m m m éh Wh. m m m \m TOB NOOIT HOEKJE Bridge-rubriek. n. den maat van den overtreder ver bieden in die kleur uit te komen; J IEDEREEN HEEFT SCHEPPENDE KRACHT. Hoe kan men deze het best tot actie prikkelen? Iedereen heeft scheppende kracht in zich, misschien sluimerend, maar daardoor niet minder onbetwistbaar aanwezig. Het gaat ermede als met alle andere karaktereigenschappen. Bij de een zal deze kracht al vroeg tot uiting komen, bij den ander laat, mis schien bij een derde heelemaal niet. De meeste inenschen hebben in hun jeugd wel liefhebberij in het een of ander, Waarin ze uitblinken, gevoel voor schilderen, schrijven, componee- ren of teekenen, en handigheid in een van deze artistieke uitingen. Anderen hielden enthousiaste toespraken over het een of ander voor een auditorium van vriendjes, die ademloos waren van bewondering. Soms brengt een laat-bloeiend talent den bezitter den grootsten roem. Hoe kan men nu ontdekken, in welke richting ieder zijn eigen scheppende kracht het best kan ontwikkelen. La ten we het eerst eens hebben over den schrijver-in-den dop. Iemand, die een stukje probeert te schrijven over een onderwerp, waarvan nij goed op de hoogte is, zal al heel gauw ontdekken, dat zelfs dit lang niet meevalt. Het zijn volstrekt niet de belangrijkste feiten en bijzonderheden, die u het eerst in de gedachte komen, en er zal heel wat geschrapt, veranderd en ingevoegd moeten worden, vóór het geheel naar uw zin is. Zijn lezers te boeien en mee te sleepen is iets, waarvan ieder schrij ver weer voor zichzelf het geheim moet ontdekken. Om werkelijk uit drukking te geven aan een talent, dat in de kiem aanwezig is, moet iemand zijn persoonlijkheid cultiveeren. Criti- seer uw eigen werk streng en spaar u zelf niet. Zelf-genoegzaamheid is de grootste vijand van succes, omdat deze eigenschap de energie verlamt. Auto suggestie kan u belangrijk helpen bij uw scheppend werk. Iedereen wordt in zijn gedragingen beïnvloed door sug gestieve krachten buitenaf, maar bij menschen, die succes hebben speelt auto-suggestie gewoonlijk een voor name rol. Want auto-suggestie komt uit ons eigen wezen, en is dus reeds min of meer in harmonie met onze andere eigenschappen. Er zijn twee soorten van auto-sug gestie: de bewuste en de onbewuste. De eerste is een van de machtigste ge dachte-krachten, de tweede is een der steunpilaren van Coué's methode. Door middel van bewuste aüto-suggestie kan men zelfvertrouwen aankweeken, en zelfvertrouwen moet u helpen, als u voor een taak staat, die u moeilijk toeschijnt. Laten wij nu eens als voor beeld nemen: een aankomend schrij ver, die een novelle heeft geschreven. Het onderwerp doet er niet toe, even min doet het ertoe, of hij schrijft uit liefhebberij of om zijn brood te ver dienen. Maar hoe dan ook, hij is niet tevreden met zijn werk, en weet toch niet goed, wat hij eraan zou kunnen of willen veranderen. Zijn inspiratie is voor het oogenblik uitgeput. Zoo iemand kan probeeren, of het lezen van het werk van anderen hem niet op een idee kan brengen. Niet dat hij een anderen schrijver moet gaan imitee- ren, dat allerminst. Neen, juist door den geest te verstrooien door het lezen van werk van anderen, door het eigen werk weer eens even heelemaal opzij te zetten, kan men soms het best de geestelijke vermoeidheid verdrijven, die dikwijls de oorzaak is van gebrek aan inspiratie. Vroeger of later zal de inspiratie vanzelf komen. Ieder artist doet ver standig, met zoo nu en dan eens een poos rust te nemen, dan het beste te gaan zien of hooren, wat er op zijn gebied te hooren of te zien is. Zelden is iemand zich ervan bewust, wat het geweest is, dat hem plotseling weer krachtig tot werken inspideerde. Dat hoeft ook niet; wij zoeken de inspi ratie en waardoor deze tot ons komt is van minder belang. Laat mij nu nog een goeden raad ge ven, doe niets weg. Als u een ruwe schets heeft gemaakt, of een stukje voorloopig vluchtig neergeschreven, bewaar zooiets dan, al denkt u, dat er niets van deugt. Elk meesterwerk ont staat langzaam en misschien ontdekt u later in zoo'n gesmaad kladje iets, öat, sl of niet omgewerkt, heel goed bruikbaar is. Vernietig niets, vóórdat het gegeven in zijn volledige voltooiing u voldoet. En heb vertrouwen in uw werk. in uw eigen kunnen, geeft niet toe aan noodelooze buien van twijfel, bedenk, dat het dikwijls de grootste kunste naars zijn geweest, die in tflden van tegenslag het bitterst getwijfeld heb ben aan eigen kunnen- nrsnv Dr. JOS. DE COCK. XLIV. DE NIEUWE REGELS. (Vervolg.) Wij verzuimden de vorige week bij het trekken om partners te vermelder, dat in tegenstelling bij vroeger, waar de laagste begint met geven, thans de regel is gewijzigd, zoodat de trekker van de hoogste kaart het eerst geeft. De regels over spelen en uitkomen zijn niet veel veranderd. Alleer. denke men er om dat Z als hij een kaart in N (blinde) aanraakt, deze kaart als gespeeld geldt. Men kan zich er dus niet op beroepen dat men er nog zijn vinger op heeft dat mocht vroeger immers maar als men een kaart heeft aangeraakt, moet men die spe len. De eenige uitzondering hierop is, dat men bij het aanraken te kennen mag geven. „Ik ben de kaarten aan het rangschikken" of woorden van de zelfde beteekenis. Wij komen thans tot de regels van getoonde kaart, die te splitsen zijn in toonen van kaarten, voordat het bie den is afgeloopen en in dergelijke overtredingen gedurende het spel. a. Getoonde kaart tijdens het bieden: Na het geven en voor het sluiten van het bieden: 1. een enkele kaart langer dan een hanneur, getoond door W of O mag Z (die na het bieden leider is geworden) eischen: L dat dè kaart als getoonde kaart open wordt gelegd; 2. heeft de overtreder de bedoeling gehad daarmee uit te komen (welke bedoeling in sub 1 niet wordt veron dersteld) dan mag de speler links van den overtreder een nieuwe gift eischen, in elk geval mag hij het doen als de getoonde kaart een honneur was. b. Getoonde kaart tijdens het spel: Wanneer gedurende het spel O of W een kaart toonen, zonder die uit te spelen, mag Z eischen, dat die kaart als getoonde kaart blijft openliggen. Z kan eischen dat de overtreder die kaart voor- of bijspeelt, ook wanneer deze niet open op tafel is blijven lig gen. Z kan het uitkomen met of bijspelen van die kaart niet verbieden. Z kan den overtreder niet dwingen tot verzaken door hem te forceeren die kaart bij te spelen b.v. als Harten gevraagd wordt, de kaart in kwestie Klaveren is en de overtreder nog Harten in zijn hand heeft. Het komt wel eens voor dat een kaart te veel in het spel is. De regels daarvoor zijn als volgt: Wanneer gedurende het spelen be vonden wordt dat een speler tenge volge van verzuim van bijspelen bij een slag een kaart te veel heeft, is het volgende van toepassing: 1. als de overtreder uitgekomen is, vóór- of bijgespeeld heeft bij een vol genden slag. mag Z of W al naar ge lang het geval ligt, een nieuwe gift eischen. In de fout in Blinde begaan, dan gaat het spel echter door. 2. Wanneer het spel voortgezet wordt, dus als geen nieuwe gift ge- ëischt wordt, moet de overtreder uit zijn band een kaart wegwerpen, zoo mogelijk die kaart, welke hij in den onvolledigen slag zou hebben bijge speeld. Tegen den regel dat de Blinde zich aan het spreekwoord ..Zwijgen is Goud" moet houden, wordt nogal eens gezondigd. Wij vestigen daarom spe ciaal de aandacht op het volgerde: De Blinde mag zelfs niet door aan raken van een kaart zijn partner (Z) trachten te beïnvloeden. Doet hij dit toch, dan mag O eischen dat Z de aan geraakte kaart speelt, of spelen, van die kaart verbieden. De Blinde mag Z ook niet attent maken op eventueel uitspelen in de verkeerde hand (dus als Z uit N speelt, terwijl hij uit eigen hand had moeten uitkomen) Br ver keerd uitkomen van Z kunnen O of W eischen dat hij in de goede hand uitkomt zoo mogelijk in dezelfde kleur. Dat is een goede bepaling en voor deze overtreding kan hij dus be boet worden door ontneming van kans op juist snijden. u S CHA K E n7|_[ l J De oplossing van het probleem van Nanz zal ik de volgende maal behandele O. Stocchi. le prijs Die Schwalbe 1931. Wit begint en geeft mat in twee zetten. Wit: Kf7, Del, Tg4 en h3, Lh2 en h7, Pa5 en fl, pi b4 en d3. Zwart: Kd4, Te4, Pel en e7, pi c2 en d5. De groote schaakmeester Nimzowitsch, een zenuwachtige en prikkelbare figuur, heeft reeds vele anecdoten in het leven geroepen. Hij is een verklaard vijand van rooken en had op het laatste New-Yorker tournooi aan Vidmar ver zocht, dit na te laten. Toen Vidmar, door macht der gewoonte, tenslotte zijn sigarenkoker naast zich op tafel legde, rende N. naar de tournooileider en beklaagde zich over het rooken van Vidmar, niettegenstaande de afspraak „Maar hij rookt heelemaal niet" zei de leider. „U weet ook wel, als schaker"' was het antwoord, „dat de dreiging sterker is, als de uitvoering!" Op het laatste tournooi te Karlsbad, spelende met de Cubaner Canal, ziet Nimzowitsch, dat deze iets tusschen zijn lippen steekt. Hoewel het maar een onschuldig potlood was, begint N. zonder meer te hoesten en met zijn zakdoek te waaien. Bij een Belgisch tournooi liet Nimzowitsch, in gedachten verzonden, zjjn zware kin dermate op zijn boord drukken, dat deze opensprong, terwijl het boordeknoopje kapot was. Goede raad was duur. N. slaat echter een pion van de tegenstander en verdwijnt even, om weldra correct en wel weder te ver schijnen. Sindsdien is er een pion vermist, van het spel, waarmede hij gespeeld heeftl De volgende partij heet, volgens Nimzowitsch zelf, de onsterfelijke zetdwangpartjj. Hij werd gespeeld in Kopenhagen 1923. Samisch d4 c4 Pf3 g» Lg2 Pc3 0-0 Peö Nimzowitsch. Pf6 e6 b6 Lb7 Le7 0-0 d5 c6 Dame indisch. c6 bevestigt het centrum. 9 cd6: cdö: 10 Lf4 a6 Om bö te spelen. 11 Tel b5 12 Db3 Pc6 Dreigt Pa5 en c4. 13 Pc6. Lc6 14 h3 Dd7 15 Kh2 Ph5 Om nu de koningsvleugel aan te vallen. 16 Ld2 f5 17 Ddl b4 Onweer aan twee kanten! 18 Pbl Lb5 19 Tgl Ld6 20 e4 fe4 Offert kalm het paard. 21 Dh5Tf2 22 Dg5 Ta f8 23 Khl T8fö 24 De3 Ld3 25 Teel h6 Typisch is nu, dat wit niet meer zetten kan, zonder direct te verliezen. Na Kh2 volgt Tf3; ook na g4 kan dit. Na a3 volgt a6. Wit gaf dus op. Dr. P. FEENSTRA KUIPER DAMMEN. Oplossing van het eindspel van C. Blankenaar. Zwart een dam op 47 en een schijf op 4. Wit 3 dammen op 5, 30, 36 en een schijf op 10. 1. 36—13 4X16 2. 5—19 16-20 Op b.v. 49-38; 19—24, 38X20; 30—25! w. w. Op 47—36; 13-14, 36—47; 19—41, 30-13 en 4X13 w. w. 3. 13-4 20—24 Op 20—25 volgt 4—15 en 19—24. 4. 19-13 24X35 5. 4—15 47—41 Op 35-40 volgt 13—24. Op 47—36 volgt 15—4. 6. 13—30 35X24 7. 15X36 Een zetje, dat den beginners dikwijls verrast, ligt opgesloten in den vol genden stand Zw. 8, 9, 14, 17/20, 26. Wit 25, 27/29, 37, 39, 43, 48. 37—31 48—42 27—22 28—23 29—24 39-34 25X31 26X37 37X48 18X27 19X28 20X29 48X30 Eindspelletje van L. Henneman, Romans. Wit speelt en wint. ij Stand: Wit 2 dammen op 12 en 19» schijf op 35. Zwart 3 schijven op 16,25 en43. Probleem van Pierre Broyer, Frankrijk j 'm F m «Bk' Tm// 1 sigjig np KC" Zwart: 8-10, 13, 19, 20, 24-26, 41. Wit: 27, 28, 30, 33 35, 38, 40, 43, Wit speelt en wint

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 30