lui, Heeft Helder lang geen strop! En dan in Soest, dat was een grap: Twee dieven zaten daar Heel knusjes in een brandkast en Men dacht: 't is voor elkaar! Maar plots'ling kwam de directeur, Die sloot de knapen op. Ze zitten nu in Schevening' Te denken aan hun strop. Nu gaan wij naar een ander Land, Waar Mussolini zegt: De slanke lijn is voor een vrouw, Geloof mij, reuze slecht. Ik zie ze liefst wat steviger, Wat molliger gebouwd, De zaak der Italiaansche Vrouw, Is aan hem toevertrouwd. En verder in Amerika, Het land van roof en moord. Waar de all round bandiet zich niet Aan de politie stoort, Waar men zich schaamteloos vergrijpt Zelfs aan het kleinste kind, Waar men van smokkelhandel leeft, En men politie vindt. Die, als hen iets wordt toegestopt, Een oogje dicht gaat doen: Men noemt dat vrij Amerika, Hoe kan het, met fatsoen? Finm-B En dan de populaire Jim, Oók uit Amerika, Die kwam naar Frankrijk, smeet met geld Men zei, wie doet het na? Maar spoedig liep het in het oog En New-York's burgervaar Vond dat, zooals begrijp'lijk is, Toch wel een beetje naar. Nu stelt men in een onderzoek: Hoe kwam hij aan dat geld? Ze hebben de Gemeentekas Eens even nageteld. Maar Jimmy blijft toch populair, Ach ja, 't is maar een slag: Je kan gerust een zijsprong doen, Als men je eenmaal mag. Nu gaan wij van Amerika, Eens naar Enkhuizen toe. 't Gemeentegeld wordt daar beheerd, U moet eens weten hoe. Reusachtig hoor, hun zuinigheid Is wijd en zijd bekend, Toen men om reisvergoeding vroeg, Kreeg men per maandéén cent! Dat was voor reizen, snapt U wel, Naar Hoorn en terug. Voor les aan een bijzondere school, 't Berekenen ging vlug. Gemeenteraad zei: ja, 't is waar. Vergoeding is verplicht De wet zegt echter niet hoeveel. Men ademde verlicht. Vandaar men kwam tot het besluit Hierboven al gezegd, Enkhuizenaars zijn grappig volk, Wel gierig, maar niet slecht. In Gouda was het ook wel leuk, t Was vóór de varkenswet, Toen er een boer met biggen stond, Op t hoofd een zijden pet. De biggen knorden 'n biggenlied. Daardoor verteederd, kwam Een blozende, echt Hollandsches Engeland teekenen van bijzondere hartelijkheid, waar mee Mac Donald de traditie van de vorige regeering slechts voortzette. De verhoudingen in het Britsche rijk zelf werden in dit jaar. ofschoon de conferentie van Ottawa een vaster band moest vormen, hier en daar bedenkelijk stroever. Zoo schiep het aan de regeering komen van De Valera) in den Ierschen Vrijstaat een conflict tenge volge van De Valera's weigering om de ge wone betalingen voor het uitkoopen van de Engelsche landeigenaars te doen. En in Indië waar Gandhi erin slaagde door vasten een overeenstemming te bewerken tusschen de Hindoe-kasten en de Paria's, bleef de toestand er een van gewapende vrede. In de Veerenigde Staten hadden dit jaar de verkiezingen plaats voor het kiescollege, dat den president kiest. De republikeinen leden daarbij de nederlaag, zoo dat de candidaat der democraten Roosevelt het volgend jaar Maart president wordt. Op het protectionisme der Vereenigde Staten kan dit allicht eenigen invloed ten goede oefenen. En schattige madam. Ze zei: wat kost zoo'n biggetje? Vijf pop, het is geen geld. Toen heeft ze met een kleur als vuur, Den boer haar leed verteld, Ze had geen vijf, ze had geen vier. Geen drie, geen twee, en toen „Neem mee zoo'n big", zei vlug de boer, „Geef mij: vier maal een zoen!" Nu gaan wij eens naar Duitschland heen, Waar Hitier heeft beweerd. Dat hij binnen zeer korten tijd Toch zeker triomfeert. Hij dacht, het loopt op rollen, maar. Adolf bleef niet alleen: Er zijn meer fikkies op de kust, Die loeren op een been. Terug naar Nederland gekeerd. Natuurlijk in de krant, Verstarde plotseling mijn blik. En beefde mijne hand, Want door de daling van het pond. (Hoe kon men zooiets doen?) Had de Nederlandsche Bank een strop Van rond dertig millioen. Nu zult U zeggen, wel verdraaid, Wat gaat dat jou toch aan? Vergeet dan, vraag ik, niet, dat ik. Daar óók één pond had staan. Maar afgestapt van 't gouden pond, Er was een gouden feest. Ditmaal was het van O.K.K. En 't is er één geweest! Dat Oefening Kunst Kweekt, liet zij zien, Van d' allerbeste soort. Men is gehuldigd, en verdiend, Zooals het ook behoort. Dan Dr. Robert Koch herdacht, Die zeer eenvoudig bleef^ Hoewel hij een der grootsten was Zooals men 'm ook beschreef. Verdelger van de T.B.C.- En Cholera bacil, Een man, die jarenlang, met kracht En met een vasten wil De overwinnaar wilde zijn, Tot heil van 't nageslacht. Die door zijn werk voor duizenden Een betere toekomst bracht, Alleen door een tekort aan geld, Wordt 't werk van hem vertraagd. Denk daar eens aan, als men van U Een heel klein offer vraagt. Dan is er nog een treurig feit: De doodstraf is er nog, Maak daar nu eens een einde aan, Hoe is het mogelijk toch! Men wordt veroordeeld voor een moord, Natuurlijk, dat is goed, Maar treed niet zelf als moordenaar op, Begeer geen bloed voor bloed. Roemenië, dat is het land Waar nu een Kamerlid, Omdat hij rooverhoofdman was, In de gevangenis zit. Het rooven zat hem iri het bloed. Het stelen vond hij fijn! Wat ben ik blij, dat in ons land We allen eerlijk zijn! Er is wel eens een Kamerlid Een beetje al te fel, Maar overigens gaat het best. Ja, heusch. het gaat hier wel. Door heel ons vaderland. Vier mannen vonden daar den dood. Niet één ontkwam er aan Ze zouden spoedig weer terug. Terug naar Holland gaan. De moord op President Doumer, Gaf heel de aard' een schok. Waarom of Gorgoelof het deed? Hij koesterde geen wrok Of haat tegen den President, Toch heeft hij het gedaan. In 't leven komt men menigmaal Voor raadseltjes te staan. De man moest wel krankzinnig zijn, Men heeft dat ook verklaard. Maar toch, niettegenstaande dat. Werd de strop hem niet bespaard. Dan hier een woordje van protest: U gaat er mee accoord? De motorduivels aangepakt. Want het is ongehoord! Zoo rijden ze er maar op los, Met donderend geweld, Steeds harder, dat is hun vermaak, Geen menschenleven telt. PALAC.O C Hier heb ik nog een leuke mop, Ook uit de krant vandaan: Men wil in Buenos Aires nu Wat vlugger worden gaan. De sofa's worden opgeruimd In het gemeentehuis, En ook de leunstoel gaat er uit, Nou, dat was ook niet pluis. Verbeeld U, dat zoo'n ambtenaar Een steuntje hebben moet, Of dat hij op de sofa maar Zijn middagdutje doet! Dat zou toch wel het toppunt zijn Van luiheid, is 't niet waar? Want hij, die voor belasting dokt, Is daardoor de sigaar. onbewaakte overweg Bracht velen in gevaar, ie ^e gevallen leest, Wordt je gewoonweg naar. Het aantal dooden is weer Je staat er van versteld. Kost de bewaking van zoo'n weg Dan heusch toch zooveel geld? Als men U dan als antwoord Dat men bezuinigen moet, Doe het dan ergens anders op Want zóó is het niet goed. Uit Indië kwam het bericht, Een vliegtuig is verbrand. De droeve tijding ging al vlug groot. geeft, Op Texel en op Wieringen Wordt men ook al brutaal, Een dievenstel veroorzaakt daar. Een vreeselijk kabaal. Totnogtoe kwam het niet veel voor. Dat daar iets werd gejat. Want jarenlang had men beslist Nog nooit eens last gehad. De brave Texelaars, zij zijn, U snapt, geheel van streek, Wanneer je van een diefstal spreekt, Worden hun neuzen bleek. De Wieringers, van 't zelfde hoor. Ze zitten in hun piep, Wat dat betreft, is 't daar al net, Als hier in Nieuwediép. In Duitschland ging het mis en woedt De burgeroorlog voort, De socialist wordt door fascist Koelbloedig snel vermoord. De communisten raken slaags. Zóó kan 't niet langer gaan. Gij zult niet dooden, het gebod, Houdt U daar toch eens aan! In Putbroek was het een schandaal; Het stroopersdrama bracht Een golf van afschuw over 't land; 't Gebeurde in dien nacht, Vergeet men nog in jaren niet. De moord'naars kregen straf, Maar daarmee haalt men nu eenmaal De dooden niet uit 't graf. Het schatten graven in Zaandam, Dat was beslist een strop! 't Is niets, zei Madame Sylvia, Ik zoek het verderop! Nu is zij in Den Bosch, en zegt: Het zal hier beter gaan, En eer ik wat gevonden heb, Ga ik hier niet vandaan. En met een helderzienden blik Keek zij, en zag, en toen, Sprak zij: geloof mij maar gerust Straks vinden wij de poen!1) Of zij al iets gevonden heeft? Het is mij niet bekend, Maar één ding weet ik heel beslist. Dat men aan 't gekste went. Er is met Israël Querido Een schrijver heengegaan, Die door zijn prachtig beeldend Een plaats had heel vooraan In d' Nederlandsche literatuur, Zijn roem duurt eeuwig voort, Rust zacht, gij meester van de Is ons eenvoudig woord! werk. pen, De Prins van Wales, de modeman, Heeft blijkbaar ook een hart. Hij deelt tenminste mede in Der werkloozen smart. Hij heeft gezegd: 'k zal alles doen, Ik reken het tot plicht, Dat de Regeering steeds het oog Op hun belangen richt. Van Wieringen komt het bericht: Een fokstier aangekocht! Dat wordt bekend gemaakt, voor Die 't nog niet weten mocht. De koe toch staat in Nederland Een reuze stuk vooraan, De stier zal zorgen, 't is zijn plicht, Het geld. hem Van 't Heldersche politiecorps. Dat kloek de beenen nam. Men hield van hier een afstandsmarsch. En 's avonds kwam men stram Maar opgewekt in Helder aan, De tippel was volbracht. Dat moest men maar eens meer gaan doen, De schoenmaker, hij lacht. Wanneer hij aan de tipp'laars denkt, Dan bromt hij heel tevrêe: Laat loopen maar wie loopen wil, Men slijt er schoenen mee Dat Holland ook voortaan. Ook in het teeken van de kaas Als steeds zijn roem behoudt, Dus is op deze Wieringer stier, Ons aller hoop gebouwd. f is «•- i6«ro„4e '7* lojto II. I1 m. In Soest staat een herstellingsoord. De directrice zag Een paar verdachte menschen staan En dacht: vooruit, ik mag Politie wel eens vragen gaan Of zij eens even komt; Van 't antwoord dat zij kreeg van hen, Stond zij gewoon verstomd. Politie zei: pardon mevrouw, Hoe of het ons ook spijt, Om nu de ronde te gaan doen. Daarvoor is 't nog geen tijd. Komt bij U iemand aan de deur Met een of ander goed, Dat men verkoopt op huurcontract, Weet wel wat U dan doet, Wanneer U koopt, of wel Uw vrouwl Zij teekent een contract, Dan moet U vast betalen ook, Anders wordt U gepakt. Dat ik dit schrijf, dat heeft een doel: Het komt veelvuldig voor Dat men U stuurt een waardloos prul, En daar komt herrie door. Toen op de Nederlandsche kust Men vliegtuigresten vond, Was ('t is voor ieder duidelijk), De vrees niet ongegrond, Dat weer een ongeluk was gebeurd. Maar hoe en waarvandaan, Het vliegtuig was gekomen, dat Kwam nog niet vast te staan. Men zei het komt uit Engeland, En het gevonden lijk, Dat-stelde het vermoeden vast, Maar Engeland gaf geen blijk Te weten of 't van hen kon zijn. Bij hen werd niets vermist Zoodat men nu in Holland maar Het een en ander gist. Is er van spionnage soms, Een heel klein beetje waar? Dan is het toch van hun kant niet. Een al te mooi gebaar! Maar heeft het als zoodanig niets Met zooiets uit te staan, Dan kan men beter met elkaar, Eens eerlijk praten gaan. Men spreekt met groote afschuw van Wat koppensnellers zijn. Men zegt, dat hun manieren, nu. Niet al te vriendelijk zijn. Zij voeren van het krijgstooneel. Het hoofd des vijands mee. Met zoo'n bezit voelt zoo'n barbaar. Zich knusjes en tevrêe Maar heeft de wereldoorlog ons Iets anders laten zien? Of vindt - U 'n gasverstikkingsdood Gerieflijker misschien' Wij hebben van den zomer nu Beslist geen klacht gehad, Het stille strand werd druk bezocht, En. men zag in het bad. Naast dames van de slanke lijn. Ook dames, zwaar gebouwd, Die lachen om die modegril. Want waren z' al getrouwd. Dan komt het er op zestig of Op tachtig p>ond niet aan: Een man loopt eenmaal niet zoo gauw, Meer bij zijn vrouw vandaan. Den Helder staat, dat is een feit, Op hoog verfraaiingspeil. Men past zich aan bij het verkeer, Men blijft geheel in stijl. Lantaarnpalen, nieuwste soort, Ik zeg: wie doet je wat? Wij hebben hier nog nooit, 't is waar, Zoo'n zee van licht gehad! Plantsoenen zijn er aangelegd. En straks begint men vlug Te bouwen, zoo U allen weet. Een nieuwe vaste brug. Een woord van lof komt zeker toe Aan den gemeenteraad. Zij houden niet van lang gesmoes. Maar werken met de daad. Nu Hoover weer heeft afgedaan. En Roosevelt regeert, Nu voortaan weer Amerika Het „Natte" prefereert. Nu leeft Schiedam weer op en wordt „Oom Sam door 't Schiedam's nat, Het prateri over oorlogsschuld, Misschien wel spoedig zat. En onder t drinken van een Bols Of ander geestrijk vocht, Maakt hij een einde aan 't geval, Maar als dat wezen mocht? Laat elke staat der wereld dan, r>ie in de schulden zat, Door „NOOIT meer OORLOG" Men 'n lesje heeft gehad. Een kok spreekt voor de radio Hoe of men koken moet: Een lepel dit, een lepel dat, Onthoudt U het nu goed? Zoo krijg je fijne erwtensoep, Zoo maakt men pruimentaart. De werklooze hoort het aan, En kijkt eens naar zijn kaart. Waarop hij strakjes stemp'len moet, Ja, hoeveel maanden al? Hij zucht, bevoelt zijn leege maag.... C/Oi! hopeloos geval! toonen, dat ,'tWas een gruwelijke last en het ieed geweldig zeer. Het bloed stond er al- tijd voor. Allerlei huismiddeltjes deed ik er op, het beet geweldig, maar tel- kens kwamen de kloven terug. Oewone huid-crêmes hielpen mij evenmin. Maar nu heb ik geen last meer ervan. Nu wrijf ik eiken ochtend en avond Klooster balsem er op. Dat doet géén zeer en de huid is en blijft prachtig glad èn gezond, ook al kom ik met mijn han den vaak in het water. Het was een uitkomst." H de j te -S.H m tf IfCD'C ORIGINEEL TER IN2AQI „Geen goud zoo goed" Onovertroffen bij brand-en snij wonden Ook ongeëvenaard als wrfjfmiddel bij Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren Overal per pot v. 20 gr. f 0.60 en 50 gr. f 1.— Zij zijn er gloeiend bij, Want wapens zijn een groot gevaar, Vooral in kinderhand, Eu dat war bovenal het doel, Leest U maar goed de krant. De opgeschotei jongelui. Nog nat meest achter 't oor, Hielden in kinderrazernij. Je een revolver voor. En in hun zenuwachtigheid, Ging vaak het schot ook af, Met het gevolg, een kreet, een val, Eenversch gedolven graf! De een voelt wel, de ander niet, Voor wat een Gandhi doet. Maar een ding staat wel zeker vast: Hij strijdt met leeuwenmoed Voor 't recht, zooals hij meent, dat men Zijn volk ook geven moet. En hl) heeft daarvoor, zoo U weet. Zijn vrijheid ingeboet. Zijn daad, hoe men er over denkt, Dwingt toch bewond'ring af, Hij blijft zijn idealen trouw, Waar hij zich eens voor gaf. Wat voelt een mensch zich somtijds groot. En toch, wat zijn wij klein! Het groot en sterk zijn is als steeds. Gewoon maar enkel schijn. De aardschok heeft ons weer geleerd. De krachten der natuur. Wat zijn wij daar toch nietig bij, Men voelt het ieder uur! Ik heb nu uit het oude jaar Van alles wat verteld. Ik weet natuurlijk niet, of U Er soms op was gesteld. Maar 't neemt niet weg, dat ik mijn plicht. Nu bijna heb vervuld. Dat ik, zooals ik hopen zal, U nog iets heb onthuld, Wat U in deez' gejaagden tijd, Alweer ontschoten was. Dat U kan zeggen: dit of dat, Kwam toch nog wel van pas. Dan rest mij nog een afscheidswoord, En U begrijpt, nietwaar? Redactie, administratie en Vanzelf de teekenaar, Zij wenschen U veel voorspoed en Geluk ten allen tijd! Ook alle Nederlanders, die Op d'aarde zijn verspreid. Laat drieëndertig zijn voor II, Jaar van geluk en vrêe, Want gaat het U goed, deelen wij, Ook in de voorspoed mee. JAN MENS, Den Helder. Heeft U dat zaakje nagegaan Uer wapensmokk'larij? De smokkelaars, zij zijn gevat. Dat Is misEn een fietslamp, die te hoog gericht is, verblindt anderen. Dat is óók mis! 20 De rede strijdt veelal zeer onvoordeelig met de hartstochten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 2