r Een tandenvijlplecbtigtieid te Tabansn (Sali) 574 VAN ZATERDAG 14 JANUARI 1#33. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) BBaggBB het pradawerk bewonderen. Met groote angstoogen keek ze beurtelings mij en de patiëntjes aan en voelde zich eerst veilig, toen ze weer bij mij zat. De poenggawa bood ons thee aan, wat we natuurlijk aannamen. Weder troffen me de frissche kopjes en de be vallige wijze, waarop deze ons werden aangeboden. Een blik beschuitjes was geopend en mijn dochtertje bracht den poenggawa in verrukking door gretig een greep te doen. Ze moest op zijn knie zitten en liet dit gelukkig toe. „Wie is eigenlijk Uw aanstaande vrouw?" vroeg ik. „Deze, welke vlak vóór U ligt. Ik kan niet naar haar kij ken, anders voel ik de pijn mee; het gaat me door merg en been"; en ik zag hem even rillen. „De andere is mijn zuster. Het is natuurlijk voordeeliger als men de plechtigheid combineert; zij trouwt eerst over een paar maanden, maar. dan is deze plechtigheid tenminste al geschied". „Hoe lang duurt het nog?" „Nog een half uurtje, denk ik, meestal is het in een uur afgeloopen". „Viert U daarna nog meer feest?" „Ja, d'e gamelan speelt den geheelen dag door, verder geven wij djaoek (mas kerspel), lègong (dansspel van jonge meisjes), enz. Ook wordt er geofferd in den huistempel „En deze meisjes, kunnen ze mee ge nieten?" „Neen, meestal hebben ze zware hoofdpijn na afloop en voelen ze zich moe. Ook kunnen ze niet eten, ze gaan maar rusten of slapen". Het fijne handje van één der meisjes ging weer even omhoog en ze werd weer in zittende houding gebracht. Zij spoelde den mond en haar gezichtje was nu pijnlijk vertrokken. Haar werd' toen een sirihpruim aangeboden. Dit werkte volgens den poenggawa pijnstil lend. Het meisje naast haar was rus tiger, scheen beter de pijn te verdragen. Gejuich, gelach en gamelanspel wer den voortgezet. Lieflijk kabbelden de toontjes van de gendèr, en het wilde mij voorkomen, dat dit misschien aan leiding gaf en kalmeerend zou werken op de patiëntjes, ofschoon de poeng gawa beweerde, dat het vijlen een vree- selijk lawaai voor den patiënt veroor zaakt en dit waarschijnlijk de ontzet tende hoofdpijn tot gevolg heeft. Eindelijk was het afgeloopen. De meisjes werden overeind geholpen. Be langstellenden verdrongen zich om haar heen. Weer prevelden de pedanda's eenige gebeden. Voorts moesten ze van het wijwater drinken en weer sirih kau wen, wat weer een pijnlijke trek op de gezichtjes te voorschijn riep. Onder Dertien jaar oud, moest hij naar de Middelbare school; dus naar Holland. Nog steeds zag mevr. de Lange haar oogappel staan, bij de railing, met die prachtige bruine oogen, terwijl zijn donkere krullen als vlindertjes om zijn hoofdje speelden. Toen was het vreeselijk bericht ge komen in den vorm van een telegram. Jerry was op 18-jarigen leeftijd zijn kosthuis ontvlucht en niet meer terug gekomen. Het gymnasium was hem te zwaar geworden. Steeds heviger drukte de last van studeeren, het eeuwig ge jakker en vossen op zijn jonge kun stenaarsziel. En nu was hij weg! Vier jaar geleden was dit gebeurd. En na dien tijd werd er in de administrateurs woning van de suiker-onderneming „Kelawin" geen woord meer gespro ken over den jongsten zoon. Zijn va der had hem dood verklaard. Dood was zijn zoon voor hem. Komediant!!! Met minachting slechts kon hij dit woord uitspreken. Dat zijn zoon zich tot zoo iets had kunnen verlagen. Doch zijn moeder leed. Leed in stilte, zooals alleen een moeder lijden kan, om haar Jerry! Zij voelde, hoe moeilijk het was voor haar zoon, nog langer weerstand te bieden tegen dat, voor hem zoo reine en mooie gevoel. Nooit had zij meer met haar man over haar zoon ge-sproken. Dat duldde hij niet. Maar 's avonds, voor ze naar door Mevr. A. S. B. HEYTINGNBPVEU. Ben onzer Indische lezeressen zend ons de volgende interessante beschrij ving. Een van de grootste plechtigheden onder de voorname Baliërs is wel het itandenvijlen, dat even voor of na het huwelijk plaats heeft. Het meest in pen vorm is wel, er vóór. Een nieuwbenoemde poenggawa (dis trictshoofd) van Tabanan kwam efens jop een middag ons uitnoodigen, om den 'Volgenden dag deze feestelijkheid te jzijnen huize bij te wonen. Tegelijk met jzijn aanstaande vrouw zou ook een zus- [ter van hem de behandeling ondergaan. Den volgenden morgen kondigde ons jhet gamelanspel om zes uur reeds aan, jdat er aan de toebereidselen gewerkt werd. Tegen acht uur begaven wy ons naar de poeri (paleis) van het districts hoofd. Keurig en met de gratie, den Oosterling eigen, werden wij binnenge leid in de poort. Een steil trapje af. jeen nauwe gang door en we stonden jplotseling te midden der feestelijkhe- jden. Op frissche matjes zaten de gasten in [hun kleurige, feestelijke kleedy. Hel- jdere kopjes, waaruit een koffiegeur op- pteeg, met goudgele gebakken pisang [op schoteltjes stipten op de frissche imatjes. Wij zelf moesten echter een [soort van pendapa bestijgen en er wer den ons stoelen aangeboden. Op praalbedden, overladen met mooi |ge\veven doeken, welke ieder op zich zelf hun beteekenis hadden, zouden de twee jonge meisjes naast elkaar plaats nemen. We zagen haar statig voort schrijdend aankomen. Onder heftig ga melanspel werden ze geleid over kleu rige loopers. Haar voeten waren gewik- ke'd in een soort heel lange kousen. Op mijn vraag, wat dat beteekende, legde men mü uit, dat de medskes niet in on middellijke aanraking met de aarde mochten komen. Waardig en met strak ke gezichtjes, zich volkomen bewust van haar belangrijkheid, wachtten zij de hulp van de pedanda-istri (priesteres), welke haar op de ligplaatsen hielp jplaats nemen. De pendapa schitterde in het zonlicht linet al zijn weefsels vol goud en zilver ien oud kralenwerk. Een dienaar bracht Ide pedanda's (priesters) op een blad1 mooi zilveren vaatwerk aan, welke de [benoodigdheden voor het vijlen uit #nc bei maakten. Elk voorwerp weid gewijd; zacht voor zich heen prevelden de beide pedanda's hun gebeden er over uit. De zwaar beringde handjes gevou wen, de goud' getooide kopjes in stille afwachting, met haar fluweelen oogen omhoog gericht geleken deze kind vrouwtjes het toonbeeld van zelfbeheer- sching en overgave. Nog eenige sym bolische handelingen, o. a. het aanraken der tanden met den ring van den pe- danda, en het eigenlijke tand-envijien begon. De vijl werd aangezet, een stukje geleden aan dezelfde bewerking onder worpen, maar ik kon het niet lang uit houden. Ik kreeg er hoofdpijn van, en cacht flauw te vallen. Hij toonde mij zijn tanden, die slechts weinig korter waren dan de naastbij ge legene„Maar", voegde hij er wijsgeerig aan toe, „een vrouw verdraagt veel mber pijn dan een man". Ik glimlachte om deze bekentenis, welke ik niet in het Oosten verwacht had. Eén van de meisjes richtte zich op en ik meende, dat ze onwel werd. Doch het was slechts om den mond te spoe len. Op verzoek der vrouwelijke omstan ders trok ze haar bovenlip op, om te laten zien, hoever de operatie gevor derd was. Men prees, sprak haar moed in en het kopje werd weer met zachte toewijding neergelegd. Hier trof mij het med,©gevoel, dat Offerplechtigheid in den tempel bij het tandetrnjton (Zuid-Bali). suikerriet' was tevoren tusschen de kie zen geplaatst om haar het openhouden van den mond te vergemakkelijken. Heftig schudden de kopjes onder de be handeling, zoodat ik medelijden kreee met de slachtoffertjes, die deze primi tieve tandartsbehandeling moesten on dergaan. Ik vroeg mijn gastheer, of het geen ondragelijke pijn veroorzaakte. Ja, zei hij, ik heb mij een paar maanden vooral van vrouwelijke zijde betoond werd. Een oude Goestivrouw met een innemend vriendelijk uiterlijk, streelde zacht gedurende de behandeling de beeruen van het meisje. Haar oogen richtten zich vaak op mijn dochtertje, dat ze met knipoogjes en aanmoedi gende handbewegingen naar zich toe wilde lokken. Ze kwam haar halen en mijn kleintje moest even de kralen en; ZIJN EERSTE SPREKENDE FILM. KOOS VAN DUIJN. I In het dal van de geweldige vulkaan LSounat" lag verscholen tusschen de Kooge klapperboomen, waar slechts de {fabrieksschoorsteen brutaal bovenuit gluurde, de suiker-onderneming „Kela- föin" Het schelle geloei der sirene, dat tot tfiep in de vlakte doordrong, kondigde fean, dat de dagtaak geëindigd was. Het gekletter van hamers en het een- Éonig gezang der Javaansche werklie den verstomde en loste zich op in voe len geschuifel. Weldra stroomde de fabriek leeg. Voorop de Javaansche vrouwen, die bet zuiveren der ruwe suiker tot dienst hadden. Daar achter, sloomer en be daarder, de mannelijke helft, allen bly *n vroolijk, dat deze werkdag ook weer tot het verleden behoorde. Op liet kantoor der suiker-oiiderue- pning, was men ook bezig de laatste hand te leggen aan de dagtaak. In den hoek van het kantoor, stonden eenige tuin-employé's, verdiept in een ernstig gesprek; over de mogelijke promotie kansen in het suikerpercentage. Temidden van al deze menschen be woog zich de statige gestalte van den heer de Lange, administrateur van deze onderneming. Zijn uiterlijk boezemde een ieder ontzag in, en het hoeft daarom geen verwondering, dat iedereen hem vreesde. De Javanen gingen voor hem door het vuur en voor de Europeesche ge ëmployeerden bestond geen grooter eer, dan van de „baas" een goedkeu ring te krijgen. „Goeden middag heeren!" verliet de administrateur het kantoor en begaf zich naar zijn woning. Een laan, met aan beide kanten prachtige ketapangs, leidde er heen. Reeds op grooten af stand werd hij verwelkomd door twee Duitsche herders, die hem blaffend tegemoet kwamen en wild tegen hem opsprongen, als om maar de eerste te zijn, een vriendelijk woordje te krij gen van hun heer en meester. Als ge woonlijk zat Mary, zijn vrouw, reeds in den tuin met de thee. Acht jaren was liij nu al administrateur op deze onderneming. „Goeden middag, voruwtje", be groette hij zijn echtgenoote, terwijl hij zich in een rieten stoel neervleide. „Dag man", kwam het toonloos over de lippen van mevrouw de Lange. Een ieder zou direct het schril contrast hebben opgemerkt, wat betreft het uiterlijk van deze twee menschen. Het bleeke, ingevallen gelaat, met de fletse oogen deden niet denken aan een prettig en onbezorgd leven van deze voruw. Kon het anders? Vier kinderen had ze gehad. Drie ervan waren vooruit gekomen in de wereld, hadden iets gepresteerd, waar op hun ouders trotsch konden wezen. De oudste, een zoon, was op 29-jarigen leeftijd reeds kapitein bij de genie. Haar 2 dochters, reeds moeders, wa ren ook in het leven geslaagd, doch de jongste zoon. Als jongen van 8 jaar had hij reeds iets droomerigs over zich gehad. Ter wijl zijn vriendjes stoeiden en ravotten zat hij in gepeins, of was hij bezig met zijn marionetten, die hij zelf gemaakt had. Hoe schitterden die bruine oogen, ale hij zoo bezig was. 's Avonds, als zijn moeder hem naar bed bracht, liet hij zijn fantasie de vrije loop. „Later, mammie, als ik groot ben, word ik too- neelspeler en dan speel ik alléén voor u". Hoe weinig kon men vermoeden, dat juist de beteekenis van deze woorden de oorzaak zouden worden van het gebroken zijn van „Mammie".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 13